Overslaan en naar de inhoud gaan

RBZWB 110619 begroot op nihil vanwege rb-verz.

RBZWB 110619 twee fietsers rijden op korte afstand achter elkaar; de voorste remt maar houdt daarmee onvoldoende rekening met achterligger; eigen schuld 2/3.
- Met ratio deelgeschillenprocedure strookt niet dat verzoeker de kosten deels zelf dient te dragen; overigens begroot op nihil vanwege rb-verz.

3.12.

De conclusie luidt dat [verweerder sub 1] aansprakelijk is voor de schade die [verzoekster] als gevolg van het ongeval heeft geleden en dat [verweerder sub 1] en [verweerder sub 2] gehouden zijn om een derde deel van die schade te vergoeden. Het primaire verzoek van [verzoekster] zal worden afgewezen, terwijl het subsidiaire verzoek in voornoemde zin toewijsbaar is. Zowel het primaire als het subsidiaire verzoek van [verweerder sub 1] en [verweerder sub 2] dient te worden afgewezen.

3.13.
[verzoekster] stelt in het verzoekschrift dat zij in verband met het deelgeschil kosten voor juridische bijstand heeft gemaakt die tot en met 8 maart 2019 € 4.106,89 inclusief BTW en kantoorkosten bedragen. Zij heeft verwezen naar een als productie 10 overgelegde factuur met specificatie. Tijdens de mondelinge behandeling is namens haar naar voren gebracht dat sinds 8 maart 2019 nog ongeveer 7,5 uur, inclusief reistijd, met de behandeling van het deelgeschil gemoeid is geweest hetgeen resulteert in een bedrag van iets minder dan € 2.000,00. Een specificatie is niet overgelegd.

3.14.
[verweerder sub 1] en [verweerder sub 2] hebben betoogd dat de kosten van het deelgeschil dienen te worden begroot naar rato van het percentage van de schade dat op grond van eigen schuld voor rekening van [verweerder sub 1] blijft. De rechtbank verwerpt dit betoog. De deelgeschilprocedure beoogt onder meer de positie van de benadeelde te versterken door hem met een eenvoudige toegang tot de rechter een extra instrument te bieden om impasses in het buitengerechtelijk traject te doorbreken. De kostenregeling van de deelgeschilprocedure is daarvan een uitwerking doordat deze de financiële drempel voor de benadeelde om een deelgeschilprocedure te starten verlaagt. Met deze ratio strookt niet goed dat een benadeelde de kosten van de deelgeschilprocedure op grond van artikel 6:101 lid 1 BW deels zelf dient te dragen, zeker niet indien de eigen schuld onderwerp is van geschil. De billijkheid als genoemd in het slot van artikel 6:101 lid 1 BW eist daarom dat de aansprakelijke partij de kosten van het deelgeschil volledig dient te vergoeden.

3.15.
[verweerder sub 1] en [verweerder sub 2] hebben verder bestreden dat [verzoekster] zelf kosten in verband met het deelgeschil heeft gemaakt nu deze kosten worden betaald door Univé bij wie zij een rechtsbijstandverzekering heeft.

3.16.
[verzoekster] heeft aangevoerd dat zij er zelf voor heeft gekozen om een rechtsbijstandverzekering af te sluiten en dat dit geen voordeel mag opleveren voor de aansprakelijke partij. Zij betaalt iedere maand premie voor die verzekering. Als zij geen rechtsbijstandverzekering zou hebben gehad, was de aansprakelijke partij ook verplicht om de buitengerechtelijke kosten te betalen. Bovendien krijgt Univé een vorderingsrecht op de aansprakelijke partij indien zij de kosten van het deelgeschil dient te betalen zodat het veel logischer is om deze direct voor rekening van de aansprakelijke partij te laten komen, aldus [verzoekster] .

3.17.
De rechtbank overweegt dat [verzoekster] tijdens de mondelinge behandeling heeft aangeven dat Univé de kosten van het deelgeschil betaalt. Zij heeft niet gesteld dat zij jegens Univé gehouden is om deze kosten te verhalen op de aansprakelijke partij. De kosten van het deelgeschil dienen daarom op nihil te worden begroot. Dat Univé, zoals [verzoekster] stelt, in dat geval een vorderingsrecht heeft op [verweerder sub 1] of [verweerder sub 2] doet hier niet aan af. Het verzoek van [verzoekster] tot betaling van de kosten van het deelgeschil zal worden afgewezen. Matiging van de kosten als door [verweerder sub 1] en [verweerder sub 2] is verzocht is niet aan de orde, zodat het tegenverzoek dat ziet op de matiging van deze kosten eveneens zal worden afgewezen.

De beslissing

De rechtbank

4.1.
verklaart voor recht dat [verweerder sub 1] aansprakelijk is voor de door [verzoekster] als gevolg van het ongeval van 19 mei 2015 geleden en nog te lijden materiële en immateriële schade en dat hij en [verweerder sub 2] gehouden zijn tot vergoeding van een derde deel van die schade;

4.2.
begroot de kosten bij de behandeling van het verzoek aan de zijde van [verzoekster] op nihil;

4.3.
wijst het meer of anders verzochte af. ECLI:NL:RBZWB:2019:2849