Overslaan en naar de inhoud gaan

GHAMS 140420 Trafigura; Probo Koala; oordeel over bevoegdheid, ontvankelijkheid, gelijksoortigheid belangen en waarborgvereiste

GHAMS 140420 Trafigura; Probo Koala; oordeel over bevoegdheid, ontvankelijkheid, gelijksoortigheid belangen en waarborgvereiste

in vervolg op ECLI:NL:RBAMS:2018:2476

zie ook: Uitspraak hoger beroep inzake giframp met Probo Koala op de site van Beer Advocaten:

Op 14 april 2020 deed het gerechtshof Amsterdam in hoger beroep uitspraak in de procedure inzake de giframp in Ivoorkust in 2006 tussen Stichting Victimes des Déchets Toxiques Côte d’Ivoire en Trafigura.

Het hof boog zich over de formele argumenten die Trafigura inbracht. Deze argumenten van Trafigura waren bedoeld om een oordeel van de Nederlandse rechter over haar aansprakelijkheid jegens de slachtoffers van de giframp te voorkomen. Het hof oordeelt dat Trafigura zich wel degelijk voor de Nederlandse rechter moet verantwoorden voor het dumpen van de Probo Koala-afvalstoffen in Abidjan.

Eerste aanleg

In de inleidende dagvaarding stelde de Stichting dat oliehandelaar Trafigura onrechtmatig had gehandeld tegenover degenen die door contact met de giftige afvalstoffen (gezondheids)schade lijden. Deze afvalstoffen werden in 2006 met de Probo Koala - een door Trafigura gecharterd schip - vanuit Amsterdam uitgevoerd naar Abidjan (Ivoorkust) en op verschillende plaatsen in de stad gedumpt.

Met het vonnis van de rechtbank van 18 april 2018 leed de procedure van de Stichting om procedurele redenen in eerste instantie schipbreuk.

Hoger beroep

Tegen dat vonnis van de rechtbank is door de Stichting in hoger beroep een groot aantal bezwaren (“grieven”) aangevoerd, die alle succesvol zijn. De door Trafigura geformuleerde grieven falen allemaal.

In het arrest overweegt het hof onder meer dat de Nederlandse rechter bevoegd is kennis te nemen van de vorderingen van de Stichting, zowel jegens Trafigura Beheer B.V. als jegens Trafigura Limited (§3.6-3.15).

Het hof oordeelt verder dat Ivoriaans materieel recht niet in de weg staat aan de gevraagde remedie naar Nederlands formeel recht (§3.16-3.18).

Volgens het hof is voorts sprake van gelijksoortigheid van belangen van de achterban van de Stichting in de zin van artikel 3:305a lid 1 (oud) BW (§3.19-3.26). Daarbij is relevant dat het hof overweegt dat voldoende is dat “de betrokken belangen zich voor bundeling lenen, zodat een efficiënte en effectieve rechtsbescherming kan worden bevorderd” (§3.24). Relevant is ook dat het hof de stellingen van Trafigura met betrekking tot het in eerste aanleg bij pleidooi gewijzigde petitum gemotiveerd terzijde schuift (§3.20-3.23).

Aan het waarborgvereiste van artikel 3:305a lid 2 laatste zin (oud) BW (§3.27-3.43) is volgens het hof eveneens voldaan. Daarbij is van belang dat:

  • het hof het financieringsarrangement niet ontoelaatbaar vindt (§3.28);
  • de Stichting met de leden van het bestuur en de Raad van Toezicht beschikt over voldoende “kennis, ervaring en vaardigheid” (§3.32);
  • niet kan worden aangenomen dat de administratie van de Stichting gebrekkig zou zijn, zoals de rechtbank overigens eerder ook al concludeerde (§3.33);
  • de statuten van de Stichting voldoen aan de eisen van de Claimcode 2011 (§3.33) waarbij “uiteindelijk […] beslissend [is] of de feiten en omstandigheden van het geval, in onderling verband en samenhang beschouwd, voldoende zijn om het oordeel te rechtvaardigen dat aan het waarborgvereiste is voldaan” (§3.42);
  • aannemelijk is dat “een (voldoende omvangrijke) groep personen […] schade [stelt] te hebben geleden die nog niet (volledig) is gecompenseerd (§3.33);
  • de Stichting het risico dat een eventuele schadevergoeding niet ten goede komt aan individuele slachtoffers, tot een aanvaardbaar niveau heeft teruggebracht (§3.34-3.37 alsmede §3.41);
  • individuele slachtoffers ook baat kunnen hebben bij een goede afloop van deze procedure “zonder dat zij (voor het overige) gebruik maken van de inspanningen van de Stichting” (§3.38-3.39).

Vervolg

Nu deze stap genomen is, kan verder worden ingegaan op de aansprakelijkheidsvraag.

Voor wat betreft de vorderingen op Trafigura Beheer B.V. verwijst het hof de zaak naar de rol van 26 mei 2020 voor een processtuk aan de zijde van Trafigura. Waar het gaat om de vorderingen jegens Trafigura Limited, verwijst het hof de zaak terug naar de rechtbank.

Of het op korte termijn zo ver komt is de vraag, nu tussentijds cassatie kan worden ingesteld tegen het arrest van het hof. De Stichting en Trafigura kunnen dit binnen drie maanden doen. In dat geval wordt de zaak voortgezet bij de Hoge Raad. Beer Advocaten

en voor de uitspraak zelf: ECLI:NL:GHAMS:2020:1157