RBROT 030424 dodelijk ongeval na van aanhanger vallende strobaal; harde samenloopclausule van AVB-polis wint van zachte in WLM-polis
RBROT 030424 dodelijk ongeval na van aanhanger vallende strobaal; harde samenloopclausule van AVB-polis wint van zachte in WLM-polis
2De feiten
2.1.
Op 18 april 2014 is [naam 1] (hierna: [naam 1]) overleden nadat een ruim 350 kilo wegende strobaal vanaf een aanhangwagen op hem is gevallen (hierna: het ongeval). [naam 1] exploiteerde een aardbeienkwekerij.
2.2.
De toedracht van het ongeval was als volgt. In opdracht van [naam 1] heeft Dams Fourage B.V. (hierna: Dams) op 18 april 2014 strobalen geleverd aan [naam 1]. Een medewerker van Dams had die dag eerst 28 strobalen (7 rijen breed, 4 hoog) met een belader/vorkheftruck op een aanhangwagen geladen, vervolgens de strobalen vastgezet met spanbanden en daarna de aanhangwagen met een trekker naar het aardbeienveld van [naam 1] gereden. Een door Dams ingeschakelde zzp’er, [naam 2] (hierna: [naam 2]), heeft - terwijl de spanbanden nog om de strobalen bevestigd waren - met een strolegger van Dams de twee bovenste strobalen uit een rij in het midden van de aanhangwagen afgenomen en heeft het stro verspreid tussen de aardbeienplanten van [naam 1]. [naam 1] heeft intussen de aanhangwagen aan zijn eigen trekker gekoppeld en deze enkele meters verplaatst. De aanhangwagen stond daarna deels in de berm en deels op de openbare weg. Vervolgens heeft [naam 1] de om de strobalen bevestigde spanbanden losgemaakt. In hetzelfde tijdsbestek of vlak daarna heeft [naam 2] de bovenste strobaal aan de voorkant van de aanhangwagen afgenomen. Op dat moment is de achterste rij strobalen van de aanhangwagen naar achteren gekanteld en op [naam 1] gevallen.
2.3.
In opdracht van Allianz heeft [naam 3] (hierna: [naam 3]) het dossier bestudeerd en beoordeeld welke handelingen hebben bijgedragen aan het ongeval. In zijn rapport schrijft hij onder meer het volgende:
C. Welke rol/invloed kan aan wie worden toebedeeld?
In de volgorde van de hiervoor besproken handelingen zal ik hieronder in een overzicht mijn visie uitspreken voor wat betreft de rol c.q. betrokkenheid van partijen.
Handeling |
Beschrijving risico/gevolgen |
Rol / betrokkenheid / partij |
Het laden van de strobalen op de strowagen, waarbij gekozen wordt om de strobalen aan de voor- en achter[zijde] te laten oversteken. |
Wijze van overstekende lading en vastsjorren kan in beginsel gezien worden als een handeling waarbij men zou kunnen/moeten weten, dat dit bij het lossen c.q. losmaken van de lading tot een gevaarlijke c.q. risicovolle situatie kan leiden. |
Belader. |
Transport strowagen met een te hoge lading (meer dan 4 meter) naar het aardbeienveld. |
Te hoge lading kan leiden tot contact met bomen of andere objecten, waardoor de lading instabiel wordt. |
Belader. Transport met trekker. |
De 1e twee strobalen worden door de strolegmachine van de strowagen gehaald. |
Speling tussen bovenste rij balen en vermindering spanning van de spanbanden en systeem van de lading. |
Belader. Transport met trekker. Strolegmachine. |
De strowagen wordt verplaatst. |
Instabiele lading (twee balen zijn weg uit het opgesloten systeem), kan nog instabieler worden tijdens het rijden (optrekken / remmen etc.) en het mogelijke contact met boom. De achterste rij balen, deels steunend op de laadvloer en deels niet, kan in een kantelmoment komen met de grens van wel/niet kantelen. |
Belader. Transport met trekker. Strolegmachine. [naam 1]. |
De spanband wordt aan de voorzijde losgemaakt en [naam 1] bevindt zich aan de achterzijde van de strowagen (en maakt de spanband aan de achterzijde los). |
Spanband houdt het systeem aan lading niet meer in bedwang. Uit de gevarenzone blijven; het risico van het kunnen gaan kantelen van deze achterste rij moet zichtbaar zijn geweest. |
Belader. Transport met trekker. Strolegmachine. [naam 1]. [naam 1] |
De voorste en bovenste strobaal wordt geladen. |
Schommelingen op strowagen en lading met risico dat dit als een laatste zet ertoe heeft geleid dat de achterste rij over de grens van het kantelmoment geraakte en daadwerkelijk is gaan kantelen en van de wagen is gevallen. |
Belader. Transport met trekker. Strolegmachine. [naam 1]. [naam 1]. Strolegmachine. |
Alles overziend kom ik tot de vaststelling dat wij in kwestie te maken hebben met een opeenstapeling van risicovolle handelingen die uiteindelijk tot het ongeval hebben geleid. Het bijzondere daarvan is ook dat elke handeling op zich én al van begin af aan een blijvende rol tot het ongeval heeft gespeeld c.q. gespeeld kan hebben. Dat is ook de reden dat ik in de tabel hierboven bij elke volgende handeling de eerdere rol/betrokkenheid in de kleur blauw heb “overgenomen” en met de kleur zwart de “introductie” van de nieuwe c.q. volgende rol/betrokkenheid aangeef.
