Overslaan en naar de inhoud gaan

RBROT 141022 Laag met luchtballon over schapen varen is onrechtmatige daad; bewijsopdracht causaal verband en schade vanwege miskraam schapen

RBROT 141022 Laag met luchtballon over schapen varen is onrechtmatige daad; bewijsopdracht causaal verband en schade vanwege miskraam schapen

2.
De feiten

2.1.
[eiser] exploiteert samen met zijn partner mevrouw [persoon A] een onderneming die gespecialiseerd is in het fokken en houden van schapen.

2.2.
[gedaagde] exploiteert een onderneming die gespecialiseerd is in commerciële ballenvaarten in de provincie Zuid-Holland.

2.3.
Op 2 september 2021 heeft de heer [persoon C] schapen van [eiser] gescand, door middel van echografie. Hij heeft daarbij geconstateerd dat 166 schapen drachtig zijn.

2.4.
Op 28 september 2021 heeft [gedaagde] een luchtballonvaart georganiseerd, waarbij de heer [persoon B] (hierna: [persoon B] ) als piloot functioneerde. [persoon B] is bij het landen over weilanden van [eiser] gevaren en heeft de luchtballon in een aangrenzend weiland aan de grond gezet.

2.5.
Op 9 oktober 2021 heeft [persoon C] de schapen van [eiser] nogmaals gescand. Hij heeft toen geconstateerd dat 38 van de schapen die op 2 september 2021 drachtig waren, dat niet langer waren.

3.
Het geschil

3.1.
[eiser] eist samengevat:
- [gedaagde] te veroordelen aan hem te betalen € 15.603,58 aan hoofdsom, met rente, en € 2.340,54 aan buitengerechtelijke kosten;
- [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten;
- het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

3.2.
[eiser] baseert de eis op het volgende.

De luchtballon van [gedaagde] is erg laag over het weiland gevaren waar de schapen van [eiser] graasden. De schapen zijn daardoor in paniek geraakt, waardoor 38 schapen als gevolg van de opgelopen stress hun lammetjes hebben verworpen, dat wil zeggen een miskraam hebben gehad. [gedaagde] heeft daardoor inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van [eiser] en [gedaagde] moet de schade die hij heeft geleden vergoeden (art. 6:162 BW). Het gaat volgens [eiser] om de volgende schadeposten:
- € 20,- voor het binnenhalen van de schapen, namelijk een half uur x een uurtarief van € 40,-;
- € 95,59, ter zake van de factuur van [persoon C] , voor het scannen van de schapen (2.3);
- € 320,- voor het sorteren van de schapen op ‘uitgerekende datum’, namelijk 8 uur x een uurtarief van € 40,-;
- € 13.832,- voor misgelopen inkomsten voor de verloren lammetjes, namelijk 38 schapen x gemiddeld 2,8 lammetjes per schaap x € 130,- aan opbrengst per lam;
- € 1.335,99 aan btw;

In totaal bedraagt de schade dus € 15.603,58. Volgens [eiser] moet [gedaagde] worden veroordeeld tot betaling van dat bedrag. Omdat [gedaagde] ondanks aanmaningen niet betaald heeft, moet zij ook de wettelijke (handels)rente en € 2.340,54 aan incassokosten betalen.

3.3.
[gedaagde] is het niet eens met de eis en voert het volgende aan.

De luchtballon is niet laag over het weiland gevaren. Bovendien stonden de schapen op afstand en waren zij niet in paniek. Zelfs als dit wel zo zou zijn, dan heeft [gedaagde] daarmee geen inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van [eiser] . Daarnaast blijkt nergens uit dat de schapen de lammetjes hebben verworpen als gevolg van de ballonlanding. Het is namelijk niet onderbouwd dat de bewuste schapen in die weilanden stonden en dat de nabije ballonlanding de miskraam heeft veroorzaakt. Ook de omvang van de schade, namelijk het gemiddelde aantal lammetjes per schaap en de prijs per lam zijn niet onderbouwd. Verder dient de wettelijke handelsrente te worden afgewezen, omdat er geen sprake is van een handelsovereenkomst. Ook de buitengerechtelijke kosten moeten worden afgewezen, omdat deze niet redelijk zijn, aldus kort samengevat de stellingen van [gedaagde] .

4.
De beoordeling

Juridisch kader

4.1.
[eiser] baseert zijn vordering op art. 6:162 BW. Uit dat artikel volgt dat degene die ten opzichte van een ander een onrechtmatige daad pleegt, die hem kan worden toegerekend, verplicht is de schade die de ander daardoor lijdt, te vergoeden. Met andere woorden er moet sprake zijn van (1) een onrechtmatige daad, (2) toerekenbaarheid, (3) schade en (4) een causaal verband tussen de onrechtmatige daad en de schade. Deze criteria worden hierna achtereenvolgens behandeld.

