HR 260210; Omstandigheid dat aanmerkelijk deel van de personen ter bescherming van wier belangen een collectieve actie strekt niet instemt met (het doel van) de rechtsvordering staat in dit geval aan een collectieve actie niet in de weg
- Meer over dit onderwerp:
HR 260210 Omstandigheid dat aanmerkelijk deel van de personen ter bescherming van wier belangen een collectieve actie strekt niet instemt met (het doel van) de rechtsvordering staat in dit geval aan een collectieve actie niet in de weg
3.1 In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) Plazacasa exploiteert de website www.jaap.nl (hierna: Jaap.nl). Daarop publiceert zij de volledige beschrijvingen en foto's van in Nederland te koop staande woningen. Deze gegevens kopieert Plazacasa onder meer van websites van verschillende makelaars, waartoe zij gebruik maakt van een automatische zoekmachine die de websites van de makelaars doorzoekt. Bezoekers van Jaap.nl kunnen op de website een aantal zoekcriteria opgeven, zoals plaats, prijs en soort object. Hierna wordt een lijst getoond met adressen en een foto van de gevonden woningen die aan de zoekcriteria voldoen. Vervolgens kan de bezoeker van de website op een woning klikken, waarna een nieuw scherm wordt geopend waarop een beschrijving en foto's van die woning staan. Jaap.nl biedt de bezoeker voorts de mogelijkheid om via een link de website te bezoeken van de makelaar waarop de woning wordt aangeboden. Jaap.nl is in zijn huidige vorm sinds 5 maart 2007 op de markt.
(ii) De Stichting is bij akte van 17 april 2007 opgericht. Volgens haar (gewijzigde) statuten stelt zij zich ten doel "het zonder winstoogmerk behartigen van materiële en immateriële belangen van makelaars (in onroerend goed) ter zake van de uitoefening en handhaving van hun intellectuele eigendomsrechten". Het voeren van gerechtelijke procedures is een van de methoden waarmee zij haar doel tracht te verwezenlijken.
(iii) De Stichting heeft in juni 2007 Plazacasa onder meer gesommeerd om schriftelijk toe te zeggen dat Plazacasa stopt met het kopiëren en/of openbaar maken van beschrijvingen en foto's van de woningen op Jaap.nl, tenzij de betrokken makelaar daar expliciet toestemming voor heeft gegeven. Plazacasa is op deze sommatie niet ingegaan.
3.2 De Stichting vordert, kort weergegeven, Plazacasa op straffe van een dwangsom te verbieden inbreuk te maken op de auteursrechten van een of meer makelaars, en meer in het bijzonder Plazacasa te verbieden om, zonder door de betrokken makelaar uitdrukkelijk verleende toestemming, ten behoeve van Jaap.nl 'objectdata' (door de desbetreffende makelaar gemaakte foto's en beschrijvingen van het huizenaanbod) te verveelvoudigen en/of openbaar te maken, tenzij per object niet meer dan één verkleinde foto en een beknopte beschrijving van maximaal 155 karakters wordt weergegeven.
De voorzieningenrechter heeft de vordering grotendeels toegewezen. Het hof heeft evenwel de Stichting in haar vordering niet-ontvankelijk verklaard en haar veroordeeld in de kosten van beide instanties.
