RBMNE 160725 geen letsel, derhalve n.o. in deelgeschil; proceskosten verweerder cf liquidatietarief; 2 punten x € 614 = € 1228 + € 178 nakosten + € 714 griffierecht
- Meer over dit onderwerp:
RBMNE 160725 geen letsel, derhalve n.o. in deelgeschil; overigens geen aansprakelijkheid van inhalende partij t.o.v. linksafslaande partij
- proceskosten verweerder cf liquidatietarief; 2 punten x € 614 = € 1228 + € 178 nakosten + € 714 griffierecht
2De kern van de zaak
2.1.
Tussen [verzoeker] en de heer [A] heeft een aanrijding plaatsgevonden. [A] is verzekerd bij De Vereende. Partijen verschillen van mening over wie aansprakelijk is. Daarom is [verzoeker] deze deelgeschilprocedure begonnen. De Vereende vindt dat dat niet kan omdat [verzoeker] niet heeft laten zien dat hij bij het ongeval letsel heeft opgelopen. De rechtbank vindt dat deze kwestie inderdaad niet in een deelgeschil kan worden behandeld. Ook als dat wel had gekund, zou de conclusie zijn dat De Vereende niet aansprakelijk is tegenover [verzoeker] .
3De beoordeling
wat is er gebeurd?
3.1.
Op 2 januari 2021 rond 20.30 uur kwam [verzoeker] vanaf de Meerndijk de weg Reijerscop op rijden in de richting van Harmelen. Hij wilde linksaf slaan naar een parkeerterrein aan het begin van Reijerscop. Op het moment dat hij linksaf begon te slaan werd hij ingehaald door [A] , die rechtdoor wilde rijden. [A] raakte met de rechter voorkant van zijn auto de linker achterkant van de auto van [verzoeker] .
Van de locatie waar de aanrijding heeft plaatsgevonden zit in het dossier een situatieschets die een getuige heeft gemaakt. Hoewel de positie van de auto van [verzoeker] op het moment van de aanrijding (dwars op de weg) niet klopt met het schadebeeld (schade links achter) is het wel illustratief. Dat is de reden dat de rechtbank de schets in deze uitspraak heeft opgenomen. Meer of een andere betekenis dan ter illustratie heeft het dan ook niet.
*I.v.m. mogelijke herleidbaarheid naar personen is de afbeelding verwijderd.*
hoe is het toen verder gegaan?
3.2.
Met de brief van 25 januari 2021 heeft [verzoeker] De Vereende aansprakelijk gesteld. De Vereende heeft aansprakelijkheid afgewezen. Daarna zijn over en weer nog enkele brieven gestuurd. Dit heeft er niet voor gezorgd dat De Vereende haar standpunt heeft veranderd, zij blijft vinden dat zij niet aansprakelijk is, ook niet voor een deel. Om duidelijkheid te krijgen over de aansprakelijkheid is [verzoeker] deze procedure begonnen.
wat vraagt [verzoeker] ?
3.3.
[verzoeker] verzoekt de rechtbank om bij beschikking:
-
voor recht te verklaren dat De Vereende tegenover [verzoeker] 100% (of een ander percentage) aansprakelijk is voor de gevolgen van het ongeval dat [verzoeker] op 2 januari 2021 is overkomen;
-
de kosten van dit deelgeschil te begroten op € 8.814,20 en De Vereende te veroordelen om dit bedrag binnen tien dagen na de datum van de beschikking te betalen door het over te maken aan de advocaat van [verzoeker] .
plan van behandeling
3.4.
De rechtbank zal eerst bespreken of zij de zaak in behandeling kan nemen. Dat komt omdat De Vereende zegt dat [verzoeker] niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn verzoek. Dit is een belangrijk punt en wordt daarom hierna als eerste besproken. Daarna zal de rechtbank ingaan op de vraag of De Vereende aansprakelijk is. Als laatste punt wordt besproken wie de kosten van de procedure moet betalen.
geen letsel, geen deelgeschil
3.5.
