RBROT 250320 regres obv art. 2 VOA; door UWV aangenomen ao is ongevalsgevolg, mede na beoordeling 2 expertises; invloed schaderegelingsproces op vordering wg-er
- Meer over dit onderwerp:
RBROT 250320 regres obv art. 2 VOA; door UWV aangenomen ao is ongevalsgevolg, mede na beoordeling 2 expertises; invloed schaderegelingsproces op vordering wg-er
2. De feiten
2.1.
Op 26 mei 2012 was de heer [naam 1] (hierna: [naam 1] ), destijds 57 jaar oud, betrokken bij een verkeersongeval (kop/staart botsing c.q. achterop aanrijding). Het ongeval was te wijten aan de schuld van een ander, welke laatste in het kader van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen (WAM) voor aansprakelijkheid verzekerd was bij Allianz. Allianz heeft de aansprakelijkheid voor de gevolgen van het ongeval erkend.
2.2.
[naam 1] was ten tijde van het ongeval als ambtenaar in dienst bij [eiseres] en aldaar werkzaam als docent elektrotechniek en wiskunde. In de jaren voorafgaand aan het ongeval was zijn ziekteverzuim als volgt: 2006 (3 dagen), 2007 (7 dagen), 2008 (6 dagen), 2009 (4 dagen), 2010 (11 dagen), 2011 (0 dagen), 2012 tot aan ongeval (1 dag).
2.3.
[naam 1] heeft zich na het ongeval ziek gemeld en sindsdien zijn werkzaamheden als docent niet meer hervat. Krachtens diens rechtspositieregeling heeft [eiseres] aan [naam 1] over de periode van 26 mei 2012 tot en met 26 mei 2014 een bedrag van € 65.753,48 netto aan loon doorbetaald.
2.4.
Op gezamenlijk verzoek van Allianz en [naam 1] heeft neuroloog dr. [naam 2] (hierna: [naam 2] ) op 20 september 2016 een medische expertise verricht bij [naam 1] . Het naar aanleiding van deze expertise opgestelde rapport van 5 oktober 2016 houdt, voor zover van belang, het volgende in:
“( ... )
Conclusie:
Fors trauma op 26-05-2012 met een lichte commotio cerebri als gevolg, alsmede een flexie-extensietrauma van m.n. de cervicale wervelkolom. Persisterende klachten van geheugenstoornissen, concentratiestoornissen, verminderde belastbaarheid, vermoeidheid en pijn in de nek en onderrug. Er is sprake van een post whiplash syndroom oftewel een WAD graad 1-2. Objectieve neurologische afwijkingen zijn niet waargenomen.
( ... )”
De aan [naam 2] voorgelegde IWMD-vraagstelling wordt door hem als volgt beantwoord:
“( ... )
1. SITUATIE MET ONGEVAL
( ... )
Consistentie: ( ... )
Er is sprake van een duidelijke consistentie in het verhaal van betrokkene en in de correspondentie die beschikbaar is.
( ... )
Diagnose: ( ... )
Er is sprake van een post whiplash syndroom, WAD, graad 1-2.
Beperkingen: ( ... )
Betrokkene is geheel ADL zelfstandig. Hij kan weer een stukje wandelen, fietsen en autorijden. Alles moet wel met mate. Het is bovendien onvoorspelbaar wanneer hij wel en niet inzetbaar is. Soms heeft hij een slechte dag en kunnen tal van plannen niet doorgaan. Het werk is hij door de situatie kwijtgeraakt. Ook zijn sociale functioneren is in lichte mate beperkter geworden.
Medische eindsituatie: ( ... )
Ik acht de huidige situatie, nu ruim 4 jaar na het ongeval, als status quo.
( ... )
Er is sprake van een WAD graad 1-2. Volgens de richtlijnen van de Nederlandse Vereniging voor Neurologie uit 2013 kan hieraan geen invaliditeit toegekend worden. In tabel 17-2 van de AMA Guide, 6e editie wordt het beeld van betrokkene wel beschreven. Hij zou daar vallen in klasse 1 van tabel 17.2 waaraan een percentage invaliditeit van maximaal 8% toegekend kan worden. Mijn beroepsgroep heeft echter geadviseerd deze aanbeveling niet te volgen. Ik sluit mij bij de adviezen van de beroepsgroep aan. Het is dus niet mogelijk een percentage functieverlies aan dit klachtencomplex toe te kennen.
