Rb. Breda 060906 te hoge dosering leidt tot woedeaanval; toerekenbare tekortkoming en c.verband
- Meer over dit onderwerp:
Rb. Breda 06-09-2006 te hoge dosering voorgeschreven met woedeaanval tot gevolg; toerekenbare tekortkoming en causaal verband
1.9. De rechtbank overweegt nu als volgt.
De vordering van Klaus is zowel gebaseerd op het voorschrijven van een foutief medicijn als op het voorschrijven van een foutieve dosering (punt 11 van de dagvaarding en petitium). Na de gehouden enquete en de wisseling van de conclusies na enquête, kan worden vastgesteld dat dr. De Froe in augustus 1998 met Klaus heeft besproken dat hij weer opnieuw Rivotril zou voorschrijven. Niet is gesteld of gebleken dat dr. De Froe met Klaus heeft besproken dat een veel hogere dosering, namelijk 4x de eerdere hoeveelheid werkzame stof, zou worden voorgeschreven. Evenmin is gesteld of gebleken dat dr. De Froe medische gronden had om de dosering zo aanzienlijk te verhogen. De stelling van Klaus dat de dosering foutief was wordt ook niet, althans niet voldoende gemotiveerd betwist door de Kliniek. Gelet op het bovenstaande kan dan ook aangenomen worden dat de Kliniek op dit punt ten opzichte van Klaus toerekenbaar is tekortgeschoten.
1.10. In het tussenvonnis van 30 november 2005 is overwogen dat de fout van de Kliniek is gelegen in het voorgeschreven medicijn. Inmiddels is gebleken dat de fout van de Kliniek niet is gelegen in het voorgeschreven soort medicijn, doch in de voorgeschreven dosering. Ook dit is onder de gegeven omstandigheden een toerekenbare tekortkoming van de zijde van de Kliniek. De vraag doet zich vervolgens voor of deze toerekenbare tekortkoming, bestaande in de voorgeschreven foutieve dosering Rivotril, de woedeaanval van Klaus heeft veroorzaakt.
1.11. Ter beantwoording van de vraag of Rivotril de oorzaak is geweest van de woedeaanval, is aan Klaus een bewijsopdracht opgelegd. De getuigen hebben verklaard dat de woedeaanval heeft plaatsgevonden 1 dag nadat Klaus voor de eerste maal de door dr. De Froe verkeerd voorgeschreven medicatie had ingenomen. Voorts blijkt uit de getuigenverklaringen dat Klaus nooit eerder last had van woedeaanvallen, geen alcohol had genuttigd, de stemming kort voor het voorval goed was, Klaus sociaal, zachtaardig, rustig en gevoelig is en dat het krijgen van woedeaanvallen niet bij hem past. Daarmee heeft Klaus bewezen dat de woedeaanval is veroorzaakt door het gebruik van het toen voorgeschreven medicijn, te weten Rivotril met de dosering 2 mg. de Kliniek voert nog aan dat de getuigen hebben verklaard dat de woedeaanval na, en niet ten gevolge van het gebruik van Rivotril heeft plaatsgevonden. Van de getuigen kan echter niet verwacht worden dat zij verklaren dat de aanval heeft plaatsgevonden ten gevolge van het gebruik van Rivotril, nu de getuigen niet ter zake deskundig zijn. Zij hebben wel kunnen verklaren omtrent hetgeen zij hebben waargenomen.
1.12. De vraag doet zich nu nog voor of er een verband is tussen de woedeaanval en de voorgeschreven hoge dosering. Daarbij is van belang dat Klaus bij het eerdere gebruik van Rivotril in de lage dosering geen last had van woedeaanvallen. Voorts is van belang dat kort na het gebruik van 2 mg werkzame stof de woedeaanval is opgetreden en dat niet van andere, bijkomende omstandigheden is gebleken, die het gedrag van Klaus kunnen verklaren. Daarmee heeft Klaus in beginsel aangetoond dat er een causaal verband bestaat tussen de woedeaanval en de voorgeschreven dosering. Van dat causaal verband zal slechts dan geen sprake kunnen zijn, indien zou komen vast te staan dat het medisch onmogelijk is dat de dosering van 2 mg bij Klaus de betreffende reactie heeft veroorzaakt.
1.13. Weliswaar heeft de Kliniek aangevoerd dat de ziekte van Klaus op zich woedeaanvallen met zich mee kan brengen, doch daarmee heeft zij nog niet aangetoond dat het geneesmiddel Rivotril in de dosering van 2 mg. de woedeaanval bij Klaus niet heeft kunnen veroorzaken. Bovendien heeft Professor dr.F.A. de Wolff in zijn brief van 18 mei 2004 aangevoerd dat de werkzame stof in Rivotril ontremming, agitatie en agressie kan veroorzaken. De Kliniek heeft dan ook onvoldoende aangevoerd om het causaal verband tussen het voorgeschreven medicijn in de dosering van 2mg. en de woedeaanval te weerleggen. De rechtbank ziet dan ook geen reden om een deskundigenbericht te gelasten.