3.3 De overwegingen van het hof houden samengevat het volgende in.
Voldoende aannemelijk is dat ongeveer eenderde van alle makelaars geen enkel bezwaar heeft tegen publicatie van hun beschrijvingen en foto's van te koop aangeboden huizen op Jaap.nl, en dat deze makelaars met het oog op een zo groot mogelijke verspreiding van hun aanbod voorstander van publicatie op Jaap.nl zijn. Onder deze omstandigheden kan niet worden volgehouden dat de Stichting, die zegt 'in de bres te springen' voor de auteursrechten van alle makelaars (zonder onderscheid naar voor- of tegenstanders van de handelwijze van Plazacasa), opkomt voor gelijksoortige belangen in de zin van art. 3:305a BW. De Stichting kan dan ook niet worden ontvangen in haar vordering. (rov. 4.5)
Het vijfde lid van art. 3:305a biedt geen, althans onvoldoende soulaas voor de hier aan de orde zijnde tegenstrijdige belangen, nu in dit geding tegenover elkaar staan enerzijds de Stichting die zegt op te komen voor in ieder geval tweederde van de makelaars, namelijk zij die tegen openbaarmaking op Jaap.nl zijn, en anderzijds Plazacasa die stelt gesteund te worden door eenderde van de makelaars, te weten hen die vóór openbaarmaking op deze website te zijn. Het verbod verhindert, mede door de gevorderde (en in eerste aanleg opgelegde) dwangsom, feitelijk de publicatie van objectdata van zowel de tegenstanders als de voorstanders van openbaarmaking op Jaap.nl. Weliswaar kunnen de voorstanders afzonderlijk toestemming geven, maar omgekeerd had de Stichting zich bij het opkomen voor de belangen van makelaars ook kunnen beperken tot de belangen van die makelaars die bezwaar hebben tegen de openbaarmaking op Jaap.nl, hetzij door met naam en toenaam op te geven voor wie zij opkomt, hetzij door het gevorderde verbod te beperken tot de objectdata van die makelaars die hun desbetreffende bezwaar aan Plazacasa bekend hebben gemaakt. Niet valt in te zien waarom de last van het verzamelen van de gegevens van wie voor- respectievelijk tegenstander is en het risico van non-respons hier op Plazacasa en niet op de agerende stichting zouden moeten rusten. De omstandigheid dat het hier om rechtsinbreuken gaat (hetgeen overigens door Plazacasa wordt bestreden) is daarvoor niet voldoende, in ieder geval niet hier waar het aantal voorstanders aanmerkelijk is en diegenen die zich op handhaving van hun auteursrechten beroepen niet uit de aard van de zaak prioriteit genieten boven diegenen die de voorkeur aan verdere verspreiding van de objectdata geven. (rov. 4.6)
Ook indien de Stichting aan haar vordering ten grondslag zou leggen het belang om vrijelijk 'nee' of 'ja' te kunnen zeggen tegen het overnemen van de objectdata - in welk geval mogelijk wel van soortgelijke belangen zou kunnen worden gesproken -, kan dat niet leiden tot toewijzing van haar vordering, omdat de vordering de 'nee'-zeggers tot uitgangspunt neemt en daarmee de belangen van een aanmerkelijk deel van de betrokkenen juist niet gediend worden. (rov. 4.7)
De Stichting moet derhalve alsnog niet-ontvankelijk verklaard worden in haar vordering, en zij wordt als de in het ongelijk gestelde partij verwezen in de kosten van beide instanties. Plazacasa vordert op de voet van art. 1019h Rv. vergoeding van de daadwerkelijk gemaakte proceskosten. Zij heeft daartoe een specificatie overgelegd en haar honorarium en verschotten genoemd, maar niet inzichtelijk gemaakt hoe zij van de - door onderscheiden personen bestede - uren tot voormeld honorarium is gekomen. Nu ook niet aanstonds duidelijk is op grond waarvan de gevorderde kosten redelijk en evenredig zijn als bedoeld in art. 1019h, acht het hof niet meer toewijsbaar dan het gewone liquidatietarief en zal het hof de kosten dienovereenkomstig toeschatten. (rov. 5)
4. Beoordeling van het middel in het principale beroep
4.1 Onderdeel 1 bestrijdt het oordeel van het hof in rov. 4.5 (waarop het hof in de rov. 4.6 en 4.7 voortbouwt) dat de Stichting niet opkomt voor gelijksoortige belangen in de zin van art. 3:305a BW. Het onderdeel bevat (onder a) de rechtsklacht dat het hof heeft miskend dat het bij het vereiste van gelijksoortige belangen gaat om de vraag of de bij de vordering betrokken belangen zich voor bundeling lenen, en dat voor het antwoord op die vraag het aantal voor- of tegenstanders van de vordering niet relevant is.