2.4.
Dams is aansprakelijk voor de overlijdensschade van de nabestaanden van [naam 1] als gevolg van het ongeval.
2.5.
Dams was ten tijde van het ongeval verzekerd onder een Werk- en Landbouwmaterieelverzekering bij Allianz (hierna: WLM-polis) en een bedrijfsaansprakelijkheidsverzekering bij Fatum (hierna: AVB-polis).
2.6.
In de ten tijde van het ongeval geldende voorwaarden van de WLM-polis is onder meer het volgende bepaald:
Artikel 10 Aard van de dekking
10.1
In het algemeen
De verzekering dekt de aansprakelijkheid van de navolgende verzekerden voor schade aan personen en zaken veroorzaakt met of door het object:
10.1.1
de verzekeringnemer, overeenkomstig de op het polisblad omschreven hoedanigheid;
10.1.2
de eigenaar, de bezitter, de houder, de gebruiker en de bestuurder van het object, alsmede van degenen die dat object bedienen of hiermee worden vervoerd;
10.1.3
de werkgever van de in de artikelen 10.1.1 en 10.1.2 genoemde personen, indien hij krachtens artikel 6:170 BW aansprakelijk is voor de door een van hen veroorzaakte schade;
10.2
Aangekoppeld object
Indien de schade is veroorzaakt, terwijl het object was gekoppeld aan een ander voer- of werktuig of, na daarvan na koppeling te zijn losgemaakt of losgeraakt, nog niet buiten het verkeer tot stilstand was gekomen, is de desbetreffende aansprakelijkheid slechts gedekt, voor zover deze niet wordt gedekt door een andere verzekering.
10.3
Aanhangwagens e.d.
De verzekering heeft ook betrekking op schade veroorzaakt met of door een aanhangwagen of ander voorwerp, terwijl deze aanhangwagen of dit voorwerp aan het verzekerde object was gekoppeld of, na daarvan te zijn losgemaakt of losgeraakt, nog niet buiten het verkeer tot stilstand was gekomen.
10.4
Lading of last
De verzekering heeft voorts betrekking op schade veroorzaakt met of door zaken, die zich bevinden in of op, vallen uit of van, of zijn gevallen uit of van het object respectievelijk de aanhangwagen of het andere voorwerp als bedoeld in artikel 10.3, waaronder begrepen de lading of last die daarmee wordt vervoerd of verplaatst.
[…]
2.7.
In de ten tijde van het ongeval geldende voorwaarden van de AVB-polis is onder meer het volgende bepaald:
2.1
Verzekerd is aansprakelijkheid van de verzekerden overeenkomstig de voorwaarden die behoren bij de in de polis van toepassing verklaarde rubrieken
[…]
2.7
Samenloop
In afwijking van het bepaalde in artikel 7:961 BW geldt het volgende:
2.7.1
Indien blijkt dat een door deze verzekering gedekte aanspraak eveneens onder (een) andere verzekering(en) is gedekt, geldt de onderhavige verzekering als excedent van die andere verzekering(en) respectievelijk als dekking voor het verschil in voorwaarden.
[…]
3.2
Motorrijtuigen
Niet gedekt zijn aanspraken tot vergoeding van schade veroorzaakt met of door een motorrijtuig in de zin van de Wet Aansprakelijkheidsverzekering Motorrijtuigen (WAM) met aanvullingen en wijzigingen.
Deze uitsluiting geldt echter niet voor:
3.2.1
Aanhangwagens.