[verzoeker] heeft zijn verzoek gebaseerd op de Wet Deelgeschilprocedure voor letsel- en overlijdensschade (artikel 1019w - 1019cc van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Eén van de vereisten om via deze route een zaak aan de rechter voor te leggen is dat het moet gaan om personenschade (schade door letsel of schade door overlijden). De deelgeschilprocedure kan dus niet worden gebruikt om een uitspraak te krijgen over aansprakelijkheid zonder dat er sprake is van letsel- of overlijdensschade.
3.6.
De Vereende vindt dat die situatie zich hier voordoet. Volgens haar is helemaal niet duidelijk of [verzoeker] wel letsel heeft overgehouden aan de aanrijding met [A] , zij betwist dat in ieder geval. De rechtbank is het daar mee eens. [verzoeker] stelt wel dat hij door het ongeval letsel heeft opgelopen, maar hij heeft dat niet onderbouwd met stukken waar dat ook uit af te leiden valt. In het dossier zijn daar ook geen andere aanwijzingen voor te vinden. Sterker nog, het bevat eerder aanwijzingen dat juist geen sprake is van letsel. Zo vermeldt het proces-verbaal van de politie (onderdeel van productie 3 van [verzoeker] ) dat het om een “verkeersongeval met uitsluitend materiële schade” gaat. Ook op het aanrijdings-formulier dat [verzoeker] en [A] hebben ingevuld is bij “3. gewonden” een kruisje gezet in het vakje bij “neen” (zie productie 3 van [verzoeker] ).
Ook het schadeoverzicht dat [verzoeker] op verzoek van de griffier heeft toegestuurd helpt niet. Tijdens de mondelinge behandeling heeft mr. Baggerman toegelicht dat dit overzicht ook is opgesteld in de letselschadezaak van [verzoeker] tegen Klaverblad Verzekeringen over een ongeval dat [verzoeker] kort ervoor, op 30 november 2020, is overkomen. Het overzicht maakt daardoor dus al niet duidelijk dat ook door de aanrijding waar het nu over gaat letsel is ontstaan. [verzoeker] had dat beter moeten uitleggen. Zeker als de andere partij daar duidelijk vraagtekens bij zet. Tijdens de zitting is aangeboden medische informatie (die Klaverblad Verzekeringen wel heeft) alsnog te delen. Daar is het nu te laat voor, [verzoeker] had dat al moeten doen, in ieder geval nadat De Vereende hier in haar verweer een punt van maakte. Dit betekent dat in deze zaak niet is komen vast te staan dat bij [verzoeker] ook door dit ongeval van 2 januari 2021 sprake is van letsel. Daardoor voldoet de zaak niet aan de vereisten die de wet aan het voeren van een deelgeschilprocedure stelt en kan deze kwestie niet als deelgeschil worden behandeld.
conclusie: [verzoeker] is niet-ontvankelijk
3.7.
Omdat de rechtbank - kort gezegd - tot de conclusie komt dat er geen sprake is van letselschade en dus niet van een deelgeschil, is [verzoeker] niet-ontvankelijk in zijn verzoek. Dit komt onderaan deze uitspraak in de beslissing van de rechtbank te staan.
toch een oordeel over de aansprakelijkheid
3.8.
Het oordeel dat geen sprake is van een deelgeschil en [verzoeker] niet-ontvankelijk is betekent in principe dat de zaak verder niet inhoudelijk wordt beoordeeld. De rechtbank ziet aanleiding om toch een oordeel te geven over de aansprakelijkheid. Dat oordeel volgt na de bespreking van de verkeersregels die van toepassing zijn.
juridisch kader: de verkeersregels die hier gelden
3.9.
De verkeersregels die hier gelden staan in het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV).
Artikel 11 RVV gaat over inhalen. In lid 1 van dit artikel staat dat inhalen aan de linkerkant moet. De regels over afslaan staan in artikel 17 en 18 RVV. De bestuurder die wil afslaan moet dat voor het afslaan al duidelijk maken door zijn richtingaanwijzer aan te zetten (artikel 17 lid 2 RVV). Ook moet een bestuurder die afslaat voorrang geven aan het verkeer dat hem op dezelfde weg tegemoet komt of dat op dezelfde weg dicht naast of links of rechts achter hem is (artikel 18 lid 1 RVV).
