Overslaan en naar de inhoud gaan

Hof Amsterdam 180613 kosten neuropsycholoog komen voor vergoeding in aanmerking, achterwege blijvend succes van de behandeling niet relevant

Hof Amsterdam 180613 whiplash; neuroloog kan geen beperkingen duiden, VA wel; door UWV aangenomen beperkingen zijn ongevalsgevolg
- kosten neuropsycholoog komen voor vergoeding in aanmerking, achterwege blijvend succes van de behandeling niet relevant

vervolg op: rb-amsterdam-141211-deskundigenbericht-biedt-onvoldoende-bewijs-van-beperkingen-claim-terzake-afgewezen

3.11

Grief 3 in principaal beroep ziet op de door de rechtbank afgewezen vordering met betrekking tot de door [appellante] gemaakte kosten (inclusief reiskosten) voor de behandelingen door [A], neuropsycholoog. Het hof overweegt dienaangaande als volgt.

3.12
In het door [A] opgestelde psychologische verslag van 19 september 2006 valt te lezen (zie productie 2.c bij inleidende dagvaarding, p.1) dat de behandelend chiropracter [appellante] had geadviseerd [A] te raadplegen en dat de huisarts van [appellante] haar - het hof begrijpt: vervolgens - naar [A] had verwezen. Dit laatste komt ook overeen met de patiëntenkaart, waarin (zie productie 2.s bij inleidende dagvaarding, onderaan) te lezen valt: “Gaat naar neuropsycholoog”. Het hof maakt uit een en ander op dat [appellante] het (haar door de chiropracter geadviseerde) raadplegen van [A] met haar huisarts heeft besproken en dat deze zich in die aanpak kon vinden. Datzelfde geldt kennelijk voor de werkgever van [appellante], nu deze bereid is geweest een deel van de kosten van die raadpleging voor haar rekening te nemen: zie productie 3.e bij inleidende dagvaarding. Dat [appellante] [A] heeft geraadpleegd om optimaal aan haar herstel te werken (zoals zij stelt), komt het hof zonder meer aannemelijk en ook begrijpelijk voor. Gelet op een en ander valt niet in te zien waarom de kosten die [appellante] aan het inschakelen van [A] heeft gehad niet voor vergoeding in aanmerking zouden komen. Wat destijds op de website van [A] heeft gestaan kan in het midden blijven, omdat dit in het licht van het vorenstaande niet relevant is. Overigens is onjuist hetgeen London in haar memorie sub 5.42 stelt, te weten dat [appellante] zou miskennen “dat geenszins is vastgesteld dat concentratiestoornissenen en geheugenstoornissen ongevalsgerelateerd zijn”. Het hof verwijst naar de (onbestreden) overwegingen 3.3 en 4.2 van het vonnis alsook naar het overwogene onder 3.10. Een en ander betekent dat alle onder 3.3 in het vonnis opgesomde klachten als ongevalsgerelateerd hebben te gelden, derhalve ook de concentratie- en geheugenstoornissen. London heeft ook nog opgemerkt dat de behandelingen van [A] geen effect hebben geresulteerd. Nog daargelaten dat een dergelijk gegeven op zichzelf bezien bij de hier aan de orde zijnde beoordeling geen rol speelt - of een behandeling als de onderhavige effect zal hebben valt vooraf nu eenmaal moeilijk te voorspellen, laat staan dat degeen die die behandeling zal ondergaan dat kan - spoort die opmerking niet met hetgeen [A] schrijft in haar brief van 17 november 2009 (productie 2.b bij inleidende dagvaarding), te weten dat sprake is van een geleidelijke verbetering; zij noemt de prognose zelfs “voorzichtig positief”.

3.13
De terzake door [appellante] gevorderde kosten (€ 6.289,10 voor de behandelingen en € 1.758,92 voor de reiskosten) zijn als zodanig niet door London betwist. Uit het vorenstaande volgt dat die bedragen toewijsbaar zijn.

3.14
De grief slaagt.

ECLI:NL:GHAMS:2013:5237