Schade veroorzaakt met of door aanhangwagens, die na van een motorrijtuig te zijn losgemaakt of losgeraakt, veilig buiten het verkeer tot stilstand zijn gekomen.
3.2.2
Laden/Lossen.
Schade veroorzaakt met of door lading bij het laden of lossen van een motorrijtuig.
3.2.3
Lading.
Schade veroorzaakt met of door lading die zich bevindt op dan wel valt of gevallen is van een motorrijtuig.
[…]
2.8.
Allianz heeft aan de erven van [naam 1] in totaal € 1.280.000,00 uitgekeerd. Daarnaast heeft zij € 190.145,93 uitgegeven aan met het schaderegelingstraject gemoeide kosten, waaronder kosten van het inschakelen van diverse expertisebureaus om de omvang van de schade vast te stellen.
3Het geschil
3.1.
Allianz vordert bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. te verklaren voor recht dat Fatum volledig draagplichtig is voor de aan de erven van [naam 1] uitgekeerde schadevergoeding en de met het schaderegelingstraject gemoeide kosten, althans draagplichtig is voor 90%, dan wel een in goede justitie te bepalen percentage van de aan de erven van [naam 1] uitgekeerde schadevergoeding en de met het schaderegelingstraject gemoeide kosten;
II. Fatum te veroordelen tot betaling aan Allianz van € 1.470.145,93, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van betaling van de betreffende bedragen, althans voor 90%, dan wel een in goede justitie te bepalen percentage van voornoemd bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van betaling van de betreffende bedragen;
III. Fatum te veroordelen in de proceskosten, waaronder nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
Fatum voert verweer. Zij concludeert tot niet-ontvankelijkverklaring van Allianz in haar vorderingen, althans tot ontzegging van haar vorderingen aan haar, met veroordeling van Allianz in de proceskosten, uitvoerbaar bij voorraad.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4De beoordeling
Rechtsmacht
4.1.
Allianz is in België en Fatum is op Curaçao gevestigd. De Nederlandse rechter komt echter rechtsmacht toe omdat deze zaak een rechtsbetrekking betreft die ter vrije bepaling van partijen staat en Fatum in de procedure is verschenen zonder de rechtsmacht van de Nederlandse rechter te betwisten (vgl. artikel 9 aanhef en onder a Rv en artikel 26 Brussel I bis-Verordening).
Toepasselijk recht
4.2.
In zowel de WLM-polisvoorwaarden als de AVB-polisvoorwaarden is opgenomen dat Nederlands recht van toepassing is op de verzekeringsovereenkomsten. Hoewel de verzekeringsovereenkomsten niet tussen partijen in deze procedure zijn gesloten en een rechtskeuze in de polisvoorwaarden zodoende niet de rechtsverhouding tussen partijen regardeert, zal Nederlands recht worden toegepast omdat voor de uitleg van de verzekeringsovereenkomsten als zodanig daarvoor is gekozen en omdat partijen in hun processtukken consequent verwijzen naar Nederlandse wetsartikelen en jurisprudentie. Hiermee hebben partijen immers een rechtskeuze in de zin van artikel 14 lid 1 en onder a Rome II-verordening gemaakt. Partijen hebben kennelijk de intentie gehad om Nederlands recht toe te passen; de rechtbank ontleent daaraan dat tussen partijen wilsovereenstemming bestaat over de toepasselijkheid daarvan (vgl. overweging 31 Rome II-verordening).
Welke verzekering moet dekking bieden?
4.3.
Tussen partijen is niet in geschil dat Dams aansprakelijk is voor de overlijdensschade van de erven van [naam 1]. Het geschil spitst zich toe op de vraag of Allianz op grond van artikel 7:961 lid 3 BW een regresrecht heeft op Fatum omdat Fatum draagplichtig is voor de door Allianz uitgekeerde schadevergoeding en de gemaakte kosten om reden dat de aansprakelijkheid van Dams onder de AVB-polis is gedekt en niet (ook) onder de WLM-polis. De rechtbank zal ter beantwoording van die vragen eerst beoordelen of er dekking bestaat onder de WLM-polis en daarna ingaan op de AVB-polis.
WLM-polis
4.4.
