Overslaan en naar de inhoud gaan

VanTraa.nl 0722 Hoe (ogenschijnlijk) misbruik van een deelgeschilprocedure nog niet hetzelfde is als misbruik van procesrecht

VanTraa.nl 0722 Hoe (ogenschijnlijk) misbruik van een deelgeschilprocedure nog niet hetzelfde is als misbruik van procesrecht

If it looks like a duck, swims like a duck and quacks like a duck, then it probably is a duck, of toch niet?

Deelgeschilprocedure

Over het nut en de toegevoegde waarde van de deelgeschilprocedure is al het nodige gezegd en geschreven. Het doel van een deelgeschilprocedure is dat partijen met behulp van de interventie van een deelgeschilrechter dichter bij een buitengerechtelijke oplossing komen, waarbij de uitspraak partijen in staat moet stellen de onderhandelingen daartoe weer op te pakken hetgeen mogelijk resulteert in de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst. Anders gezegd, er moet in de onderhandelingsfase sprake zijn van een patstelling op een enkel punt of enkele duidelijk te omlijnen punten. Wordt over dat ene punt beslist (door de deelgeschilrechter) dan zouden partijen er verder wel uit moeten kunnen komen. Hiermee is het een nuttig en laagdrempelig instrument om vastgelopen onderhandelingen weer vlot te trekken. Speelt bijvoorbeeld discussie over alleen nog de looptijd van een bepaalde schadepost (bijvoorbeeld huishoudelijke hulp) dan kan de uitspraak van de deelgeschilrechter het duwtje in de rug zijn om te komen tot overeenstemming en daarmee een vaststellingsovereenkomst.

Oneigenlijke incassoprocedure

In de praktijk komt het echter met de nodige regelmaat voor dat een deelgeschil op oneigenlijke gronden wordt ingesteld. Dan ziet het deelgeschil niet zozeer op inhoudelijke twistpunten, maar hoofdzakelijk op de omvang van de door de aansprakelijkheidsverzekeraar te vergoeden buitengerechtelijke kosten ex art. 6:96 BW. Het (oneigenlijke) doel van de deelgeschilprocedure is dan niet zozeer een inhoudelijk twistpunt, maar de facto de te vergoeden buitengerechtelijke kosten. Hier wordt (gelukkig) door rechtbanken veelvuldig een stokje voor gestoken. De deelgeschilprocedure is niet bedoeld als een incassoprocedure van buitengerechtelijke kosten en mag daar dus ook niet voor worden ingezet.[1] Wanneer de rechtbank hierbij oordeelt dat de deelgeschilprocedure volstrekt onnodig of onterecht is ingesteld, worden de kosten verbonden aan de deelgeschilprocedure niet begroot en komen deze dus niet voor vergoeding in aanmerking. Ook niet indien in een later stadium alsnog aansprakelijkheid wordt erkend dan wel anderszins tot een regeling wordt gekomen.

Casus

De kwestie die zich voordeed bij de Rechtbank Rotterdam kreeg een interessant vervolg en verdient nadere bespreking. De belangenbehartiger dient een verzoekschrift in waarin de helft van de pagina’s worden gewijd aan de vergoeding van de buitengerechtelijke kosten. Er wordt wel een schadeopstelling toegevoegd maar zonder enige toelichting of bewijs. Dit kan niet op de goedkeuring van de deelgeschilrechter rekenen. Deze is zelfs behoorlijk uitgesproken door te overwegen dat het op de weg van de belangenbehartiger had gelegen “de gestelde schade toe te lichten en aan de hand van onderliggende bescheiden aan te tonen. Door dat niet te doen, maar onmiddellijk te besluiten een deelgeschilprocedure aanhangig te maken heeft [verzoeker] misbruik van procesrecht gemaakt, zeker nu hij daardoor X (de aansprakelijkheidsverzekeraar) op kosten jaagt, temeer aangezien hij tevens aanspraak maakt op vergoeding van de buitengerechtelijke kosten in verband met het aanhangig maken van de onderhavige deelgeschilprocedure.”