Onrechtmatige daad

4.2.
[eiser] stelt dat de luchtballon laag over zijn weilanden is gevaren. [gedaagde] heeft dit bij conclusie van antwoord betwist. [persoon B] , de piloot van de betreffende luchtballon, heeft tijdens de mondelinge behandeling echter bevestigd dat hij laag over het land van [eiser] is gevaren. Hij heeft toegelicht dat een landing met een luchtballon met het oog op de veiligheid van de passagiers geleidelijk moet worden ingezet en dat hij daarom voorafgaand aan de landing al steeds lager is gaan varen. Deze verklaring strookt met het door [gedaagde] overgelegde vluchtplan. Daaruit volgt namelijk dat de luchtballon de laatste drie minuten van de vaart lager dan 20 meter boven de grond voer. Ook in de door [gedaagde] in het geding gebrachte timelapse, is te zien dat de luchtballon betrekkelijk laag over diverse weilanden vaart. De kantonrechter oordeelt daarom dat als onvoldoende gemotiveerd betwist is komen vast te staan dat de luchtballon laag over de weilanden van [eiser] is gevaren.

4.3.
[eiser] stelt verder dat zijn schapen in deze weilanden stonden. Dit is door [gedaagde] betwist. Echter volgt uit de door haar overgelegde timelapse dat er wel degelijk schapen in de weilanden stonden. Weliswaar is de ballon niet regelrecht over deze schapen gevaren, echter stonden deze schapen wel betrekkelijk dichtbij in de weilanden waar de ballon relatief laag overheen gevaren is.

4.4.
De kantonrechter overweegt dat het varen met een luchtballon geen enkele maatschappelijke noodzaak heeft. Het gaat om een commerciële activiteit van [gedaagde] , die puur wordt uitgevoerd voor amusement van de passagiers. Het is begrijpelijk dat de ballonvaarder, gezien de afhankelijkheid van het weer, niet exact kan bepalen waar hij de luchtballon aan de grond zet. Hij zal gezien het karakter van de activiteit echter wel zeer zorgvuldig de landing moeten inzetten, op een zodanig wijze dat daarbij geen personen, dieren of zaken op de grond in gevaar worden gebracht. Het is immers een voorzienbaar risico dat wanner de luchtballon laag over een weiland vaart, waar dieren grazen, die dieren daardoor in paniek raken en mogelijk schade ontstaat bij de eigenaar van die dieren, die zelf niet om de landing van de luchtballen heeft gevraagd. Wanneer dat risico zich openbaart, heeft de ballonvaarder onvoldoende zorgvuldig gehandeld en geldt dat in strijd gehandeld is met de zorgvuldigheid die in het maatschappelijk verkeer past. Het moge zo zijn dat de piloot op dat moment geen betere landingsplek zag, maar dat komt voor rekening en risico van [gedaagde] die het initiatief heeft genomen voor deze pleziervaart en de startlocatie en vliegroute heeft bepaald. In beginsel geldt de landing van de luchtballon op 28 september 2021 dan ook als een onrechtmatige daad in de zin van artikel 6:162 BW.

Toerekenbaarheid

4.5.
Aangezien [persoon B] , de door [gedaagde] ingeschakelde piloot, de luchtballon heeft bestuurd, kan deze onrechtmatige daad worden toegerekend aan [gedaagde] . Dit is overigens door [gedaagde] ook niet betwist.

Schade

4.6.
[eiser] stelt dat hij schade heeft geleden als gevolg van het onrechtmatige handelen van [gedaagde] . De door hem opgevoerde schadeposten worden hierna achtereenvolgens beoordeeld.

Verworpen lammetjes

4.7.
Veruit de grootste schadepost betreft de misgelopen inkomsten als gevolg van de verworpen lammetjes. [eiser] stelt dat 38 schapen hun lammetjes hebben verworpen. Dat is op zichzelf niet door [gedaagde] betwist, zodat dit vast komt te staan. [eiser] stelt verder dat zijn schapen gemiddeld 2,8 lammetjes krijgen, en dat hij daarom inkomsten voor 106,4 lammetjes (38 x 2,8) is misgelopen. [gedaagde] betwist allereerst deze rekenmethode. Zij stelt dat [eiser] moet onderbouwen hoeveel lammetjes hij daadwerkelijk is verloren en dat hij dit niet moet berekenen door het aantal ‘lege’ schapen te vermenigvuldigen met een gemiddelde. De kantonrechter volgt [gedaagde] hierin niet. Van [eiser] kan niet worden verwacht dat hij van alle 38 schapen inzichtelijk kan maken van hoeveel lammetjes zij drachtig waren. De rekenmethode die [eiser] hanteert acht de kantonrechter daarom een passende manier om de schade te begroten (art. 6:97 BW).