1.14. De Kliniek voert aan dat een verdeling van aansprakelijkheid op zijn plaats is omdat de aandoening zelf ook een woedeaanval met zich mee kan brengen en bij Klaus sprake was van frustratie. Hierin kan de Kliniek echter niet worden gevolgd. Dat zou anders zijn indien was komen vast te staan dat Klaus vaker last had van woedeaanvallen. Nu echter sprake is van een incident en van een causaal verband tussen het incident en het voorgeschreven medicijn, kan van een verdeling van aansprakelijkheid geen sprake zijn. LJN AZ0771
1.9. De rechtbank overweegt nu als volgt.
De vordering van Klaus is zowel gebaseerd op het voorschrijven van een foutief medicijn als op het voorschrijven van een foutieve dosering (punt 11 van de dagvaarding en petitium). Na de gehouden enquete en de wisseling van de conclusies na enquête, kan worden vastgesteld dat dr. De Froe in augustus 1998 met Klaus heeft besproken dat hij weer opnieuw Rivotril zou voorschrijven. Niet is gesteld of gebleken dat dr. De Froe met Klaus heeft besproken dat een veel hogere dosering, namelijk 4x de eerdere hoeveelheid werkzame stof, zou worden voorgeschreven. Evenmin is gesteld of gebleken dat dr. De Froe medische gronden had om de dosering zo aanzienlijk te verhogen. De stelling van Klaus dat de dosering foutief was wordt ook niet, althans niet voldoende gemotiveerd betwist door de Kliniek. Gelet op het bovenstaande kan dan ook aangenomen worden dat de Kliniek op dit punt ten opzichte van Klaus toerekenbaar is tekortgeschoten.
1.10. In het tussenvonnis van 30 november 2005 is overwogen dat de fout van de Kliniek is gelegen in het voorgeschreven medicijn. Inmiddels is gebleken dat de fout van de Kliniek niet is gelegen in het voorgeschreven soort medicijn, doch in de voorgeschreven dosering. Ook dit is onder de gegeven omstandigheden een toerekenbare tekortkoming van de zijde van de Kliniek. De vraag doet zich vervolgens voor of deze toerekenbare tekortkoming, bestaande in de voorgeschreven foutieve dosering Rivotril, de woedeaanval van Klaus heeft veroorzaakt.
1.11. Ter beantwoording van de vraag of Rivotril de oorzaak is geweest van de woedeaanval, is aan Klaus een bewijsopdracht opgelegd. De getuigen hebben verklaard dat de woedeaanval heeft plaatsgevonden 1 dag nadat Klaus voor de eerste maal de door dr. De Froe verkeerd voorgeschreven medicatie had ingenomen. Voorts blijkt uit de getuigenverklaringen dat Klaus nooit eerder last had van woedeaanvallen, geen alcohol had genuttigd, de stemming kort voor het voorval goed was, Klaus sociaal, zachtaardig, rustig en gevoelig is en dat het krijgen van woedeaanvallen niet bij hem past. Daarmee heeft Klaus bewezen dat de woedeaanval is veroorzaakt door het gebruik van het toen voorgeschreven medicijn, te weten Rivotril met de dosering 2 mg. de Kliniek voert nog aan dat de getuigen hebben verklaard dat de woedeaanval na, en niet ten gevolge van het gebruik van Rivotril heeft plaatsgevonden. Van de getuigen kan echter niet verwacht worden dat zij verklaren dat de aanval heeft plaatsgevonden ten gevolge van het gebruik van Rivotril, nu de getuigen niet ter zake deskundig zijn. Zij hebben wel kunnen verklaren omtrent hetgeen zij hebben waargenomen.
1.12. De vraag doet zich nu nog voor of er een verband is tussen de woedeaanval en de voorgeschreven hoge dosering. Daarbij is van belang dat Klaus bij het eerdere gebruik van Rivotril in de lage dosering geen last had van woedeaanvallen. Voorts is van belang dat kort na het gebruik van 2 mg werkzame stof de woedeaanval is opgetreden en dat niet van andere, bijkomende omstandigheden is gebleken, die het gedrag van Klaus kunnen verklaren. Daarmee heeft Klaus in beginsel aangetoond dat er een causaal verband bestaat tussen de woedeaanval en de voorgeschreven dosering. Van dat causaal verband zal slechts dan geen sprake kunnen zijn, indien zou komen vast te staan dat het medisch onmogelijk is dat de dosering van 2 mg bij Klaus de betreffende reactie heeft veroorzaakt.
1.13. Weliswaar heeft de Kliniek aangevoerd dat de ziekte van Klaus op zich woedeaanvallen met zich mee kan brengen, doch daarmee heeft zij nog niet aangetoond dat het geneesmiddel Rivotril in de dosering van 2 mg. de woedeaanval bij Klaus niet heeft kunnen veroorzaken. Bovendien heeft Professor dr.F.A. de Wolff in zijn brief van 18 mei 2004 aangevoerd dat de werkzame stof in Rivotril ontremming, agitatie en agressie kan veroorzaken. De Kliniek heeft dan ook onvoldoende aangevoerd om het causaal verband tussen het voorgeschreven medicijn in de dosering van 2mg. en de woedeaanval te weerleggen. De rechtbank ziet dan ook geen reden om een deskundigenbericht te gelasten.
1.14. De Kliniek voert aan dat een verdeling van aansprakelijkheid op zijn plaats is omdat de aandoening zelf ook een woedeaanval met zich mee kan brengen en bij Klaus sprake was van frustratie. Hierin kan de Kliniek echter niet worden gevolgd. Dat zou anders zijn indien was komen vast te staan dat Klaus vaker last had van woedeaanvallen. Nu echter sprake is van een incident en van een causaal verband tussen het incident en het voorgeschreven medicijn, kan van een verdeling van aansprakelijkheid geen sprake zijn. LJN AZ0771