Rb R.dam 150910 begroting loonschade; afwijzing buitengerechtelijke kosten; onvoldoende gesteld
- Meer over dit onderwerp:
Rb R.dam 150910 begroting loonschade; afwijzing buitengerechtelijke kosten; onvoldoende gesteld
3.1 [gedaagde] heeft onrechtmatig jegens [X] gehandeld. Het onrechtmatig handelen bestaat eruit dat [gedaagde] meerdere keren [X] in het gezicht heeft geslagen, waarna [X] op ongelukkige wijze achteruit is gestapt waarbij hij door zijn rug is gegaan. Als gevolg van de door [X] opgelopen letsel is [X] arbeidsongeschikt geworden. Als gevolg van het handelen van [gedaagde] heeft de Gemeente schade geleden waarvoor [gedaagde] op grond van de artikelen 6:107 Burgerlijk Wetboek (BW) en 6:107a BW aansprakelijk is.
3.2 De schade bestaat uit de volgende posten:
a) loonverhaal tot en met dinsdag 6 juli 2009, € 8.438,08 netto onverminderd het nadien doorbetaalde loon:
b) kosten reïntegratie en verplaatste schade: € 3.863,24 netto
c) kosten rechtsbijstand: € 1.225,70
TOTAAL: € 13.527,02
Over het totaalbedrag is de wettelijke rente verschuldigd vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening.
3.3 Omdat nog niet duidelijk is op welk moment de arbeidsongeschiktheid van [X] eindigt (en daarmee de loondoorbetalingsverplichting van de Gemeente), wordt ook betaling van schadevergoeding nader op te maken bij staat gevorderd.
4. Het verweer
(....)
5.2 Bij repliek heeft de Gemeente haar vordering vermeerderd met een bedrag van € 2.432,56 aan tijdens arbeidsongeschiktheid aan [X] doorbetaald loon. Deze eisvermeerdering, waartegen [gedaagde] geen bezwaar heeft gemaakt, is niet in strijd met de eisen van een goede procesorde, zodat de rechtbank op de gewijzigde eis recht zal doen.
(....)
5.8 [gedaagde] heeft niet betwist dat [X] van 16 januari 2009 tot en met 6 juli 2009 arbeidsongeschikt is geweest en dat de Gemeente het loon van [X] in die periode heeft doorbetaald. [gedaagde] heeft terecht ook niet bestreden dat de Gemeente gehouden was het loon van [X] op grond van de Verhaalswet Ongevallen Ambtenaren tijdens diens arbeidsongeschiktheid door te betalen. De vordering van de voldoet daarmee aan de voorwaarden die artikel 6:107a BW daaraan stelt en komt daarmee in beginsel voor toewijzing in aanmerking.
5.9 [gedaagde] heeft de gevorderde loon- en reïntegratiekosten die door de Gemeente als schade worden gevorderd betwist in die zin dat hij betoogt dat van enige reïntegratieinspanning niet is gebleken. De Gemeente heeft gesteld dat [X] is begeleid door zijn leidinggevende en een reïntegratiemedewerker en dat hij onder geregelde controle van de bedrijfsarts stond. Dit laatste volgt onder meer uit de overgelegde stukken. Echter, een onderbouwing van de hoogte geclaimde schadepost ad € 3.863,24 heeft de gemeente (nog) onvoldoende gegeven. Zij zal in de gelegenheid worden gesteld bij akte deze vordering alsnog nader, zoveel mogelijk aan de hand van schriftelijke stukken, te onderbouwen. [gedaagde] mag hierop bij antwoordakte reageren.
Voor zover [gedaagde] betoogt dat sprake is van eigen schuld omdat de Gemeente zich onvoldoende zou hebben ingespannen om [gedaagde] te reïntegreren, faalt dit (zelfstandige) verweer. Gezien het onderbouwde standpunt van de Gemeente dat [X] tijdens zijn arbeidsongeschiktheid is begeleid door zijn leidinggevende en een reïntegratiemedewerker en dat [X] geregeld gecontroleerd werd door de Arbo-arts en de overgelegde verslagbrieven van de Arbo-arts aan de Dienst Stadstoezicht kon [gedaagde] er bij dupliek niet mee volstaan slechts te herhalen dat niet van enige reïntegratie-inspanning is gebleken en dat de Gemeente daarmee eigen schuld zou hebben aan de schade. De rechtbank is van oordeel dat [gedaagde] voornoemd (zelfstandig) verweer gelet op de gemotiveerde en onderbouwde betwisting van de Gemeente onvoldoende heeft onderbouwd, zodat de rechtbank hieraan voorbij zal gaan.
5.10 [gedaagde] heeft een beroep gedaan op matiging van de schadevergoeding, zodanig dat de schade in redelijke verhouding staat tot de ernst van het onrechtmatig handelen en tot het inkomen en vermogen van [gedaagde]. De rechtbank ziet geen aanleiding om de toe te wijzen schadevergoeding te matigen. Ingevolge artikel 6:109 Burgerlijk Wetboek kan de rechter een wettelijke verplichting tot schadevergoeding matigen, indien toekenning van volledige schadevergoeding in de gegeven omstandigheden waaronder de aard van de aansprakelijkheid, de tussen partijen bestaande rechtsverhouding en hun beider draagkracht, tot kennelijk onaanvaardbare gevolgen zou leiden. Niet gebleken is van omstandigheden waardoor de aansprakelijkheid niet volledig voor rekening van [gedaagde] dient te komen. [gedaagde] heeft geen inzicht gegeven in zijn inkomens- en vermogenspositie, zodat de rechtbank daar geen rekening mee kan houden.
5.11 Uit het voorgaande volgt dat de vordering ad € 8.438,08 voor toewijzing in aanmerking komt. [gedaagde] is in ieder geval vanaf de dag van dagvaarding in verzuim, zodat, conform gevorderd, de wettelijke rente hierover vanaf die datum zal worden toegewezen.
5.12 De gevorderde vergoeding voor rechtsbijstand ad € 1.225,70 zal worden afgewezen, nu onvoldoende is gesteld en evenmin is gebleken dat het gaat om verrichtingen die meeromvattend zijn dan de verrichtingen waarvoor de in de artikelen 237-240 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bedoelde kosten een vergoeding plegen in te sluiten. LJN BN8812