Een jaar later heeft er tussen dezelfde partijen bij dezelfde rechtbank een bodemprocedure gespeeld.[2] Diverse door eiser gevorderde schadeposten worden in de bodemprocedure eveneens afgewezen wegens gebrek aan onderbouwing. Gesterkt door de door de deelgeschilrechter gebruikte bewoordingen dat sprake is van misbruik van procesrecht, stelt de aansprakelijkheidsverzekeraar een reconventionele eis in en vordert integrale vergoeding van de door haar in deelgeschil gemaakte proceskosten. Dit is voor de bodemrechter dan weer het andere uiterste en een brug te ver, hetgeen blijkt uit de volgende overweging (r.o. 4.19-20):

Vooropgesteld wordt dat de kosten die een verweerder in een deelgeschilprocedure maakt, niet voor vergoeding in aanmerking komen, nu die procedure wordt aangemerkt als onderdeel van de buitengerechtelijke onderhandelingsfase en de kosten die een verweerder in de buitengerechtelijke fase maakt, nimmer voor vergoeding in aanmerking komen. Dit is slechts dan anders indien het onrechtmatig zou zijn om een deelgeschilprocedure te starten. Daarvan is echter zelden sprake omdat procederen, ook als dat niet tot een gunstig resultaat leidt, op zichzelf niet als onrechtmatig kan worden aangemerkt. Voorts past (zie HR 6 april 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV7828) bij het aannemen van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen door het aanspannen van een procedure terughoudendheid, gelet op het recht op toegang tot de rechter dat mede gewaarborgd wordt door artikel 6 EVRM.
Gegeven deze strenge norm acht de kantonrechter, hoewel zij met haar collega van oordeel is dat het op de weg van [verweerder in reconventie, eiser in conventie] had gelegen om eerst, conform het verzoek van [de aansprakelijkheidsverzekeraar], zijn schade behoorlijk te onderbouwen alvorens een deelgeschilprocedure te starten, het instellen van die procedure niet onrechtmatig
.”

De door de deelgeschilrechter gehanteerde kwalificatie ‘misbruik van procesrecht’ brengt naar het oordeel van de bodemrechter dus nog niet mee dat sprake is van een onrechtmatig ingestelde procedure (wat als basis kan dienen voor integrale vergoeding van daadwerkelijk gemaakte proceskosten). Hier valt vanwege de strenge norm die daarvoor geldt (gelet op het recht op toegang tot de rechter op grond van artikel 6 EVRM) wat voor te zeggen. Tegelijkertijd zou een ander oordeel een mooie stok achter de deur zijn geweest om in te zetten in het geval een belangenbehartiger het eigen financieel gewin laat prevaleren en op onterechte gronden een deelgeschil aanhangig maakt (met alle tijd en kosten voor de aansprakelijkheidsverzekeraar van dien). Hiertoe moet het echter nog bonter worden gemaakt hetgeen slechts bij wijze van uitzondering het geval zal zijn. Gedacht kan worden aan de situatie dat de vordering wordt gebaseerd op feiten en omstandigheden waarvan de eisende partij de onjuistheid kende of had behoren te kennen dan wel op stellingen waarvan zij op voorhand moest begrijpen dat deze geen kans van slagen hadden[3] dan wel indien vervalste documenten zijn gebruikt.[4]

Conclusie

Alhoewel de deelgeschilrechter nog wel eens de kwalificatie ‘misbruik van procesrecht’ toekent aan een volstrekt onnodig of onterecht ingesteld deelgeschil, brengt dit in het gros van de gevallen niet met zich dat vervolgens, in een bodemprocedure, vergoeding kan worden gevorderd (door de initieel in deelgeschil verwerende partij) van de daadwerkelijk gemaakte (in deelgeschil) proceskosten. Zoals de Rechtbank Rotterdam terecht overwoog (zie voetnoot 2) kwalificeert een deelgeschil als een buitengerechtelijke onderhandelingsfase en komen de kosten van verweer daarvan, hoe zuur ook, in principe niet voor vergoeding in aanmerking. Dit neemt echter niet weg dat het loont de grenzen van het veelvuldig gebruikte instrument van de deelgeschilprocedure te bewaken en te voorkomen dat via de band van een deelgeschilprocedure een oneigenlijk incassotraject van buitengerechtelijke kosten wordt ingezet met als tweede doel vergoeding van de kosten van het deelgeschil. Door de deelgeschilrechter niet-begrote kosten van het deelgeschil behoeven immers niet te worden vergoed. Alhoewel dit niet leidt tot vergoeding van de zelf gemaakte kosten is voorstelbaar dat dit als een alternatieve manier van compensatie wordt ervaren.

Meer informatie en contact

Wilt u hierover meer weten, dan kunt u contact opnemen met Arian Lengton of Ronna Rutten.

* * *

[1] Rechtbank Den Haag 20 februari 2019, ECLI:NL:RBDHA:2019:7369; Rechtbank Rotterdam 15 januari 2019, ECLI:NL:RBROT:2019266.
[2] Rechtbank Rotterdam 3 april 2020, ECLI:NL:RBROT:2020:2843.
[3] Hoge Raad 29 juni 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA3516.
[4] Hoge Raad 16-03-2018, ECLI:NL:HR:2018:363.

www.vantraa.nl