Bij de beantwoording van de vraag of de WLM-polis dekking biedt voor de overlijdensschade, speelt de uitleg van de polisvoorwaarden een rol. Voorop wordt gesteld dat, aangezien het gaat om een makelaarspolis waarbij door partijen niet over de polisvoorwaarden pleegt te worden onderhandeld, de uitleg daarvan met name afhankelijk is van objectieve factoren, zoals de bewoordingen waarin de desbetreffende bepaling is gesteld, gelezen in het licht van de polisvoorwaarden als geheel en van de in voorkomend geval bij de polisvoorwaarden behorende toelichting (HR 16 mei 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC2793, (Chubb/Dagenstaed)).
4.5.
Uit artikel 10.1 van de WLM-polisvoorwaarden volgt dat de verzekering aansprakelijkheid dekt van verzekerden voor schade aan personen en zaken veroorzaakt met of door een verzekerd object. Blijkens het polisblad zijn de belader (shovel), trekker en de strolegmachine verzekerde objecten onder de WLM-polis.
4.6.
In artikel 10.3 van de WLM-polisvoorwaarden wordt de dekking uitgebreid voor schade met of door een aanhanger terwijl deze aanhangwagen aan het verzekerd object was gekoppeld of, na daarvan te zijn losgemaakt, nog niet buiten het verkeer tot stilstand was gekomen. Allianz heeft aangevoerd dat deze insluiting niet van toepassing is nu de aanhangwagen was ontkoppeld van de trekker van Dams en was gekoppeld aan de trekker van [naam 1] op het moment van het ongeval. Op dat moment was de aanhangwagen onderdeel geworden van een ander motorrijtuig en was de aanhangwagen geen verzekerd object (meer) in de zin van artikel 10.3. Fatum stelt zich op het standpunt dat de uitbreiding van de dekking wel van toepassing is. Er is sprake van een van het verzekerd object losgekoppelde aanhanger die niet veilig buiten het verkeer tot stilstand is gekomen. De aanhanger stond namelijk op de openbare weg geparkeerd. Het feit dat [naam 1] de aanhangwagen met zijn eigen trekker heeft verplaatst, leidt er in de visie van Fatum niet toe dat de factoren die hebben geleid tot het ongeval die samenhangen met de motorrijtuigen van Dams, niet meer binnen het dekkingsbereik van de WLM-polis vallen.
4.7.
De rechtbank stelt voorop dat de aanhangwagen eerst was gekoppeld aan een onder de WLM-polis verzekerde trekker van Dams en vervolgens is gekoppeld aan een trekker van [naam 1] en op het moment van het ongeval gedeeltelijk op de openbare weg stond. Verder neemt de rechtbank in overweging dat de Hoge Raad heeft beslist dat onder “buiten het verkeer tot stilstand is gekomen” in de zin van artikel 1 Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen (hierna: WAM) moet worden verstaan: “veilig buiten ieder verkeer is gehouden” (HR 16 maart 1979, ECLI:NL:HR:1979:AC6516, NJ 1980, 76). Omdat het in de WLM-polis net als in de WAM gaat om verzekering van het motorrijtuigenrisico, ligt het in de rede om de zinsnede “buiten het verkeer tot stilstand gekomen” in de WLM-polis op dezelfde wijze als in de WAM uit te leggen. Partijen gaan daar ook vanuit. Tegen deze achtergrond is de rechtbank van oordeel dat de aanhangwagen met strobalen niet buiten het verkeer tot stilstand was gekomen.
4.8.
De omstandigheid dat de aanhangwagen was losgekoppeld van de trekker van Dams en was gekoppeld aan de trekker van [naam 1] op het moment van het ongeval leidt er niet toe dat de aanhangwagen niet (meer) als een aanhangwagen in de zin van artikel 10.3 van de WLM-polisvoorwaarden is te kwalificeren. Een dergelijke interpretatie strookt niet met de bewoordingen van artikel 10.3, aangezien volgens dat artikel doorslaggevend is of de aanhangwagen al dan niet buiten het verkeer tot stilstand is gekomen na losgekoppeld te zijn van een verzekerd object; over de gevolgen voor de dekking van een koppeling aan een ander (niet-verzekerd) voertuig is niets bepaald. Nog daargelaten dat de bewoordingen van de polisvoorwaarden geen enkele aanleiding geven voor de door Allianz voorgestane uitleg, ligt die uitleg ook overigens niet voor de hand. Dit laat zich goed illustreren aan de hand van de feiten in deze zaak. Volgens het rapport van [naam 3] hebben voorafgaand aan het loskoppelen van de aanhangwagen van de trekker van Dams gebeurtenissen plaatsgevonden die hebben bijgedragen aan het ontstaan van het ongeval aangezien ze tot instabiliteit van de lading strobalen hebben geleid, waaronder (de wijze van) het beladen (lading die voor en achter oversteekt), het transport van de aanhangwagen met de te hoge lading en de wijze van lossen van de lading door de twee bovenste strobalen uit een rij in het midden van de aanhangwagen af te nemen. Deze gebeurtenissen, waarbij steeds een onder de WLM-polis verzekerd voertuig van Dams betrokken was, dienen niet buiten beschouwing te blijven door de enkele koppeling van de aanhangwagen aan een ander voertuig, zoals de interpretatie van Allianz impliceert.