2.DE SITUATIE ZONDER ONGEVAL
Klachten, afwijkingen en beperkingen voor ongeval: ( ... )
Betrokkene had deze klachten niet voor het ongeval en de klachten die thans aanwezig zijn [zijn] het gevolg van het ongeval.
( ... )
Klachten, afwijkingen en beperkingen zonder ongeval: ( ... )
Het is in het dossier niet aannemelijk te maken dat er reeds klachten of afwijkingen bestonden die in de toekomst klachten zouden hebben gegeven, ook als het ongeval niet had plaatsgevonden.
( ... )”
2.5.
Op 27 september 2016 heeft op gezamenlijk verzoek van Allianz en [naam 1] orthopeed dr. [naam 3] (hierna: [naam 3] ) een medische expertise verricht bij [naam 1] . Het naar aanleiding van deze expertise opgestelde rapport van 20 oktober 2016 houdt, voor zover van belang, het volgende in:
“( ... )
DIAGNOSE:
- Nekklachten bij status na forse kop/staart botsing bij preexistent bestaande beginnende degeneratieve afwijkingen van de cervicale wervelkolom.
- Lumbaal gelocaliseerde rugklachten bij status na doorgemaakte kop/staart botsing, waarbij sprake is van preexistent bestaande degeneratieve afwijkingen in de lumbale wervelkolom.
( ... )
Beantwoording van de vragen:
Ad vraag 1a:
( ... ) Betrokkene heeft na dit ongeval nekklachten en rugklachten ontwikkeld. De voorgeschiedenis vermeldde wel doorgemaakte rugklachten lumbaal, welke tevoren behandeld waren met fysiotherapie. Betrokkene geeft aan dat hij met deze behandeling geen klachten meer had van zijn rug tot aan het ongeval.
( ... )
Ad vraag 1d:
Naar mijn oordeel is er sprake van een goede consistentie. De gegevens die worden verkregen d.m.v. de anamnese komen overeen met de gegevens die worden verkregen uit het medisch dossier, het medisch onderzoek en het hulponderzoek.
( ... )
Ad vraag 1g:
Op grond van het medisch onderzoek kan geadviseerd worden dat t.a.v. de belastbaarheid van de cervicale wervelkolom en de lumbale wervelkolom gesproken kan worden van een geringe beperking t.a.v. het vermogen om de cervicale wervelkolom en de lumbale wervelkolom te belasten in de zin van frequent flecteren, dan wel deflecteren, en een geringe beperking t.a.v. het vermogen om te kunnen heffen, duwen, trekken en tillen.
Ad vraag 1h:
Momenteel kan t.a.v. de ongevalsgevolgen van het ongeval dd. 26-05-2012 worden gesteld, dat er sprake is van een eindtoestand in de genezing van het letsel. Verdere verbetering, dan wel verslechtering van het huidige beeld als gevolg van het ongeval, valt mijns inziens niet meer te verwachten.
( ... )
Ad vraag 1l:
Ik adviseer een percentage blijvende functionele invaliditeit conform de AMA gids 6e druk en conform de richtlijnen van de NOV van 0% op grond van het feit dat er geen sprake is van objectiveerbare posttraumatische afwijkingen.
( ... )
Ad vraag 2c:
De degeneratieve afwijkingen van de cervicale wervelkolom en de lumbale wervelkolom waren reeds aanwezig voor het onderhavige ongeval dd. 26-05-2012. T.a.v. de lumbale wervelkolom heeft behandeling plaatsgehad op grond van klachten, t.a.v. de cervicale wervelkolom waren er kennelijk geen klachten, in elk geval heeft er t.a.v. de cervicale wervelkolom geen behandeling plaatsgehad. De nekklachten zou betrokkene als gevolg van de degeneratieve afwijkingen op enig moment ook hebben kunnen ontwikkelen, zonder dat hem het onderhavige ongeval zou zijn overkomen.
Ad vraag 2d:
De rug- en nekklachten zouden op grond van de degeneratieve afwijkingen ook hebben kunnen ontstaan, indien betrokkene het onderhavige ongeval niet zou zijn overkomen. Het is niet goed mogelijk om aan te geven op wat voor termijn betrokkene deze klachten, al dan niet zou hebben ontwikkeld. Het komt frequent voor dat patiënten forse degeneratieve afwijkingen in de wervelkolom hebben, zonder dat het aanleiding geeft tot invaliderende klachten. Mogelijk had betrokkene nog geruime tijd zonder nekklachten kunnen functioneren.
