Lindenbergh in NJB: "Vier kinderen en hun lotgevallen in het aansprakelijkheidsrecht" 27 november 2009 NJB
- Meer over dit onderwerp:
Lindenbergh in NJB: "Vier kinderen en hun lotgevallen in het aansprakelijkheidsrecht" 27 november 2009 NJB De ervaringen van deze vier kinderen geven een indruk van de beleving van een ongeval en de daaruit voortvloeiende schade, van een juridische procedure over schadevergoeding en ook van de betekenis van de uiteindelijk ontvangen schadevergoeding. Wat opvalt, is dat alle geïnterviewden grote waarde hechten aan de ontvangen vergoeding en dat zij die telkens in hun toekomst investeerden. Wat ook opvalt, is de grote betekenis van de omgeving, voor het succes van het herstel, maar evenzeer voor het welslagen van de vordering tot schadevergoeding.
Voorts is er een aanzienlijk verschil te signaleren tussen de eerst afgewikkelde zaak (van Eabele Dillema) en de laatste (Hanneke Kruidhof). In het geval van Eabele is de schade afgekocht voor een bedrag dat op geen enkele wijze dekkend is voor de schade die hij lijdt. Bij Hanneke zijn de reeds gevallen schadeposten afgewikkeld, maar de schade voor zover het onzekere toekomstige posten betreft nog niet. Hoewel het gaat om individuele gevallen – de getuigenissen spreken uiteraard niet voor anderen –, zijn zij meen ik tot op zekere hoogte wel representatief voor de ontwikkelingen in de afgelopen decennia: ook zij zijn kinderen van hun tijd. De noot van Van der Grinten onder het arrest Ebele Dillema II spreekt wat dat betreft boekdelen. Het terrein van de vergoeding van schade als gevolg van letsel is in Nederland de afgelopen 30 jaar pas tot ontwikkeling gekomen. Dat geldt niet alleen voor de inhoudelijke ontwikkeling van het recht waaraan de hier beschreven kinderen ieder ongewild hun eigen bijdrage hebben geleverd, zoals het terugdringen van het eigen schuldverweer met betrekking tot kinderen, het aanleggen van strenge veiligheidsnormen ter voorkoming van letsel en het erkennen van werkelijk geleden schade. Het geldt ook voor de beroepsgroepen die zich met de afwikkeling van letselschade bezighouden: de belangenbehartigers hebben zich in hoge mate gespecialiseer, en ook de verzekeringsmaatschappijen en de rechterlijke macht hebben hun eigen expertise op dit gebied ontwikkeld.
Er mag dan in enkele decennia veel zijn gebeurd, daarmee is allerminst gezegd dat de problemen met betrekking tot de vergoeding van schade van kinderen met ernstig letsel zijn opgelost: de vraagstukken causaal verband en schadebegroting, de duur van de afwikkeling, de voorlichting en de bejegening, het kan allemaal – veel – beter. De vier interviews bieden op dat punt sprekende illustraties. Aldus hebben de geïnterviewden niet alleen in het verleden een bijdrage geleverd aan de ontwikkeling van het materiële recht, maar kunnen zij door hun vertellingen ook een bijdrage leveren aan een betere toekomst van kinderen met ernstig letsel. De vier vertellingen geven bovenal een gezicht aan de onderwerpen die op dit gebied in het recht van betekenis zijn. En dat lijkt in het recht nog wel eens te worden vergeten: dat het hier om mensen gaat. Wat dat betreft spreken de vier kinderen en hun ervaringen voor zich. PIV-site