Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Arnhem 301111 vraagstelling psychiatrische expertise na eerder neurologisch en neurposychologisch onderzoek

Rb Arnhem 301111  vraagstelling psychiatrische expertise na eerder neurologisch en neurposychologisch onderzoek

Vervolg op LJN: BM 8528 en BS 8190 
2.  De verdere beoordeling 
2.1.  Bij het laatste tussenvonnis heeft [eiser] de gelegenheid gekregen zich uit te laten over de door Reaal bij haar laatste processtuk overgelegde producties en over de door de rechtbank opgestelde voorlopige vraagstelling aan een mogelijk te benoemen psychiater. Reaal heeft daarop mogen reageren. 

2.2.  [eiser] heeft op het door Reaal in het geding gebrachte advies van klinisch psycholoog A.A. Vendrig als volgt gereageerd. Volgens hem is Vendrig niet deskundig op het gebied van de neuropsychologie. Bovendien heeft Vendrig zich volgens [eiser] in de laatste tien jaren beziggehouden met werkgerelateerde problematiek en niet met whiplashgerelateerde problematiek. [eiser] heeft de rechtbank verzocht het rapport van Vendrig buiten beschouwing te laten. 

2.3.  Naar aanleiding van het advies van T. Nelemans heeft [eiser] een reactie van W.C.G. Blanken d.d. 24 augustus 2011 in het geding gebracht. Blanken stelt dat Geerlings zeer wel in staat moet worden geacht een bewegingsbeperking van de nek vast te stellen. 

2.4.  Ten slotte heeft [eiser] verzocht de psychiater Van Tilburg te benoemen en aan hem de in het laatste tussenvonnis voorgestelde vraagstelling voor te leggen. 

2.5.  Reaal heeft bij haar antwoordakte aangevoerd dat er geen grond is het rapport van Vendrig buiten beschouwing te laten. Verder heeft zij gesteld dat Geerlings in dit geval de bewegingsbeperking niet op juiste wijze heeft vastgesteld en dat niet van belang is of Geerlings in het algemeen in staat moet worden geacht een dergelijke bewegingsbeperking vast te stellen. Ten slotte heeft zij aangevoerd dat psychiatrisch onderzoek niet geïndiceerd is. Voor het geval de rechtbank een dergelijk onderzoek wel nodig acht, heeft zij de psychiater T.A. Wouters voorgesteld en heeft zij enkele opmerkingen over de vraagstelling gemaakt. 

2.6.  Hierover wordt het volgende overwogen. De rechtbank is van oordeel dat op grond van het rapport van de deskundige Geerlings voldoende aannemelijk is dat bij [eiser] sprake is van een bewegingsbeperking van de nek. De deskundige moet in het algemeen in staat worden geacht een dergelijke bewegingsbeperking vast te stellen, zo vindt ook Reaal. De rechtbank ziet onvoldoende aanleiding te veronderstellen dat die vaststelling niet correct heeft plaatsgevonden. Die vaststelling strookt ook met de informatie uit de behandelende sector. Daarom zal daarvan worden uitgegaan. 

2.7.  Dan blijven over de cognitieve klachten. Uit het rapport van dr. Oosterhuis blijkt dat cerebraal letsel vanwege het onderpresteren niet kan worden geobjectiveerd. Of cerebraal letsel kan worden geobjectiveerd, behoeft echter niet doorslaggevend te zijn. Indien sprake is van aanwezige, reële, niet ingebeelde, niet voorgewende en niet overdreven klachten, die echter niet medisch te objectiveren zijn, kan desondanks sprake zijn van aan de veroorzaker toe te rekenen gevolgen van een ongeval. De rechtbank ziet aanleiding een psychiater te benoemen teneinde onder meer hierover nader te rapporteren. De psychiater zal kennis dienen te nemen van het rapport van dr. Geerlings en van dr. Oosterhuis. De psychiater zal ook worden gevraagd of hij de resultaten van het onderzoek door dr. Oosterhuis vanuit zijn vakgebied kan verklaren. De verdere waardering van die resultaten wordt dan ook aangehouden. 

2.8.  Het commentaar van Reaal op de voorlopige vraagstelling is in de definitieve vraagstelling verwerkt door de verwijzing naar ‘de aard en de ernst van het letsel’ in vraag a weg te laten. Ook zal de verwijzing naar het herstelproces worden weggelaten. Verder is de volgorde van de vraagstelling conform de suggestie van Reaal enigszins aangepast. 