( ... )”
2.6.
Na het verkrijgen van de deskundigenberichten hebben [naam 1] en Allianz overleg gehad over de (financiële) afwikkeling van de gevolgen van het ongeval. In het kader van een minnelijke regeling heeft Allianz een (lumpsum) bedrag van € 72.500,00 aan [naam 1] betaald. Daartoe is op 11 augustus 2017 een vaststellingsovereenkomst gesloten.
2.7.
Allianz heeft aan [eiseres] een bedrag van € 9.601,51 betaald, zijnde het door [eiseres] aan [naam 1] doorbetaalde nettoloon over de periode vanaf 26 mei 2012 tot 1 september 2012.
2.8.
Bij brief van 13 december 2017 heeft [eiseres] verhaal gezocht bij Allianz op grond van de Verhaalswet Ongevallen Ambtenaren (hierna: VOA) voor de door [eiseres] geleden schade die het gevolg is van het [naam 1] op 26 mei 2012 overkomen ongeval (zijnde de loonbetalingen van [eiseres] aan [naam 1] over de periode van 1 september 2012 tot en met 26 mei 2014).
2.9.
Allianz heeft in reactie hierop aangegeven dat zij ruimschoots heeft voldaan aan haar verplichtingen op grond van artikel 2 VOA door [eiseres] het netto loon te vergoeden over de periode vanaf 26 mei 2012 tot 1 september 2012.
3. Het geschil
3.1.
[eiseres] vordert, na vermindering van eis, samengevat en zakelijk weergegeven, veroordeling van Allianz tot betaling van € 65.753,48, vermeerderd met rente en kosten.
Aan deze vordering heeft [eiseres] - in essentie - het volgende ten grondslag gelegd. [naam 1] is als gevolg van het ongeval arbeidsongeschikt geworden. [eiseres] heeft aan [naam 1] op basis van zijn rechtspositie gedurende de periode van 26 mei 2012 tot en met 26 mei 2014 het loon doorbetaald. Allianz is op grond van artikel 2 VOA gehouden [eiseres] het loon (terug) te betalen dat zij aan [naam 1] heeft moeten betalen gedurende de periode dat hij arbeidsongeschikt was. Allianz heeft aan [eiseres] het loon van [naam 1] over de periode van 26 mei 2012 tot 1 september 2012 terug betaald. Het resterende door [eiseres] aan [naam 1] betaalde loon (over de periode van 1 september 2012 tot en met 26 mei 2014) bedraagt € 65.753,48.
3.2.
Allianz voert verweer, dat strekt tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van [eiseres] in de kosten van de procedure, vermeerderd met rente.
Primair neemt Allianz het standpunt in dat het causaal verband ontbreekt tussen de door [naam 1] overkomen aanrijding en zijn voortdurende arbeidsongeschiktheid, in die zin dat er bij [naam 1] geen klachten en beperkingen bestaan die het gevolg zijn van het ongeval en die er toe leiden dat hij het vak van docent elektrotechniek en wiskunde niet meer kan uitoefenen.
Subsidiair is Allianz van oordeel dat aan de zijde van [eiseres] sprake is van schending van de schadebeperkingsplicht in de zin van artikel 6:101 BW, omdat [eiseres] zich niet heeft gehouden aan de op haar rustende re-integratieverplichtingen.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1.
In deze zaak zoekt [eiseres] op grond van artikel 2 VOA ter zake van een aan zijn ambtenaar [naam 1] op 26 mei 2012 overkomen verkeersongeval verhaal op Allianz die als WAM-verzekeraar van de schuldige aan dat ongeval jegens [naam 1] naar burgerlijk recht aansprakelijk is. Het gaat hierbij om verhaal voor door [eiseres] aan [naam 1] krachtens diens rechtspositieregeling uitbetaald netto loon over de periode vanaf 1 september 2012 tot en met 26 mei 2014.
4.2.
