Overslaan en naar de inhoud gaan

GHARL 140223 Hof biedt vader gelegenheid om alsnog machtiging ex 1:349 in te brengen tzv verzoek getuigenverhoor

GHARL 140223 Hof biedt vader gelegenheid om alsnog machtiging ex 1:349 in te brengen tzv verzoek getuigenverhoor

2De motivering van de beslissing

2.1.

[de vader] treedt in deze zaak op als wettelijk vertegenwoordiger van zijn minderjarige dochter [de dochter] . Op 16 oktober 2019 heeft [de dochter] , die toen 12 jaar oud was, een fietsongeluk gehad, waarbij [naam1] betrokken was. [de vader] heeft aangevoerd dat [de dochter] door het fietsongeval zowel materiele als immateriële schade heeft geleden en nog steeds lijdt. [de vader] acht [naam1] dan wel haar curatoren voor deze schade aansprakelijk.

2.2.

[naam1] heeft een licht verstandelijke beperking en staat onder curatele van de curatoren. Uit het contact van [de vader] met de curatoren is [de vader] gebleken dat [naam1] niet WA-verzekerd was.

2.3.

[de vader] is een procedure bij de rechtbank begonnen. Hij heeft zowel van [naam1] als van de curatoren vergoeding van de door [de dochter] geleden schade gevorderd. Aan zijn vordering legt hij primair een onrechtmatige daad van [naam1] en daarnaast schending van de zorgplichten door de curatoren jegens [naam1] en [de dochter] ten grondslag. De curatoren hebben verweer gevoerd. In het vonnis van 14 juli 2021 heeft de rechtbank Overijssel [de vader] in zijn vorderingen niet-ontvankelijk verklaard en is [de vader] veroordeeld in de proceskosten. (geen publicatie bekend, red. LSA LM)

2.4.

Bij exploot van 7 oktober 2021 heeft [de vader] hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Deze procedure is bij het hof bekend onder zaaknummer 200.301.650/01. In de procedure is een mondelinge behandeling na aanbrengen gehouden, waarbij is gesproken over het horen van getuigen. De zaak staat nu op de rol voor het nemen van een memorie van antwoord door de curatoren.

2.5.

[de vader] heeft het hof in deze procedure verzocht om een voorlopig getuigenverhoor te bevelen. Het verzoek van [de vader] ziet op het horen van drie getuigen om duidelijkheid te verkrijgen over de toedracht van het fietsongeval. De curatoren hebben in reactie op het verzoekschrift zich gerefereerd aan het oordeel van het hof.

2.6.

Het hof stelt vast dat het verzoek van [de vader] voldoet aan de eisen die de wet daaraan stelt. Nu [de vader] onweersproken heeft gesteld belang te hebben bij het verzoek, de curatoren geen bezwaren hebben aangevoerd tegen het verzoek en het hof ook overigens niet is gebleken van gronden voor afwijzing, kan het verzoek van [de vader] in beginsel worden toegewezen.

2.7.

Voor toewijzing van het verzoek is nog wel nodig dat het hof [de vader] daarin kan ontvangen. [de vader] heeft voor het indienen namens [de dochter] van dit verzoek om een voorlopig getuigenverhoor machtiging van de kantonrechter nodig (artikel 1:349 lid 1 jo artikel 1:253k BW). Die machtiging ontbreekt nog. De machtiging die de kantonrechter [de vader] voor het instellen namens [de dochter] van de eis in de genoemde dagvaardingsprocedure heeft gegeven is daarvoor niet voldoende. Het hof zal alvorens verder te beslissen [de vader] de gelegenheid geven deze machtiging binnen twee maanden na vandaag over te leggen. De machtiging dient de reeds verrichte en alsnog te verrichten proceshandelingen namens [de dochter] te betreffen. ECLI:NL:GHARL:2023:1279