2.9.  Prof. dr. G.F. Koerselman zal tot deskundige worden benoemd. Hij heeft verklaard vrij te staan ten opzichte van de partijen en bereid te zijn het deskundigenbericht uit te brengen. Aan de hand van de opgave van de deskundige wordt het voorschot op zijn loon en kosten, inclusief de daarover verschuldigde omzetbelasting, bepaald op € 4.760,00 inclusief omzetbelasting. Dit bedrag dient ter griffie te worden gedeponeerd door Reaal, aangezien zij aansprakelijk is voor de door [eiser] als gevolg van de aanrijding geleden schade. 

2.10.  Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden. 

3.  De beslissing 
De rechtbank 

beveelt een onderzoek door een deskundige ter beantwoording van de volgende vragen: 

a. Hoe luidt de anamnese, het verloop van de klachten, de toegepaste behandelingen en het resultaat van deze behandelingen? 
b. wilt u op basis van het medisch dossier van [eiser] een beschrijving geven van: 
- de medische voorgeschiedenis op uw vakgebied; 
- de medische behandeling en het resultaat daarvan. 
c. Is bij [eiser] sprake van een stoornis of beperkingen op uw vakgebied? Wilt u dit toelichten? 
d. Wat is de diagnose op uw vakgebied? 

e. Bestonden er voor het ongeval al klachten en afwijkingen op uw vakgebied die [eiser] thans nog steeds heeft? Zo ja, kunt u aangeven welke beperkingen daaruit voortvloeien? 
f. Zijn er klachten of afwijkingen die er ook zouden zijn geweest of die ook zouden zijn ontstaan indien aan [eiser] het ongeval niet zou zijn overkomen? 
g. Zo ja, kunt u dan een indicatie geven met welke mate van waarschijnlijkheid, op welke termijn en in welke omvang die klachten en afwijkingen zouden zijn ontstaan? 
h. Kunt u aangeven welke beperkingen uit die klachten en afwijkingen zouden zijn voortgevloeid? 

i. Kunt u een beschrijving geven van de persoonlijkheidsstructuur van [eiser]? 
j. Is sprake van een door een persoonlijke predispositie van [eiser] bepaalde psychische reactie op de aanrijding van 8 maart 2008? 
k. Wat vindt u van de resultaten bij het neuropsychologisch onderzoek? Kunt u die vanuit uw vakgebied verklaren? Wilt u daarbij ingaan op het commentaar van A.A. Vendrig? 
l. Kunt u vaststellen of ziet u aanwijzingen dat de klachten van [eiser] aanwezig, reëel, niet ingebeeld, niet voorgewend en niet overdreven zijn? Of juist het tegendeel? 

m. Welke beperkingen ondervindt [eiser] naar uw oordeel ten gevolge van de door u vastgestelde afwijkingen? 
Het gaat dan om beperkingen 
- in het dagelijkse leven, 
- bij loonvormende arbeid, 
- het uitoefenen van hobby’s, bezigheden in de recreatieve sfeer en zelfwerkzaamheid? 
n. Wat is de mate van blijvende invaliditeit op basis van AMA-6? 

o. Welke behandelingen en therapieën op uw vakgebied zijn medisch geïndiceerd voor betrokkene? 
p. Welke behandelingen en therapieën zijn ingesteld en met welk resultaat? 
q. Indien niet alle medisch geïndiceerde behandelingen of therapieën zijn ingesteld of volledig afgerond, kunt u dan aangeven wat de reden daarvoor is geweest? 
r. In hoeverre zou behandeling of voortzetting daarvan bij betrokkenen kunnen leiden tot een vermindering van het functieverlies en van de beperkingen? 
s. Welke andere feiten of omstandigheden, gebleken uit het onderzoek, kunnen van belang zijn voor een goed begrip van de zaak? 

benoemt tot deskundige om dit onderzoek te verrichten: 

prof. dr. G.F. Koerselman, psychiater, St. Lucas Andreas Ziekenhuis Afdeling Psychiatrie, Postbus 9243, 1061 AE Amsterdam, tel.: 020-5108563, fax: 020-6126431, LJN BU9177