In het verlengde daarvan bestrijdt onderdeel 2 in het bijzonder het oordeel van het hof in rov. 4.6 dat het vijfde lid van art. 3:305a geen soulaas biedt voor de hier aan de orde zijnde tegenstrijdige belangen. Het onderdeel betoogt (onder a t/m c) dat die bepaling er juist toe strekt een rechterlijke uitspraak geen gevolg te laten hebben ten aanzien van personen die zich verzetten tegen werking van die uitspraak ten opzichte van hen. Voorts wordt aangevoerd (onder d t/m f) dat van een stichting of vereniging die met een collectieve actie opkomt tegen rechtsinbreuken niet kan worden gevergd dat zij aangeeft voor wie zij precies optreedt, en dat het in geval van dergelijke rechtsinbreuken veeleer op de weg ligt van (in dit geval) Plazacasa om aan te geven welke betrokkenen geen bezwaar hebben tegen de door haar gevolgde handelwijze.
4.2 Het gaat hier om de vraag of voldaan is aan de eis dat de door de Stichting ingestelde rechtsvordering 'strekt tot bescherming van gelijksoortige belangen van andere personen' als bedoeld in art. 3:305a BW. Aan die eis is voldaan indien de belangen ter bescherming waarvan de rechtsvordering strekt, zich lenen voor bundeling, zodat een efficiënte en effectieve rechtsbescherming ten behoeve van de belanghebbenden kan worden bevorderd. Aldus kan immers in één procedure geoordeeld worden over de door de rechtsvordering aan de orde gestelde geschilpunten en vorderingen, zonder dat daarbij de bijzondere omstandigheden aan de zijde van de individuele belanghebbenden betrokken behoeven te worden.
De omstandigheid dat een (al dan niet aanmerkelijk) deel van de personen ter bescherming van wier belangen een collectieve actie strekt, niet instemt met (het doel van) de rechtsvordering of zelfs een tegenovergesteld standpunt inneemt, staat op zichzelf niet in de weg aan het oordeel dat de vordering strekt tot bescherming van gelijksoortige belangen. Ook dan is voldoende dat de belangen ter bescherming waarvan de rechtsvordering strekt, zich lenen voor bundeling, zodat een efficiënte en effectieve rechtsbescherming wordt bevorderd. Zoals blijkt uit de wetsgeschiedenis, vermeld in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 12 en 13, heeft de wetgever bewust ervan afgezien om representativiteit van de eisende rechtspersoon als voorwaarde in de wet op te nemen, zodat niet als eis gesteld kan worden dat de collectieve actie kan rekenen op de steun van een aanmerkelijk deel van de in aanmerking komende belanghebbenden. Hierbij is van belang dat personen die niet wensen dat een door middel van de collectieve actie verkregen rechterlijke uitspraak jegens hen werkt, zich op de voet van het vijfde lid van art. 3:305a aan de werkingssfeer van die uitspraak kunnen onttrekken (behoudens de aan het slot van lid 5 vermelde uitzondering).
4.3 In het onderhavige geval heeft het hof in rov. 4.4 vastgesteld dat de Stichting aan haar rechtsvordering ten grondslag legt dat makelaars op de door hen vervaardigde foto's en beschrijvingen van het huizenaanbod auteurs-recht hebben, dat de auteursrechten op deze 'objectdata' identiek zijn, dat de inbreuken van Plazacasa op die rechten door overname van de objectdata op haar website Jaap.nl eveneens identiek zijn, en dat de handhavingsbelangen van de makelaars parallel lopen omdat het in beginsel voor iedere makelaar van belang is dat een derde eerst toestemming vraagt alvorens materiaal te kopiëren en te exploiteren waarop de makelaar auteursrecht bezit.