Het op artikel 2 VOA gebaseerde (netto-)verhaalsrecht strekt ertoe te voorkomen dat degene die de schade heeft veroorzaakt profiteert van het feit dat het slachtoffer zijn loon krijgt doorbetaald. De kern van dit verhaalsrecht is dat de (overheids-)werkgever (in dit geval [eiseres] ) in de plaats treedt van het slachtoffer (in dit geval [naam 1] ), voor dat deel van de schade, dat voor rekening van de werkgever is gekomen. In zoverre is het (zelfstandig) verhaalsrecht een afgeleid recht. Dit betekent dat voor uitoefening daarvan vereist is dat [naam 1] recht heeft op schadevergoeding jegens de (verzekeraar van de) schuldige aan het verkeersongeval (in dit geval Allianz). Daartoe zal aan de vereisten van artikel 6:162 BW moeten zijn voldaan (waaronder causaliteit en schade).
Dit betekent ook dat stelplicht en, in voorkomend geval, bewijslast ter zake van feiten en omstandigheden waaruit blijkt dat Allianz, als verzekeraar van de schuldige aan het verkeersongeval, aansprakelijk is jegens [naam 1] in beginsel rusten op [eiseres] . Omdat de aanspraak van [eiseres] is gebaseerd op de aanspraak van [naam 1] jegens Allianz, kan Allianz jegens [eiseres] dezelfde verweermiddelen inroepen als zij tegen [naam 1] zou hebben kunnen inroepen. Het op artikel 2 VOA gebaseerde verhaalsrecht is op grond van artikel 3 VOA in elk geval beperkt tot het bedrag van de aansprakelijkheid naar burgerlijk recht. Dit is het zogenaamde “civiel plafond”.
4.3.
Ten aanzien van het vereiste causaal verband tussen het ongeval, de klachten en de schade geldt dat in een zaak als de onderhavige aan het te leveren bewijs geen al te hoge eisen mogen worden gesteld: het ontbreken van een specifieke medische aantoonbare verklaring voor de klachten staat niet in de weg aan het oordeel dat het bewijs van het oorzakelijk verband geleverd is. Tot op zekere hoogte komt het immers voor risico van de aansprakelijke partij dat het slachtoffer van een verkeersongeval daardoor ook klachten kan ondervinden die zich slechts in beperkte mate lenen voor objectivering. Het gaat niet om medische maar om juridische causaliteit. De vraag naar het (juridisch) causaal verband tussen het ongeval en de klachten is, nu het een juridisch oordeel betreft, voorbehouden aan de rechter. Voor het aanwezig zijn van dit juridisch causaal verband gaat het erom of de klachten als zodanig daadwerkelijk bestaan en dat die klachten mede gelet op de toedracht van het ongeval daaraan redelijkerwijs kunnen worden toegeschreven. Indien komt vast te staan dat het slachtoffer vóór het ongeval deze klachten niet had, de klachten op zich door het ongeval veroorzaakt kunnen worden en een alternatieve verklaring voor de klachten ontbreekt, zal het bewijs van het oorzakelijk verband veelal geleverd zijn.
4.4.
Enige objectivering van de - subjectieve - klachten is echter wel vereist. Daarvoor is noodzakelijk en voldoende dat bij zorgvuldige beoordeling van alle (medische) informatie kan worden vastgesteld dat aannemelijk is dat de klachten reëel, niet ingebeeld, niet voorgewend en niet overdreven zijn. Dit in de jurisprudentie ontwikkelde criterium komt er op neer dat de rechter er, op grond van de beschikbare medische informatie, van overtuigd moet zijn dat het gaat om klachten die de betrokkene daadwerkelijk heeft zonder dat hij of zij tracht de situatie ernstiger te doen overkomen dan deze is.
4.5.
Met inachtneming van het voorgaande zal de rechtbank beoordelen of, zoals [eiseres] stelt en Allianz betwist, het vereiste causaal verband aanwezig is tussen het ongeval dat [naam 1] is overkomen en de klachten die hij naar aanleiding daarvan stelt te hebben en zijn arbeidsongeschiktheid als gevolg daarvan.
4.6.
Uit het rapport van [naam 2] , waarvan de uitkomsten niet door Allianz ter discussie zijn gesteld, volgt als diagnose een post whiplashsyndroom (WAD) graad 1-2, en als klachten: geheugenstoornissen, concentratiestoornissen, verminderde belastbaarheid, vermoeidheid. Uit het rapport van [naam 3] , waarvan de uitkomsten eveneens niet door Allianz ter discussie zijn gesteld, volgen als klachten: nek- en lumbaal gelocaliseerde rugklachten. Daarnaast kan uit beide rapporten worden opgemaakt dat er een duidelijke consistentie bestaat tussen het verhaal van [naam 1] en de beschikbare (medische) stukken, dat [naam 1] geen klachten had op het moment van het ongeval en dat de klachten die aanwezig zijn het gevolg zijn van het ongeval.