Deze regels over inhalen en afslaan samen betekenen dan dat wanneer een ‘achterligger’ begonnen is met het inhalen van de ‘voorligger’ en daarbij al zo dichtbij (naast of achter) degene voor hem is die wil afslaan, deze ‘voorligger’ niet mag doorgaan met afslaan, maar de ‘inhaler’ voor moet laten gaan.
eerst inhalen dan afslaan
3.10.
De rechtbank is van oordeel dat [verzoeker] voordat hij afsloeg naar de parkeerplaats [A] voor had moeten laten gaan. Dat zal de rechtbank nu verder uitleggen. [verzoeker] had een begin gemaakt met het afslaan naar links. Tijdens de zitting heeft hij namelijk gezegd dat hij zijn stuur naar links had gedraaid. Door wat er in artikel 18 lid 1 RVV staat had [verzoeker] , voordat hij linksaf zou gaan slaan, moeten nagaan of er auto’s dicht achter of al naast hem reden. Dat heeft [verzoeker] niet, in ieder geval niet op tijd genoeg, gedaan. Dit leidt de rechtbank af uit zijn eigen schriftelijke verklaring die als productie 10 bij het verzoekschrift zit. Daar staat bij vraag 4 over wanneer [verzoeker] [A] zag “Op het laatste moment net voor de aanrijding in de spiegel”. Tijdens de zitting heeft de rechter [verzoeker] hier ook vragen over gesteld. [verzoeker] heeft aangegeven dat het klopt dat hij op het allerlaatste moment, net voor de aanrijding, in zijn spiegel keek en “de koplampen zag aankomen”. Op de vraag van de rechter of hij heeft gezien dat [A] eerder op de Reijerscop al uitweek voor een andere auto heeft [verzoeker] ‘nee’ geantwoord en verteld dat hij [A] op het laatste moment zag. De rechtbank vindt dat [verzoeker] [A] eerder had moeten zien. Als [verzoeker] eerder en vaker in zijn binnen- en buitenspiegel had gekeken, had dat ook gekund. Hij had dan gezien dat [A] dicht achter hem zat. Dat stuk van de weg Reijerscop was recht. Ook had [A] de verlichting van zijn auto aan staan, dat heeft [verzoeker] ook zelf gezegd. Door de regel van artikel 18 lid 1 RVV had [A] dan voorrang. Of [verzoeker] wel of geen richting heeft aangegeven en of hij dat wel op tijd heeft gedaan, hoeft de rechtbank niet verder uit te zoeken. Het verandert de situatie namelijk niet. Ook dan geldt door artikel 18 lid 1 RVV dat [verzoeker] voorrang had moeten geven aan verkeer dat al dicht genaderd of aan het inhalen was.
conclusie: De Vereende is niet aansprakelijk
3.11. Dat wat de rechtbank hiervoor onder 3.10 heeft overwogen betekent dat De Vereende niet aansprakelijk is tegenover [verzoeker] .
[verzoeker] moet de proceskosten betalen
3.12. De rechtbank is in deze zaak tot de conclusie gekomen dat [verzoeker] zijn zaak niet als deelgeschil aan de rechtbank kan voorleggen. De speciale regeling voor de kosten van een deelgeschilprocedure (artikel 1019cc Rv) geldt daardoor niet. De rechtbank moet daarom terugvallen op de algemene regels die voor een verzoekschriftprocedure gelden. In artikel 289 Rv staat dat de eindbeschikking een proceskostenveroordeling kan inhouden. Dat betekent dat de partij die geen gelijk heeft gekregen een vergoeding voor proceskosten moet betalen aan de andere partij. De Vereende heeft niet om zo’n vergoeding gevraagd, maar dat hoeft ook niet. De rechtbank kan dat ook uit zichzelf (ambtshalve) doen en zal dat ook doen. Omdat [verzoeker] in deze zaak geen gelijk krijgt, moet hij de proceskosten van De Vereende vergoeden. Deze kosten worden begroot op € 714,00 voor griffierecht, € 1.228,00 voor salaris advocaat (2 punten x € 614,00 (tarief II)) en € 178,00 voor nakosten, dat is in totaal € 2.120,00. Rechtbank Midden-Nederland 16 juli 2025, ECLI:NL:RBMNE:2025:3504