RBOVE 201020 afwijzing kosten; zaak niet geschikt voor deelgeschil; verschillende visies op toedracht; bodemproc. of getuigenverhoor was aangewezen
- Meer over dit onderwerp:
RBOVE 201020 auto botst op linksafslaande scooter; niet geschikt voor deelgeschil; bewijslevering door getuigenverhoor noodzakelijk
- afwijzing kosten; zaak niet geschikt voor deelgeschil; verschillende visies op toedracht; bodemproc. of getuigenverhoor was aangewezen
locatie ongeval: goo.gl/maps
2
De feiten
2.1.
Op 29 juni 2019 heeft in Rijssen een ongeval plaatsgevonden, waarbij [verzoeker] met zijn snorfiets en een verzekerde van Vivat ( [verweerster 2] ) met haar personenauto betrokken waren (het ongeval). Het ongeval heeft plaatsgevonden op de Wijnand Zeeuwstraat. [verzoeker] reed op die weg en wilde linksaf slaan, de Jacob Ruysdaelstraat in. [verzoeker] is toen aangereden door de van achterop komende (auto van) [verweerster 2] . [verzoeker] is ten val gekomen en heeft een gebroken sleutelbeen, hoofdletsel en diverse kneuzingen opgelopen. Vivat heeft geen aansprakelijkheid erkend.
2.2.
De ter zake van het ongeval opgemaakte mutatie van de politie vermeldt:
“( ... )
De bromscooter reed rechts op de rijbaan, werd in gehaald door de Fiat Panda thv de Jacob Ruysdaelstraat.
De bromscooter sloeg af richting de Jacob Ruysdaelstraat en kwam in botsing met de Fiat Panda. ( ... )”
In het ter zake opgemaakte proces-verbaal van de politie staat onder meer:
“( ... ) Toedracht
Bestuurder auto passeerde bromfiets. Bromfiets sloeg af. Aanrijding tot gevolg. ( ... )”
3
Het verzoek en het verweer
3.1.
Het verzoekschrift strekt er - kort samengevat - toe dat de rechtbank verklaart voor recht dat Vivat en [verweerster 2] aansprakelijk zijn voor de door [verzoeker] geleden en nog te lijden schade als gevolg van het ongeval en dat zij gehouden zijn die schade te vergoeden, met begroting van de kosten die [verzoeker] voor het geding heeft moeten maken op € 9.781,26 en met veroordeling van Vivat en [verweerster 2] tot betaling daarvan.
[verzoeker] heeft gesteld dat hij, voordat hij links wilde afslaan, had voorgesorteerd door midden op de weg te gaan rijden en dat zijn linker knipperlicht aan stond. Desalniettemin is hij van achteren door [verweerster 2] aangereden. [verweerster 2] heeft dus een verkeersfout gemaakt door hem geen voorrang te verlenen en is uit dien hoofde, net als Vivat dat is op grond van de WAM, aansprakelijk. Ter ondersteuning van zijn betoog heeft [verzoeker] zich beroepen op verklaringen van [A] en [B] en op een rapportage van CED Bergweg over de schade aan de auto van [verweerster 2] .
3.2.
Vivat en [verweerster 2] hebben gemotiveerd verweer gevoerd tegen het verzoek. Volgens hen heeft [verzoeker] bij het afslaan niet voorgesorteerd en geen richtaanwijzer aan gehad, maar is hij, toen [verweerster 2] vlak achter hem reed, plotseling links afgeslagen. [verweerster 2] kon hem toen niet meer ontwijken. Niet [verweerster 2] , maar [verzoeker] heeft in strijd met de verkeersregels gehandeld.
4
De beoordeling
4.1.
Het verzoek van [verzoeker] is gebaseerd op artikel 1019w Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Daarin is de mogelijkheid opgenomen van een deelgeschilprocedure. Deze procedure biedt zowel de persoon die schade lijdt door dood of letsel, als degene die daarvoor aansprakelijk wordt gehouden, de mogelijkheid om in de buitengerechtelijke onderhandelingsfase de rechter te adiëren. Doel van de deelgeschilprocedure is versnelling en vereenvoudiging van de buitengerechtelijke afhandeling van letsel- en overlijdensschade. Gezien het bepaalde in 1019z Rv wordt het verzoek afgewezen voor zover de verzochte beslissing onvoldoende kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereen-komst. Daarbij dient de investering in tijd, geld en moeite te worden afgewogen tegen het belang van het verzoek en de bijdrage die een beslissing aan de totstandkoming van een minnelijke regeling kan leveren.
