Rb Amsterdam 220512 dat werknemer niet koos voor door werkgever maar voor door huisarts aanbevolen psycholoog geen reden voor stopzetting salaris
- Meer over dit onderwerp:
Rb Amsterdam 220512 (geen letselzaak) dat werknemer niet koos voor door werkgever maar voor door huisarts aanbevolen psycholoog geen reden voor stopzetting salaris
4. In het onderhavige kort geding dient te worden beoordeeld of de omstandigheden een ordemaatregel vereisen dan wel of de vordering van [eiseres] in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft dat het gerechtvaardigd is op de toewijzing daarvan vooruit te lopen door het treffen van een voorziening zoals gevorderd. Het navolgende behelst dan ook slechts een voorlopig oordeel.
5. Niet in geschil is dat [eiseres] vanaf 8 december 2012 arbeidsongeschikt is. Just Brands baseert de stopzetting van het loon per 1 maart 2012 er in wezen op dat [eiseres] haar herstel vertraagt, dat zij niet heeft medegewerkt aan adequate hulpverlening (HSK of een vergelijkbare instelling) en mediation en dat zij te traag heeft medegewerkt aan het plan van aanpak.
6. Een werknemer heeft grote vrijheid te bepalen op welke wijze hij of zij wenst te genezen. Die vrijheid is gebaseerd op het recht op lichamelijke integriteit, een in internationale en nationale bepalingen vastgelegd grondrecht. Het is denkbaar dat dat (grond)recht op een zodanige wijze wordt uitgeoefend, bijvoorbeeld door geen of een onconventionele wijze van genezing te volgen, dat, wanneer dat aantoonbaar tot duidelijke vertraging van het genezingsproces leidt, van de werkgever niet gevergd kan worden loonbetaling gedurende die periode van vertraging te continueren. In dat geval is sprake van een belemmering van de werknemer aan het herstel mee te werken. Van een zodanige belemmering is te dezen, naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter, geen sprake. Daartoe dient het volgende.
7. [eiseres] heeft zich, op advies van de bedrijfsarts, ziek gemeld. De bedrijfsarts heeft psychische interventie voorgesteld, bijvoorbeeld via HSK. Uit de correspondentie blijkt op geen enkele manier dat de bedrijfsarts dwingend wilde voorschrijven dat [eiseres] naar HSK dan wel een vergelijkbare organisatie gericht op werkgerelateerde psychische problemen zou gaan. [eiseres] heeft een op zich te begrijpen vraag over HSK gesteld en daarop op 12 januari 2012 antwoord gehad.
8. Naar zeggen van [eiseres] is zij vanaf november 2011 onder regelmatige behandeling van haar huisarts geweest en naar haar zeggen heeft deze huisarts (pas) in februari 2012 geadviseerd specialistische psychologische hulp in te schakelen. Dat is eind februari 2012 ook gebeurd. Voor Just Brands mag de periode van medio december 2011 tot eind februari 2012 lang hebben geleken voordat [eiseres] psychologische hulp inschakelde: niet geoordeeld kan worden dat [eiseres] haar genezing bewust vertraagd heeft. Just Brands heeft er daarbij weinig blijk van gegeven rekening te houden met de medische situatie waarin [eiseres] zich kennelijk bevond. De behandelend psychologe schrijft dat [eiseres] op 27 februari 2012 een ontredderde indruk maakte. De schriftelijke reacties van [eiseres] mogen dat de indruk geven van een goed functionerend persoon, zoals Just Brands ter zitting verklaarde, kennelijk was de psychische gesteldheid van [eiseres] dat niet. De kantonrechter acht voorts van belang dat de arbo dienst geen enkel contact heeft opgenomen met de behandelende artsen van [eiseres]. Aldus staat op geen enkele wijze vast of behandeling door HSK naar verwachting tot snellere of betere resultaten had kunnen leiden.
9. [eiseres] heeft onweersproken gesteld dat zij het haar toegezonden plan van aanpak binnen 10 dagen heeft geretourneerd. Dat is geen onredelijk lange periode.
10. [eiseres] heeft medio februari 2012 twee gesprekken met de mediator gevoerd en is daar toen mee gestopt omdat zij deze gesprekken naar haar zeggen niet langer aankon. Gelet op de verklaring van de behandelend psychologe dat zij eind februari 2012 een ontredderde indruk maakte is niet gebleken dat [eiseres] daarmee verwijtbaar heeft gehandeld. Overigens heeft [eiseres] ter zitting verklaard inmiddels zoveel te zijn opgeknapt dat zij thans wel in staat is, bijgestaan door een vertrouwenspersoon, mediationgesprekken voort te zetten.
11. Al met al heeft [eiseres], naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter, niet in strijd met de op haar rustende verplichtingen, in het bijzonder die voortvloeiend uit art. 7:629 lid 3 BW gehandeld. Zulks blijkt overigens ook uit het deskundigenoordeel van het UWV. Just Brands stelt dat dit rapport buiten beschouwing dient te worden gelaten, omdat het in strijd met hoor en wederhoor tot stand is gekomen. De kantonrechter deelt dat standpunt niet. Het ligt in de risicosfeer van een bedrijf, wanneer door telefonisten aan het UWV de informatie wordt verstrekt die kennelijk is verstrekt. Dat het UWV op basis van die informatie, namelijk dat de voor het dossier van [eiseres] verantwoordelijken niet binnen korte termijn bereikbaar zouden zijn, heeft afgezien van het verder vragen naar het standpunt van de werkgever, mede vanwege de uitgebreide schriftelijke informatie, is wellicht ongelukkig, maar maakt het oordeel van het UWV nog niet van waarde ontbloot.
12. De loonvordering van [eiseres] is, nu geen andere weren door Just Brands naar voren zijn gebracht, daarom toewijsbaar. De verzochte wettelijke verhoging ex art. 7:625 BW zal over de maanden maart en april 2012 worden beperkt tot 25%. Het salaris over de maanden nadien is nog niet opeisbaar. De wettelijke rente zal conform vordering worden toegewezen.
13. Als de in het ongelijk gestelde partij zal Just Brands in de kosten van de procedure worden veroordeeld. LJN BW7225