RBLIM 140824 verzoeker trekt na ontvangst verweerschrift één dag voor zitting verzoek tot nakoming verzekeringsovk in, misbruik van procesrecht; kostenveroordeling
- Meer over dit onderwerp:
RBLIM 140824 verzoeker trekt na ontvangst verweerschrift één dag voor zitting verzoek tot nakoming verzekeringsovk in, misbruik van procesrecht; kostenveroordeling
zie ook ECLI:NL:RBLIM:2024:6792
2De beoordeling2.1.
In onderhavig deelgeschil heeft verzoeker eenzijdig zijn verzoek de dag voor de geplande mondelinge behandeling ingetrokken. Achmea heeft in haar verweer om een kostenveroordeling gevraagd en zij heeft dit na intrekking van het verzoek gehandhaafd, zodat de kantonrechter nog zal beslissen op de verzochte proceskostenveroordeling (zie ook artikel 1.2.8. Landelijk procesreglement verzoekschriften rechtbanken, kanton).
2.2.
Achmea heeft samengevat aangevoerd dat het verzoeker duidelijk had moeten zijn dat zijn verzoek kansloos was in deelgeschil, omdat het verzoek tot nakoming van een verzekeringsovereenkomst betrof. Door niettemin de procedure te starten en Achmea kosten te laten maken om verweer te laten voeren (welk verweer in hoofdzaak inhoudt dat ten onrechte deze procedure aanhangig is gemaakt) heeft verzoeker althans diens gemachtigde jegens Achmea onrechtmatig (want verwijtbaar en/of toerekenbaar onzorgvuldig en daardoor schade veroorzakend) gehandeld, dan wel is misbruik van recht gemaakt. Daarbij voert Achmea verder nog aan dat als verzoeker de juiste procedure was gevolgd (een gewone dagvaardingsprocedure) Achmea nog steeds had geconcludeerd tot afwijzing van de vorderingen, maar in dat geval had zij wel aanspraak kunnen maken op een proceskostenveroordeling. Door derhalve onterecht deze procedure te kiezen, is die mogelijkheid ontnomen, aldus Achmea.
2.3.
De kantonrechter overweegt als volgt. Artikel 1019aa Rv bepaalt dat artikel 289 Rv - waarin de proceskostenveroordeling in verzoekschriftprocedures wordt geregeld - in een deelgeschilprocedure niet van toepassing is. In beginsel komen daarom de proceskosten die de verwerende partij in een deelgeschilprocedure maakt, niet voor vergoeding in aanmerking. Dat ligt echter anders als het entameren van een deelgeschilprocedure als onrechtmatig handelen of kennelijk misbruik van recht van de zijde van verzoeker moet worden beschouwd. Daarvan is pas sprake als het instellen van de vordering, gelet op de evidente ongegrondheid ervan, in verband met de betrokken belangen van de wederpartij achterwege had behoren te blijven. Hiervan kan eerst sprake zijn als eiser zijn vordering baseert op feiten en omstandigheden waarvan hij de onjuistheid kende dan wel behoorde te kennen of op stellingen waarvan hij op voorhand moest begrijpen dat deze geen kans van slagen hadden (HR 29 juni 2007, LJN BA3516, NJ 2007/353). Bij het aannemen van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen door het aanspannen van een procedure past terughoudendheid, gelet op het recht op toegang tot de rechter dat mede gewaarborgd wordt door artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
2.4.
De kantonrechter constateert dat partijen een geschil hebben over de bevoorschotting van de schade die verzoeker stelt te hebben geleden als gevolg van het verkeersongeval dat hem op 6 juli 2023 is overkomen en over de buitengerechtelijke kosten en met name het door de gemachtigde gehanteerde uurtarief. Op 13 december 2023 stuurde verzoeker Achmea een door hem opgestelde schadestaat. Bij brief van 24 januari 2024 reageerde Achmea hierop. Achmea liet weten aan verzoeker weliswaar adequaat te willen bevoorschotten, maar nog wel aanvullende gegevens nodig te hebben. Tegen het uurtarief van de gemachtigde van verzoeker werd bezwaar gemaakt. In plaats van te antwoorden op deze brief is verzoeker onderhavig deelgeschil gestart, waarbij het verzoek is gebaseerd op de schadeverzekering inzittenden van verzoeker.
2.5.
Alleen vorderingen tot vergoeding van personenschade gebaseerd op aansprakelijkheid van een derde (artikel 1019w lid 1 Rv) of zijn verzekeraar (artikel 7:954 lid 1 BW) kunnen in een deelgeschilprocedure worden ingediend. De benadeelde die met zijn (first party)verzekeraar niet tot overeenstemming komt over de vaststelling van de schade of de uitkering (zoals het geval is in onderhavige zaak) en in feite dus nakoming vordert van de polisvoorwaarden moet derhalve naar de gewone rechter. Dit volgt niet alleen uit de parlementaire geschiedenis (de memorie van toelichting (Kamerstukken II 2007/08, 31518, nr. 3) maar ook uit de bestendige lijn in de rechtspraak.
2.6.
De kantonrechter is van oordeel dat in dit geval sprake is van een onnodig ingestelde procedure. De gemachtigde van verzoeker houdt zich kennelijk vaker bezig met letselschadezaken en mag dan ook bekend worden verondersteld met de situaties waarvoor een deelgeschil bedoeld is. Naar het oordeel van de kantonrechter had dan ook op voorhand duidelijk moeten zijn dat nakoming van verplichtingen uit hoofde van een schadeverzekering inzittenden, niet door middel van een deelgeschilprocedure aan de kantonrechter of rechtbank kan worden voorgelegd.
2.7.
Hier komt bij dat partijen in overleg waren en verzoeker, zonder verdere aankondiging richting Achmea, onderhavig deelgeschil is gestart. Indien verzoeker dit had aangekondigd, had hij kennis gehad van het verweer van Achmea en verdere kosten kunnen voorkomen.
2.8.
Gelet op het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat verzoeker door onderhavige procedure te starten misbruik van procesrecht heeft gemaakt, zodat hij in de proceskosten (waaronder de nakosten) van Achmea wordt veroordeeld. De proceskosten van Achmea worden begroot op:
- salaris gemachtigde € 495,00 (1,5 punt x tarief € 330,00)
- nakosten € 135,00
Totaal € 630,00
2.8.1.
Het zou de gemachtigde sieren als hij deze proceskosten uit eigen middelen voor zijn rekening zou nemen. ECLI:NL:RBLIM:2024:3773