In dit licht staat de door het hof vermelde omstandigheid dat eenderde van de makelaars met het oog op een zo groot mogelijke verspreiding van hun aanbod juist voorstander is van publicatie van hun objectdata op Jaap.nl, gelet op het hiervoor in 4.2 overwogene op zichzelf niet in de weg aan de conclusie dat de Stichting met haar vordering opkomt voor gelijksoortige belangen als bedoeld in art. 3:305a. Het hof heeft immers niet vastgesteld dat de belangen ter bescherming waarvan deze vordering strekt, zich niet lenen voor bundeling.
Anders dan het hof voorts heeft overwogen, biedt het vijfde lid van art. 3:305a in een geval als het onderhavige wel degelijk soulaas voor makelaars die niet instemmen met de vordering van de Stichting. Gelet op de aard en inhoud van het gevorderde (en in eerste aanleg opgelegde) verbod met dwangsom, kan de werking daarvan ten opzichte van bepaalde personen worden uitgesloten, zodat makelaars die niet instemmen met de vordering van de Stichting zich desgewenst op de voet van voormeld vijfde lid kunnen verzetten tegen de werking van de uitspraak ten opzichte van hen, zoals het hof op zichzelf ook heeft onderkend. Nu het gaat om een (in cassatie veronderstellenderwijs aan te nemen) inbreuk van Plazacasa op auteursrechten van de makelaars, kan van de makelaars die wel instemmen met publicatie van hun objectdata op Jaap.nl, zeer wel worden gevergd kenbaar te maken - eventueel op verzoek van Plazacasa, dat de inbreukmakende handelingen wenst te verrichten - dat het op vordering van de Stichting uit te spreken verbod ten opzichte van hen geen werking heeft. Mede gelet op het wettelijk systeem, zoals dat tot uitdrukking komt in lid 5 van art. 3:305a, heeft het hof dan ook een te vergaande eis gesteld door (impliciet) van de Stichting te verlangen dat zij haar vordering beperkt tot de makelaars die bezwaar hebben tegen de openbaarmaking van hun objectdata op Jaap.nl en dat zij daartoe de gegevens van die 'tegenstanders' verzamelt.
4.4Gelet op het voorgaande zijn de hiervoor in 4.1 weergegeven klachten gegrond. De overige klachten van het middel behoeven geen behandeling. Nu de Stichting in cassatie geen aanspraak maakt op een volledige proceskostenveroordeling op de voet van art. 1019h Rv., zal de gebruikelijke kostenveroordeling volgen.
5. Beoordeling van het middel in het voorwaardelijk incidentele beroep
5.1 Het incidentele beroep is ingesteld onder de voorwaarde dat het principale middel niet tot vernietiging van het arrest van het hof leidt. Die voorwaarde is niet vervuld, zodat het incidentele beroep niet behandeld behoeft te worden.
5.2 De Hoge Raad ziet evenwel aanleiding - ten overvloede - te overwegen dat onderdeel 1.2.1 van het middel terecht klaagt dat het hof de door Plazacasa op de voet van art. 1019h Rv. gevorderde en gespecificeerde kosten niet toewijsbaar heeft geacht op de grond dat in de specificatie niet inzichtelijk is gemaakt hoe van de, door onderscheiden personen bestede, uren tot het vermelde honorarium is gekomen, terwijl ook niet aanstonds duidelijk is op grond waarvan de gevorderde kosten redelijk en evenredig zijn als bedoeld in die bepaling. Nu de door Plazacasa op de voet van art. 1019h gevorderde en gespecificeerde kosten niet door de Stichting waren betwist, ook niet wat betreft de redelijkheid en evenredigheid als bedoeld in die bepaling, stond het het hof niet vrij deze kosten op voormelde grond niet toewijsbaar te achten. LJN BK 5756