RBAMS 070623 claimstichtingen vs Mercedes(dealers) vragen over omvang achterban en overeenkomsten met procesfinanciers
- Meer over dit onderwerp:
RBAMS 070623 claimstichtingen vs Mercedes(dealers) vragen over omvang achterban en overeenkomsten met procesfinanciers
2De beoordeling
Inleiding
2.1.
In het tussenvonnis van 22 juni 2022 is beslist dat artikel 3:305a (oud) BW van toepassing is op deze procedures en de door SDEJ respectievelijk Car Claim ingestelde vorderingen, anders gezegd: dat, anders dan SDEJ en Car Claim hebben betoogd, de Wet afwikkeling massaschade in collectieve actie (de WAMCA) in deze zaken niet van toepassing is.
2.2.
Artikel 3:305a (oud) BW luidt, voor zover hier van belang:
1. Een stichting of vereniging met volledige rechtsbevoegdheid kan een rechtsvordering instellen die strekt tot bescherming van gelijksoortige belangen van andere personen, voorzover zij deze belangen ingevolge haar statuten behartigt.
2. Een rechtspersoon als bedoeld in lid 1 is (…) niet ontvankelijk, indien met de rechtsvordering de belangen van de personen ten behoeve van wie de rechtsvordering is ingesteld onvoldoende gewaarborgd zijn.
De achterbannen
2.3.
SDEJ en Car Claim hebben in hun dagvaardingen de toepasselijkheid van de WAMCA als uitgangspunt genomen. Mercedes en de Partners voeren aan dat SDEJ en Car Claim niet hebben aangetoond dat zij opkomen voor een daadwerkelijk bestaande, voor deze zaken relevante achterban en dat zij geen verifieerbare stellingen hebben ingenomen over het aantal bij hen aangesloten belanghebbenden. Mercedes en de Partners voeren voorts aan dat zij niet of nauwelijks klachten hebben ontvangen over hun dieselvoertuigen. Mercedes en de Partners achten een en ander eens te meer van belang omdat SDEJ en Car Claim ad hoc zouden zijn opgericht door Amerikaanse advocatenkantoren met eigen commerciële doelstellingen.
2.4.
SDEJ stelt hier tegenover dat op 12 mei 2023 15.456 Mercedes-dieselvoertuigen bij haar waren geregistreerd en dat de aanmelders hun steun hebben uitgesproken voor haar werkzaamheden en de door haar aanhangig gemaakte procedure. Car Claim stelt tegenover het verweer van Mercedes en de Partners dat zich op 24 mei 2023 ongeveer 6.000 Autobezitters (zoals gedefinieerd in haar dagvaarding) bij haar hadden aangemeld.
2.5.
De rechtbank overweegt als volgt.
Het zogenoemde waarborgvereiste uit artikel 3:305a lid 2 (oud) BW heeft tot doel belangenorganisaties met onzuivere motieven te weren. Of de belangen waarop de collectieve actie ziet voldoende zijn gewaarborgd moet worden beoordeeld aan de hand van de feiten en omstandigheden van het concrete geval. Uit de wetsgeschiedenis volgt dat bij de beoordeling of met de collectieve actie de belangen van de betrokken personen al dan niet voldoende zijn gewaarborgd, de rechter dient te onderzoeken i) in hoeverre de betrokkenen uiteindelijk baat hebben bij de collectieve actie indien het gevorderde wordt toegewezen en ii) in hoeverre erop vertrouwd mag worden dat de eisende organisatie over voldoende kennis en vaardigheden beschikt om de procedure te voeren. In de wetsgeschiedenis worden een aantal factoren genoemd die bij de beantwoording van deze vragen in algemene zin een rol kunnen spelen. De omvang van de groep benadeelden die zijn aangesloten bij de belangenorganisatie en in hoeverre zij de collectieve actie ondersteunen zijn zulke factoren. Artikel 3:305a (oud) BW stelt, anders dan het huidige artikel 3:305a lid 2 BW, voor ontvankelijkheid in een collectieve actie niet de eis dat de belangenorganisatie voldoende representatief is. Wel kunnen de factoren die een rol spelen bij de beoordeling van de representativiteit van een belangenorganisatie worden meegewogen bij de beoordeling of is voldaan aan het waarborgvereiste. De wetsgeschiedenis benadrukt dat het aantal benadeelden dat is aangesloten bij een belangenorganisatie geen formeel vereiste is. Het vormt wel een belangrijke aanwijzing dat is voldaan aan het waarborgvereiste, maar moet niet altijd doorslaggevend zijn.
2.6.