Hui stelt in aanvulling op het voorgaande dat de rug- en nekklachten op grond van de degeneratieve afwijkingen ook zouden hebben kunnen ontstaan, indien [naam 1] het onderhavige ongeval niet zou zijn overkomen. Hij geeft daarbij echter ook aan dat het niet goed mogelijk is om aan te geven op wat voor termijn betrokkene deze klachten al dan niet zou hebben ontwikkeld en dat het frequent voorkomt dat patiënten forse degeneratieve afwijkingen in de wervelkolom hebben, zonder dat het aanleiding geeft tot invaliderende klachten. Hij voegt hieraan toe dat [naam 1] mogelijk nog geruime tijd zonder nekklachten had kunnen functioneren.
4.7.
Gelet op het voorgaande en in aanmerking nemende dat de klachten door een ongeval als het onderhavige kunnen worden veroorzaakt, neemt de rechtbank als vaststaand aan dat [naam 1] genoemde klachten heeft als gevolg van het ongeval. Er zijn onvoldoende aanknopingspunten om aan te nemen dat [naam 1] deze klachten ook zonder ongeval zou hebben ontwikkeld in de periode tussen het ongeval en 26 mei 2014, de in het kader van deze procedure relevante periode. Hetgeen Hui ter zake stelt, laat uitdrukkelijk de mogelijkheid open dat [naam 1] na mei 2012 nog jaren zonder nek- en rugklachten had kunnen functioneren. De rechtbank neemt in dit verband mede in aanmerking dat [naam 1] ten tijde van het ongeval 57 jaar was, al jaren dezelfde functie vervulde en dat, als niet dan wel onvoldoende gemotiveerd weersproken vast staat dat er, ondanks de pre-existent bestaande degeneratieve afwijkingen van de cervicale en lumbale wervelkolom en eerdere rugklachten, nauwelijks sprake was van een relevante ziektehistorie.
4.8.
Allianz stelt ook dat geen bewijs is geleverd voor het bestaan van beperkingen bij [naam 1] om het vak van wiskundeleraar te kunnen uitoefenen als gevolg van het door het ongeval opgelopen letsel.
4.9.
Zoals volgt uit het voorgaande gaat de rechtbank er op basis van de rapporten van [naam 2] en [naam 3] vanuit dat [naam 1] (in 2016) de in de rapporten genoemde klachten had als gevolg van het ongeval. Voorts staat vast dat [naam 1] ten tijde van het ongeval 57 jaar was, in de jaren tot aan het ongeval nauwelijks ziektedagen heeft opgenomen en dat hij sinds het ongeval niet meer heeft gewerkt. Uit de consultrapportages van de Arbo Unie, de bedrijfsarts van [eiseres] , over de periode van 30 september 2012 tot en met 23 september 2013 (zie productie 8 aan de zijde van [eiseres] ) volgt voorts dat [naam 1] in de periode over de eerste twee jaren na het ongeval niet in staat was zijn werk te hervatten. Als niet dan wel onvoldoende gemotiveerd weersproken staat voorts vast dat het UWV [naam 1] na ommekomst van een periode van twee jaar na het ongeval het recht op een arbeidsongeschiktheidsuitkering heeft toegekend waarbij hij werd ingedeeld in de arbeidsongeschiktheidsklasse 80-100%.
Dat aan een beoordeling van het UWV, waarbij een ander toetsingskader wordt gehanteerd dan in civiele aansprakelijkheidszaken, voor kwesties als de onderhavige geen doorslaggevend gewicht toekomt, gelijk Allianz betoogt, is op zich juist, maar dat betekent niet dat aan dergelijke beoordelingen geen enkel gewicht kan worden toegekend.
Uit het voorgaande blijkt naar het oordeel van de rechtbank genoegzaam dat de arbeidsongeschiktheid van [naam 1] (in ieder geval over de eerste twee jaren na het ongeval) direct verband houdt met het ongeval. Allianz heeft daartegenover onvoldoende aanknopingspunten geboden waaruit zou blijken dat er geen sprake zou kunnen zijn van een causaal verband tussen het ongeval en de arbeidsongeschiktheid van [naam 1] in die periode.