4.9.
De rechtbank is dus van oordeel dat de aanhangwagen van Dams is te kwalificeren als een aanhangwagen in de zin van artikel 10.3 van de WLM-polisvoorwaarden.
4.10.
In artikel 10.4 van de WLM-polisvoorwaarden wordt de dekking onder meer uitgebreid voor schade die wordt veroorzaakt met of door zaken die vallen of zijn gevallen van een aanhangwagen als bedoeld in artikel 10.3 van die voorwaarden.
4.11.
Allianz stelt dat WLM-polissen dekking beogen te bieden voor aansprakelijkheid die voortvloeit uit het gebruik van het motorrijtuig. Dit brengt mee dat ladingrisico wel valt onder de WLM-polis en laad- en losrisico, dat een werkrisico is, niet. In de visie van Allianz gaat het in de onderhavige zaak niet om een ladingrisico maar om een (laad-/)losrisico, omdat het lossen van de lading al was aangevangen. Voor die beperkte lezing bieden de bewoordingen van de polisvoorwaarden naar het oordeel van de rechtbank geen basis. In artikel 10.4 wordt de dekking niet beperkt tot slechts een ladingrisico waaruit zou volgen dat het risico van laden/lossen niet onder de dekking zou vallen. De (uitbreiding van de) dekkingsomschrijving van artikel 10.4 is ruim en helder: de verzekering dekt schade veroorzaakt door zaken die vallen van een aanhangwagen. Hieronder valt dus ook schade die wordt veroorzaakt door een vallende strobaal. Als Allianz niet de schade had willen dekken die het gevolg is van de wijze van lossen van de lading had zij dat in de voorwaarden moeten bepalen.
4.12.
Bovendien leiden de feiten en omstandigheden die door beide partijen zijn aangevoerd, en dan met name de bevindingen in het rapport van [naam 3] waar beide partijen naar verwijzen, niet tot de conclusie dat het ongeval slechts heeft plaatsgevonden als gevolg van een fout tijdens het (onveilig) lossen van de strobalen. Het lijkt er eerder op dat de wijze waarop de aanhanger was beladen, een belangrijke rol heeft gespeeld in het ontstaan van het ongeval. Dit brengt mee dat, ook als Allianz wordt gevolgd in haar interpretatie van artikel 10.4 van de WLM-polisvoorwaarden, die bepaling in dit geval niet in de weg staat aan het aannemen van dekking.
4.13.
Tegen deze achtergrond kan ook het subsidiair ingenomen standpunt van Allianz, dat erop neerkomt dat de schade in redelijkheid niet kan worden beschouwd als een onder de WLM-polis gedekte schade omdat het onveilig lossen de rechtens relevante of dominante oorzaak was, niet slagen.
4.14.
De tussenconclusie op basis van het voorgaande luidt dat de schade is veroorzaakt door een strobaal die is gevallen van een aanhangwagen als bedoeld in artikel 10.3 en zodoende is gedekt onder de WLM-polis op grond van artikel 10.4 van de polisvoorwaarden.
AVB-polis
4.15.
Ook bij de beantwoording van de vraag of de AVB-polis dekking biedt voor de overlijdensschade, speelt de uitleg van de polisvoorwaarden een rol, waarbij net als bij de WLM-polis geldt dat de uitleg met name afhankelijk is van objectieve factoren (zie rechtsoverweging 4.4).
4.16.
Onder de AVB-polis is – kort gezegd – de aansprakelijkheid van Dams verzekerd (artikel 2.1 AVB-polisvoorwaarden), maar niet voor zover schade is veroorzaakt met of door een motorvoertuig (artikel 3.2 AVB-polisvoorwaarden). Via uitzonderingen op deze uitsluiting (in feite insluitingen) is wél verzekerd de schade veroorzaakt met of door aanhangwagens die veilig buiten het verkeer tot stilstand zijn gekomen (artikel 3.2.1), schade veroorzaakt met of door lading bij het laden of lossen van een motorrijtuig (artikel 3.2.2) en schade veroorzaakt met of door lading die zich bevindt op dan wel valt of gevallen is van een motorrijtuig (artikel 3.2.3).
