Overslaan en naar de inhoud gaan

RBROT 19052 kosten niet begroot, want deelgeschil volstrekt onnodig of onterecht ingesteld

RBROT 190521 bedrijfsongeval; vordering in deelgeschil tot medewerking aan mediation afgewezen;
- kosten niet begroot, want deelgeschil volstrekt onnodig of onterecht ingesteld

4.4

Met Schenker en Achmea is de kantonrechter van oordeel dat het vrijwillige karakter van mediation er ook in letselschadezaken aan in de weg staat dat een partij kan worden gedwongen om daarmee in te stemmen en daaraan medewerking te verlenen. In dit geval staat het Schenker en Achmea, mede gelet op de omstandigheid dat voor [verzoeker] een eindregeling nog niet aan de orde is, vrij om hun medewerking daaraan te onthouden. Bijzondere omstandigheden op grond waarvan Schenker en Achmea ondanks het vrijwillige karakter van mediation zouden moeten worden gedwongen tot medewerking zijn in dit geval niet aan de orde, terwijl ook op enkele wijze is gebleken dat Schenker en Achmea de schaderegeling zouden hebben gefrustreerd. In de door Mijnbudgetcoach aangehaalde uitspraken ziet de kantonrechter geen aanleiding voor een anders oordeel. Uit artikel 9 en 10 van de Gedragsregels Behandeling Letselschade, waaraan Achmea zich heeft gecommitteerd, volgt dat partijen, in het geval dat de schaderegeling is vastgelopen en het hen niet lukt om gezamenlijk een oplossing te bereiken, zich - bij voorkeur gezamenlijk - tot derde wenden teneinde alsnog een oplossing te bewerkstelligen. Deze gedragsregels strekken er niet zonder meer toe dat Achmea kan worden verplicht deel te nemen aan mediation. Het voorgaande geldt eveneens voor de door Mijnbudgetcoach aangevoerde beschermingsnormen en arbeidsrechtelijke beginselen, waaronder het goed werkgeverschap als bedoeld in artikel 7:611 BW, nu immers tussen [verzoeker] en Schenker dan wel Achmea geen arbeidsovereenkomst heeft bestaan. Het standpunt van Schenker en Achmea om niet met het verzoek tot mediation in te stemmen kan niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt, laat staan dat er voldoende feiten en/of omstandigheden vaststaan die dit onaanvaardbaar maken. Zij zullen dan ook niet worden veroordeeld om aan een volwaardig mediationtraject of een pre(judicieel) mediationgesprek mee te werken (en daarvan de kosten te dagen). De conclusie luidt dat de primaire en subsidiaire verzoeken dan ook niet toewijsbaar zijn.

4.5
Door Mijnbudgetcoach is evenmin, althans niet voldoende, onderbouwd hoe en waarom het bevelen van Schenker en Achmea tot het meewerken aan het hervatten van het herstelcoach c.q. arbeidsdeskundig begeleidingstraject kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst. Daarnaast heeft te gelden dat een deelgeschilprocedure zich niet leent voor (nadere) deskundigenonderzoeken, een en ander zoals door Schenker en Achmea terecht is gesteld.

4.6
Uit de parlementaire geschiedenis bij artikel 1019aa Rv volgt dat ook als het verzoek wordt afgewezen, de kosten van de procedure dienen te worden begroot, tenzij deze volstrekt onnodig of onterecht is ingesteld. Die laatste situatie doet zich hier naar het oordeel van de kantonrechter voor. Mijnbudgetcoach had in redelijkheid moeten begrijpen dat de onderhavige procedure zich niet leent voor de door haar ingediende verzoeken en dat deze geen kans van slagen zouden hebben. Er is dan ook geen sprake van in redelijkheid gemaakte kosten. De kosten van de behandeling van de verzoeken komen dan ook niet voor vergoeding in aanmerking. Begroting van deze kosten kan derhalve achterwege blijven.

Citeerwijze: www.letselschademagazine.nl/2021/RBROT-190521