4.10.
Nog afgezien van het voorgaande geldt dat, als niet dan wel onvoldoende gemotiveerd weersproken vast staat, dat voornoemd verweer van Allianz gedurende de eerste twee jaren na het ongeval door Allianz niet aan [naam 1] is tegengeworpen. In die zin kan naar het oordeel van de rechtbank gezegd worden dat dit verweer in deze procedure (jegens [eiseres] ) niet tijdig wordt gevoerd. Hetzelfde geldt voor de - overigens blote - stelling van Allianz dat het causaal verband per 1 september 2012 doorbroken zou zijn.
4.11.
Bij voormeld oordeel heeft de rechtbank ook het navolgende in aanmerking genomen. Als niet dan wel onvoldoende gemotiveerd weersproken staat vast dat [eiseres] als (overheids-)werkgever niet in staat is om in de periode over de eerste twee jaren na het ongeval bewijs te verzamelen voor een eventueel op artikel 2 VOA gebaseerde verhaalsvordering; dit in verband met de privacy waar haar ambtenaar recht op heeft.
Daarbij komt dat in geval van ziekte van een werknemer na ongeval van een werkgever niet kan worden verwacht dat al wordt geanticipeerd op een mogelijk toekomstig verweer (van de verzekeraar) dat in de eerste twee jaren van loondoorbetaling na het ongeval niet is gevoerd. Het is zeer onwenselijk als de werkgever zich in die eerste twee jaren na ziekte van een werknemer als gevolg van een ongeval moet gaan bemoeien met het schaderegelingsproces om aldus zijn of haar eigen rechten zeker te stellen. Daardoor zou de arbeidsverhouding (en het vertrouwen tussen werknemer en werkgever) zwaar onder druk kunnen komen te staan, hetgeen re-integratie van de werknemer niet ten goede zal komen. In de buitengerechtelijke schaderegelingspraktijk richten aansprakelijke verzekeraars zich gedurende de eerste twee jaren na het ongeval bij voorkeur op het herstel van de benadeelde teneinde de kans op een succesvolle re-integratie te vergroten. In deze fase wordt (bijna) nooit van de werknemer verlangd dat deze onafhankelijke deskundigenoordelen aandraagt ten bewijze van de stelling dat er sprake is van zodanige beperkingen dat hij of zij hierdoor het werk niet kan hervatten.
Dat werkgevers gedurende die periode het loon doorbetalen is zo bezien ook in het belang van de aansprakelijke verzekeraar. Immers wordt ook daardoor de kans op een succesvolle re-integratie vergroot.
4.12.
In diezelfde buitengerechtelijke schaderegelingspraktijk wordt in de regel door partijen, alvorens de schade definitief te regelen, afgewacht tot het moment waarop de medische eindsituatie is ingetreden. Indien op een gegeven moment blijkt dat van (verder) herstel van klachten geen sprake is en de benadeelde dus vergoeding van duurschade zal gaan vorderen, pas dan wordt door de aansprakelijke verzekeraar verlangd dat de benadeelde de stellingen over de aard en ernst van de klachten en beperkingen en het causaal verband met het ongeval nader onderbouwt. Het zou gezien al het voorgaande in strijd met de redelijkheid en billijkheid zijn om van [eiseres] te verlangen dat zij meer of ander bewijs dan [naam 1] moet gaan leveren ter verkrijging van vergoeding van haar verhaalsvordering.
4.13.
Allianz heeft voorts aangevoerd dat sprake is van schending van de schadebeperkingsplicht aan de zijde van [eiseres] omdat zij haar re-integratieverplichtingen niet correct is nagekomen. Het lag op de weg van Allianz teneinde het door haar beoogde resultaat te bereiken, namelijk (gedeeltelijke) afwijzing van de vordering, om gemotiveerd te stellen dat de thans door [eiseres] gevorderde schade niet zou zijn geleden, althans een beperktere omvang zou hebben gehad, indien er geen tekortkoming door het UWV was vastgesteld. Allianz heeft hieraan niet voldaan, zodat aan bewijslevering op dit punt niet wordt toegekomen.
4.14.
Het voorgaande in aanmerking nemende, zal de vordering van [eiseres] worden toegewezen. ECLI:NL:RBROT:2020:2841