4.8.
[gedaagde] betwist verder de door [eiser] gehanteerde variabelen, namelijk het gemiddelde van 2,8 lammeren per schaap en de prijs van € 130,- per lammetje. [eiser] heeft deze getallen vervolgens niet verder onderbouwd. De bewijslast rust op [eiser] , omdat hij de gevorderde schadevergoeding daarop baseert (art. 150 Rv). Hij heeft bewijs aangeboden van zijn stellingen en wordt daarom in de gelegenheid gesteld om op dit punt bewijs te leveren.

Binnenhalen schapen

4.9.
[eiser] vordert verder € 20,- voor het binnenhalen van de schapen. Hij heeft niet gesteld en onderbouwd waar die schadepost op ziet, zodat die niet kan worden toegewezen.

Scannen schapen

4.10.
[eiser] vordert daarnaast € 95,59 voor de kosten van het scannen van de schapen. De kantonrechter oordeelt dat wanneer vast komt te staan dat [eiser] schade heeft geleden als gevolg van de ballonlanding, deze kosten ook voor vergoeding in aanmerking komen. Dit betreffen dan namelijk kosten voor de vaststelling van de omvang van de schade (art. 6:96 lid 2 sub b BW).

Sorteren schapen

4.11.
[eiser] vordert ook € 320,- voor het sorteren van de schapen. Hij stelt dat alle drachtige schapen voorafgaand aan de landing waren gesorteerd op ‘uitgerekende datum’. Hij stelt dat de schapen als gevolg van de landing in paniek zijn geraakt en door sloten en langs hekken naar elkaar toe zijn gerend. Tijdens de zitting heeft hij toegelicht dat hij 8 manuren de tijd nodig heeft gehad om de schapen (zo goed als mogelijk) opnieuw te sorteren. [gedaagde] heeft betwist dat de schapen in paniek zijn geraakt tijdens de ballonlanding. Beide partijen hebben hun standpunten onderbouwd met getuigenverklaringen. Deze verklaringen staan lijnrecht tegenover elkaar. Op dit moment is daarom niet vast te stellen in hoeverre de schapen in paniek zijn geraakt door de ballonlanding. Ook op dit punt wordt [eiser] toegelaten tot het leveren van bewijs.

Btw

4.12.
[eiser] maakt ten slotte aanspraak op € 1.335,99 aan btw. Echter is niet gesteld of gebleken waarom de btw als schade kan worden aangemerkt. [eiser] heeft deze btw namelijk niet hoeven te betalen. Bovendien geldt dat [eiser] als ondernemer btw-plichtig is, zodat hij de btw kan verreken in het geval hij de btw daadwerkelijk heeft betaald.

Dit deel van de vordering is daarom niet toewijsbaar.

Causaliteit

4.13.
Wanneer de voorgaande schade vast komt te staan, dan betekent dit nog niet dat [gedaagde] deze schade ook moet vergoeden. Dat is alleen het geval als ook vastgesteld kan worden dat die schade het gevolg is van de onrechtmatige ballonlanding. [eiser] stelt dat dit het geval is. [gedaagde] betwist dat echter. Zij voert aan dat de 38 schapen niet in de betreffende weilanden stonden waarover de ballon is gevaren, dat de schapen niet in paniek zijn geraakt en dat eventuele paniek niet de oorzaak is van de miskramen. Zij stelt verder dat er ook andere mogelijke verklaringen voor de miskramen zijn, zoals ziektes, recente verbouwingen bij [eiser] , heftige regenbuien en het langs de schapen racen met een quad. Aangezien de stellingen van [eiser] alleen maar zijn gebaseerd op zijn uitspraken, die niet zijn onderbouwd met schriftelijke stukken of deskundigenverklaringen, kan de kantonrechter niet vaststellen of er een causaal verband is tussen (eventuele) schade van [eiser] en de onrechtmatige luchtballonlanding. Ook op dit punt wordt [eiser] daarom toegelaten tot bewijslevering. De kantonrechter wijst erop dat [eiser] in dat kader zal moeten bewijzen dat deze 38 schapen in de weilanden stonden waar de luchtballon laag over is gevaren, dat ze door die landing in paniek zijn geraakt en dat dergelijke paniek een miskraam kan veroorzaken. Verder is in dat kader ook van belang hoe groot de kans is dat eventuele andere omstandigheden (mede) hebben geleid tot deze miskraam, gezien het verweer van [gedaagde] .

Conclusie

4.14.
Kortom, [eiser] wordt toegelaten tot het leveren van bewijs van de volgende stellingen:
- dat de ‘gesorteerde’ schapen als gevolg van de ballonlanding op 28 september 2021 in paniek zijn geraakt en allemaal door elkaar zijn gaan lopen;
- dat 38 van zijn schapen hun lammetjes hebben verworpen als gevolg van de ballonlanding op 28 september 2021;
- dat zijn schapen gemiddeld 2,8 lammetjes krijgen;
- dat zijn lammetjes € 130,- per stuk opbrengen.

4.15.
In afwachting van de bewijslevering van [eiser] , worden alle beslissingen aangehouden. ECLI:NL:RBROT:2022:8563