4.17.
In rechtsoverweging 4.7 heeft de rechtbank reeds overwogen dat de aanhangwagen met strobalen gedeeltelijk op de openbare weg stond en daardoor niet buiten het verkeer tot stilstand is gekomen. Op basis van die overweging, die ook van toepassing is op de AVB-polis, is de insluiting van artikel 3.2.1 van de AVB-polisvoorwaarden niet van toepassing.
4.18.
De insluiting van artikel 3.2.2 van de AVB-polisvoorwaarden is wel van toepassing. Fatum heeft niet betwist dat sprake is van schade veroorzaakt met of door lading bij het laden of lossen van een motorrijtuig. Zodoende biedt ook de AVB-polis dekking voor de overlijdensschade van [naam 1].
Samenloop
4.19.
Aangezien beide polissen dekking bieden voor de overlijdenschade, is sprake van samenloop in de zin van artikel 7:961 lid 1 BW. Lid 3 van dat artikel geeft, kort gezegd, in geval van samenloop van verzekeringen aan de betalende verzekeraar een regresrecht jegens andere verzekeraars opdat ieder zijn deel draagt, naar evenredigheid van de bedragen waarvoor een ieder afzonderlijk kan worden aangesproken. Artikel 7:961 BW is van regelend recht. Partijen kunnen een daarvan afwijkende regeling overeenkomen. In de praktijk gebeurt dit veelal door middel van een zogenoemde ‘na-u-clausule’, op grond waarvan geen dekking bestaat indien dezelfde schade onder een andere verzekering is gedekt.
4.20.
Zowel in de WLM-polisvoorwaarden (artikel 10.2) als in de AVB-polisvoorwaarden (artikel 2.7.1) is een na-u-clausule opgenomen. Aan de orde is vervolgens de vraag wat de sterkte is van deze clausules. Volgens vaste rechtspraak vallen twee clausules van dezelfde sterkte tegen elkaar weg, in welk geval de gewone (wettelijke) regels van samenloop gelden en de onderlinge draagplicht op de voet van artikel 7:961 lid 3 BW moet worden bepaald. Wanneer één van de verzekeraars echter een harde na-u-clausule hanteert en de andere een zachte, dan moet de verzekering met de harde clausule worden weggedacht en zal de andere verzekeraar de schade volledig moeten uitkeren. Tussen partijen is niet in geschil dat de na-u-clausule in de AVB-polis harder is dan die in de WLM-polis. Allianz heeft expliciet benoemd dat in het geval onder de WLM-polis dekking bestaat, Fatum een beroep kan doen op de na-u-clausule in de AVB-polis en dat dan niet Fatum maar Allianz dekking dient te verlenen. Allianz komt dan ook geen regresrecht toe jegens Fatum.
4.21.
Het voorgaande wordt niet anders door het (meer subsidiaire) beroep van Allianz op proportionele verdeling. Allianz heeft aangevoerd dat nu de schade mede het gevolg is van het onveilig lossen van de strobalen en dit een onder de AVB-polis gedekt risico betreft, een deel van de schade door Fatum moet worden voldaan. Voor een dergelijke proportionele verdeling biedt de dekkingsomschrijving van artikel 10 van de WLM-polis geen ruimte.
Conclusie
4.22.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de vorderingen van Allianz worden afgewezen. Fatum is niet (gedeeltelijk) draagplichtig voor de overlijdensschade van [naam 1] en zal dus ook niet worden veroordeeld tot betaling aan Allianz van (een deel van) die schade en de met het schaderegelingstraject gemoeide kosten.
Proceskosten
4.23.
Allianz wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten (inclusief nakosten). De proceskosten van Fatum worden begroot op:
- -
griffierecht € 8.519,00
- -
salaris advocaat € 8.714,00 (2 punten x tarief VIII)
- -
nakosten € 178,00 (plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 17.411,00
5De beslissing
De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af;
5.2.
veroordeelt Allianz in de proceskosten van Fatum, vastgesteld op € 17.411,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe; als Allianz niet tijdig aan deze veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet Allianz € 92,00 extra betalen, plus de kosten van betekening;
5.3.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad. ECLI:NL:RBROT:2024:3326