4.2.
In het kader van de vaststelling van de aansprakelijkheid is uiteraard de feitelijke toedracht van het ongeval relevant. Partijen verschillen van mening over die toedracht.
Volgens [verzoeker] heeft hij zijn richtingaanwijzer gebruikt en reed hij al (voorsorterend) op de wegas toen hij werd aangereden. Volgens [verweerster 2] reed zij vlak achter [verzoeker] toen die plots zonder voor te sorteren of richting aan te geven afsloeg, zodat zij hem niet kon ontwijken.
Zou de lezing van [verzoeker] worden gevolgd, dan is [verweerster 2] aansprakelijk. Zou de lezing van [verweerster 2] worden gevolgd, dan is zij niet aansprakelijk.
4.3.
[A] en [B] hebben verklaard dat zij hebben gezien dat [verzoeker] heeft voorgesorteerd door op de wegas te gaan rijden en dat zijn linker knipperlicht aanstond. Zij hebben het ongeval echter naar eigen zeggen niet gezien. De verklaring van [A] dat hij het ongeval niet heeft gezien, hoewel hij achter [verzoeker] en [verweerster 2] fietste, vraagt om een nadere verklaring. Datzelfde geldt waar het gaat om de verklaring van [B] : als hij stond waar hij zegt dat hij stond, had hij maar zeer beperkt zicht op de straat waarop [verzoeker] en [verweerster 2] reden: hoe heeft hij dan het voorsorteren en het gebruik van het linker knipper-licht kunnen zien? [verzoeker] zelf is niet eenduidig over wat er is gebeurd, hetgeen overigens niet vreemd is niet nu direct na het ongeval (even) bewusteloos is geweest. De schade aan de auto van [verweerster 2] ondersteunt niet zonder meer het betoog van [verzoeker] . Integendeel, de schade aan de rechterkant van de auto zou erop kunnen wijzen dat [verzoeker] plotseling linksaf is gegaan, tegen de auto aan. Ten slotte is de vraag op basis van welke informatie de politie het proces-verbaal en de mutatie heeft opgemaakt: is dat vooral op basis van informatie van [verweerster 2] geweest?
4.4.
Gelet op hetgeen in 4.3. is beschreven kan op basis van de nu beschikbare gegevens niet met voldoende zekerheid worden geoordeeld dat [verweerster 2] het ongeval heeft veroorzaakt door één of meer verkeersregels te overtreden. Bewijslevering door het horen van getuigen zal noodzakelijk zijn alvorens een oordeel over de toedracht kan worden gegeven. Gelet op de daarmee gepaard gaande investering in tijd, geld en moeite, afgewogen tegen het belang van het verzoek en de bijdrage die een beslissing aan de totstandkoming van een minnelijke regeling kan leveren, is hiervoor in deze deelgeschilprocedure geen plaats. Het verzoek van [verzoeker] zal derhalve worden afgewezen.
4.5.
Ondanks de afwijzing van het verzoek dient in beginsel op de voet van artikel 1019aa Rv begroting plaats te vinden van de kosten bij de behandeling van het verzoek aan de zijde van [verzoeker] . Hierbij dient de dubbele redelijkheidstoets te worden gehanteerd: het dient redelijk te zijn dat de kosten zijn gemaakt en de hoogte van de kosten dient eveneens redelijk te zijn. Dit betekent dat als een deelgeschilprocedure volstrekt onnodig of onterecht is ingesteld, de kosten daarvan niet voor vergoeding in aanmerking komen. Deze situatie doet zich hier voor. [verzoeker] had, wetende dat [verweerster 2] /Vivat geen aansprakelijkheid wilden erkennen in verband met een andere visie op de ongevalstoedracht, kunnen voorzien dat nadere (uitvoerige) instructie nodig zou zijn, in verband waarmee hij had moeten kiezen voor een bodemprocedure of een voorlopig getuigenverhoor. Er is dan ook geen sprake van in redelijkheid gemaakte kosten. De rechtbank zal dan ook afzien van kostenbegroting en veroordeling van Vivat en [verweerster 2] in de kosten. ECLI:NL:RBOVE:2020:4825