Overslaan en naar de inhoud gaan

Informatieplicht of eigen verantwoordelijkheid? door Tom van Malssen op 14 juli 2014

Informatieplicht of eigen verantwoordelijkheid? door Tom van Malssen op 14 juli 2014

In een recente beschikking (27 februari 2014) heeft de Rechtbank Midden-Nederland de verhouding tussen de zorgplicht van de hulpverlener en de eigen verantwoordelijkheid van de patiënt op scherp gezet (ECLI:NL:RBMNE:2014:784). Wat was er precies aan de hand?

Eiseres is een zwakbegaafde vrouw van halverwege de 30 met een IQ van 57. Samen met haar echtgenoot heeft ze vier kinderen. Ook heeft ze een kind uit een eerdere relatie.

Begin 2006 brengt mevrouw een bezoek aan haar gynaecoloog met het verzoek tot sterilisatie. Ze beargumenteert dit verzoek met de stelling dat de grens met vijf moeilijk onder controle te houden kinderen eigenlijk wel is bereikt.

Herfst 2007 blijkt mevrouw toch weer zwanger te zijn. Aan haar gynaecoloog laat ze weten erg blij te zijn met de zwangerschap. Medio 2008 bevalt ze van haar zesde kind. Zes weken na de bevalling verschijnt mevrouw niet op een controleafspraak.

Eind 2008 is mevrouw wederom zwanger geraakt terwijl ze de anticonceptiepil gebruikte. In 2009 wordt kind nummer 7 geboren.

De verzekeraar van het ziekenhuis erkent aansprakelijkheid voor de mislukte eerste sterilisatie en verklaart zich bereid om de kosten te vergoeden die verband houden met de geboorte van het zesde kind. De aansprakelijkheid voor het zevende kind wijst zij echter af.

Eiseres verzoekt vervolgens de rechtbank vervolgens een verklaring voor recht te geven dat het ziekenhuis aansprakelijk is voor de gehele materiële en immateriële geleden en nog te lijden schade inzake de geboorte van het zevende kind, zonder dat van enige vorm van schuld bij eiseres zélf sprake zou zijn.

Volgens eiseres heeft het ziekenhuis namelijk onzorgvuldig jegens haar gehandeld. Na het constateren van de mislukte sterilisatie en de zesde zwangerschap had de gynaecoloog ex artikel 7:448 BW (dat de de informatieverplichting van de hulpverlener jegens de patiënt bevat) de situatie met eiseres moeten bespreken. Vanwege de niet vervulde sterilisatiewens en de beperkte intellectuele bagage van eiseres had de gynaecoloog eiseres bovendien naar behoren dienen in te lichten over de noodzaak zich nogmaals te laten steriliseren en bijvoorbeeld andere effectieve anticonceptiemethoden met eiseres moeten bespreken. Dat een gesprek met een dergelijke inhoud niet heeft plaatsgevonden dient als onzorgvuldig en (dus) als onrechtmatig te worden beoordeeld.

Het ziekenhuis stelt zich op het standpunt dat de geboorte van het zevende kind niet het gevolg is van een toerekenbare tekortkoming van de gynaecoloog. Het was immers de eigen verantwoordelijkheid van eiseres om zelfstandig te beoordelen of zij na de geboorte van het zesde kind alsnog in enigerlei vorm anticonceptie wenste. Dat eiseres hiertoe voldoende in staat was blijkt uit het feit dat ze zich begin 2006 ook zelfstandig tot de gynaecoloog had gewend met een verzoek om sterilisatie. Tijdens het gesprek met de gynaecoloog dat begin 2006 heeft plaatsgevonden bleek bovendien dat eiseres heel goed op de hoogte was van de noodzaak om anticonceptie te gebruiken. Over de sociale problematiek van eiseres is niet gesproken, evenmin als over de (blijkbaar) bij eiseres bestaande neiging om te vergeten de pil te slikken.

De rechtbank stelt bij haar beoordeling van de kwestie voorop dat eiseres na de zwangerschap van het zesde kind wist dat de sterilisatie mislukt was en dat ze ter voorkoming van een nieuwe zwangerschap maatregelen moest treffen. Omdat ze dergelijke maatregelen niet lijkt te hebben getroffen is de geboorte van het zevende kind in beginsel in redelijkheid niet toe te rekenen aan de mislukte eerste sterilisatie.

De rechtbank vervolgt echter dat zich omstandigheden zouden kunnen voordoen die maken dat de geboorte van het zevende kind in redelijkheid wél aan de mislukte sterilisatie dient te worden toegerekend. Als voorbeeld noemt de rechtbank de situatie waarin het ziekenhuis wist of behoorde te weten dat het verzoek tot sterilisatie voortvloeide uit persoonlijke en sociale beperkingen van eiseres als gevolg waarvan eiseres redelijkerwijs niet in staat kon worden geacht om na de zwangerschap van het zesde kind zelfstandig effectieve maatregelen ter voorkoming van zwangerschap te nemen en het ziekenhuis bovendien wist of behoorde te weten dat een volgende zwangerschap vanwege die persoonlijke en sociale beperkingen “naar menselijke maat gemeten” onwenselijk was. In dat geval zou op het ziekenhuis na de inadequaat uitgevoerde sterilisatie een informatieplicht en een eigen (al dan niet gedeelde) verantwoordelijkheid rusten voor de door eiseres te treffen maatregelen.

De rechtbank komt echter tot het oordeel dat in dit concrete geval van een dergelijke situatie geen sprake was. Hiertoe wijst de rechtbank onder andere op het feit dat niet is gebleken dat de gynaecoloog tijdens de begeleiding van eiseres gedurende haar zwangerschap van het zesde kind op de hoogte was of behoorde te zijn van de sociale en persoonlijke beperkingen van eiseres. Uit de medische documentatie blijkt ook niet dat de reden voor de sterilisatie verband hield met enige sociale en persoonlijke beperking van eiseres, zodat niet vast staat dat een dergelijk verband bekend was bij het ziekenhuis.

Fundamenteler echter is de overweging van de rechtbank dat zelfs als voor iedereen zichtbaar zou zijn dat eiseres zwakbegaafd is, dit feit als zodanig onvoldoende zou zijn om feitelijk te onderbouwen dat het ziekenhuis bekend was met het feit dat het verzoek om sterilisatie voortvloeide uit persoonlijke en sociale beperkingen van eiseres als gevolg waarvan eiseres redelijkerwijs niet in staat kon worden geacht om na de zwangerschap van het zesde kind zelfstandig effectieve maatregelen ter voorkoming van zwangerschap te nemen (mijn cursivering).

Met deze overweging trekt de rechtbank de noodzakelijke consequentie uit de fundamentele keuze van de samenleving om ook bij mensen met een beperking het zelfbeschikkingsrecht voorop te stellen. De keuze voor het primaat van zelfbeschikking impliceert immers in beginsel ook de acceptatie van de gevolgen van zelfbeschikking – zelfs als deze gevolgen naar objectieve maatstaven onwenselijk lijken te zijn. Helaas wijdt de rechtbank geen overweging aan de vraag waar het snijpunt tussen zelfbeschikking en de “menselijke maat” zou moeten worden gelokaliseerd. dirkzwagergezondheidszorg.nl met dank aan Recht.nl voor de verwijzing.