Tegen deze achtergrond heeft de rechtbank behoefte aan inzicht in de volgende, door SDEJ respectievelijk Car Claim bij akte te verstrekken gegevens:
a. het aantal individuele belanghebbenden dat per 1 juni 2023 specifiek voor de vorderingen jegens Mercedes en de Partners bij haar is aangesloten (hierna: belanghebbenden);
b. op welke wijze hebben belanghebbenden zich aangemeld;
c. welke contactgegevens hebben zij opgegeven (waarbij het niet om die contactgegevens zelf gaat);
d. zijn zij al dan niet in Nederland woonachtig;
e. welke gegevens hebben zij over het betrokken voertuig opgegeven (waarbij het niet om die gegevens zelf gaat);
f. zijn zij koper of lessee van het betrokken voertuig;
g. bevinden zich onder hen eigenaren of lessees van meer dan een voertuig en, zo ja, om hoeveel voertuigen gaat het;
h. welk bedrag heeft ieder van hen aan haar betaald of is ieder van hen aan haar verschuldigd;
i. heeft zij met ieder van hen een overeenkomst gesloten over het af te dragen percentage indien de belanghebbende een vergoeding ontvangt van Mercedes en/of de Partners en zo ja, hoe luidt deze overeenkomst;
j. op welke wijze heeft ieder van hen de inbreng van de belanghebbenden georganiseerd bij de te nemen vervolgstappen.
De rechtbank verzoekt SDEJ en Car Claim bij hun akte een verklaring van een accountant te voegen over de juistheid van de verstrekte gegevens.
2.7.
Los van het voorgaande verzoekt de rechtbank SDEJ en Car Claim in hun akte te vermelden of de belanghebbenden het/de voertuig(en) hebben gekocht van een Partners en, zo ja, van welke.
De procesfinancieringsovereenkomsten
2.8.
Niet in geschil is dat de zaak van SDEJ wordt gefinancierd door Consumer Justice Network B.V. en die van Car Claim door CF ND Car Ltd. Mercedes en de Partners betogen dat de desbetreffende overeenkomsten in het geding moeten worden gebracht. Zij voeren aan dat zeker moet zijn dat de procesfinanciers geen oneigenlijke invloed kunnen uitoefenen. SDEJ en Car Claim (als haar verweer dat zij niet gehouden is de overeenkomst in het geding te brengen wordt gepasseerd) zijn op zichzelf bereid om de financieringsovereenkomsten in het geding te brengen, maar wensen delen van de aan Mercedes en de Partners ter beschikking te stellen afschriften onleesbaar te maken. Dit betreft in het bijzonder het voor ieder van hen beschikbare budget.
2.9.
Naar het oordeel van de rechtbank is het met het oog op de beoordeling van de ontvankelijkheid van SDEJ en Car Claim noodzakelijk dat zij hun financieringsovereenkomsten integraal, zonder onleesbaar gemaakte delen aan de rechtbank overleggen. Dit geldt ook voor de bijlagen, met uitzondering van de bijlage(n) betreffende de rechtsverhouding tussen SDEJ respectievelijk Car Claim en haar advocaat. Daarbij verlangt de rechtbank ook een bevestiging dat de aldus verstrekte stukken alle afspraken bevatten tussen SDEJ respectievelijk Car Claim en haar financiers. Op deze wijze kan de rechtbank zich ervan vergewissen dat SDEJ en Car Claim over voldoende middelen beschikken om de kosten van hun zaken te dragen en dat de zeggenschap in deze zaken in voldoende mate bij henzelf ligt. In de aan Mercedes en de Partners ter beschikking te stellen afschriften van de procesfinancieringsovereenkomsten mogen SDEJ en Car Claim desgewenst het voor ieder van hen beschikbare budget onleesbaar maken. Mercedes en de Partners hebben hiertegen geen bezwaar gemaakt. Voor het onleesbaar maken van (andere) commercieel gevoelige informatie ziet de rechtbank geen aanleiding. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, valt niet in te zien waarom het overleggen van deze informatie afbreuk zou (kunnen) doen aan de positie in en buiten deze zaken van SDEJ en Car Claim en de personen voor wie zij opkomen.
De nagekomen producties
2.10.
SDEJ en Car Claim hebben Mercedes, de Partners en de rechtbank vóór de mondelinge behandeling nadere producties doen toekomen. Bij SDEJ gaat het om de producties 88 tot en met 126, bij Car Claim gaat het om de producties 19 tot en met 131. Mercedes en de Partners hebben hiertegen bezwaar gemaakt, althans aangevoerd dat zij ter zitting niet voldoende gelegenheid hebben gehad om op alle producties te reageren.
2.11.
De rechtbank laat de bedoelde producties toe. Deze zijn weliswaar laat ingediend en beslaan in totaal een aanzienlijk aantal pagina’s, maar overschrijden – mede gelet op het tot de mondelinge gevoerde debat – niet de grenzen van het aanvaardbare. Indien en voor zover een of meer van deze producties van belang (blijken te) zijn voor het oordeel over de ontvankelijkheid van SDEJ en Car Claim en/of het toepasselijk recht zal de rechtbank, alvorens te beslissen, Mercedes en de Partners in de gelegenheid stellen zich bij akte (nader) uit te laten over de desbetreffende producties.ECLI:NL:RBAMS:2023:8485