CRvB 120107 a-specifieke RSI
- Meer over dit onderwerp:
CRvB 12-01-07 a-specifieke RSI
De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak het oordeel neergelegd dat de beperkingen van betrokkene [betrokkene 1] niet juist zijn vastgesteld en dat de hem voorgehouden functies van artsenbezoeker, acquisiteur/media adviseur en vertegenwoordiger voor hem niet geschikt zijn.
De rechtbank heeft dit oordeel mede doen steunen op een door betrokkenen overgelegde verklaring van de neuroloog dr. J.W. Stenvers van 15 augustus 2003.
In hoger beroep heeft appellant er op gewezen dat bij de beoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid in de zin van de WAO in beginsel dient te worden uitgegaan van objectief vaststelbare afwijkingen en de rechtstreeks daaruit voortvloeiende beperkingen. De arts Stenvers is van opvatting dat bij betrokkene [betrokkene 1] sprake is van “aspecifieke RSI”. Uit deze diagnose vloeit naar de opvatting van appellant per definitie voort dat geen sprake is van objectief vaststelbare afwijkingen, zodat in het rapport van Stenvers geen aanknopingspunten (hadden) kunnen worden gevonden om verdergaande beperkingen aan te nemen dan bij de vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid reeds is gedaan.
De Raad heeft aanleiding gezien de neuroloog J. Heerema als onafhankelijk medisch deskundige te benoemen. Deze heeft in zijn rapport van 11 juli 2006 aangegeven dat op 13 januari 2003 op het vakgebied der neurologie bij betrokkene [betrokkene 1] geen objectiveerbare afwijkingen aanwezig waren en dat betrokkene op die datum in staat was de hem voorgehouden functies te vervullen.
In ’s Raads vaste jurisprudentie ligt besloten dat de Raad het oordeel van een door hem ingeschakelde deskundige volgt, tenzij op grond van bijzondere omstandigheden afwijking van de hoofdregel is gerechtvaardigd. De Raad is van oordeel dat er in dit geval geen reden voor afwijking van deze hoofdregel aanwezig is.
Betrokkenen hebben de conclusie van Heerema niet aan de hand van een rapport van een medicus bestreden. Het rapport van Stenvers is niet uitgebracht naar aanleiding van het rapport van Heerema, maar is nu juist – mede – aanleiding geweest Heerema als deskundige te raadplegen. Heerema heeft de opvatting van Stenvers in zijn oordeelsvorming betrokken.
De door betrokkenen aangevoerde omstandigheid dat omtrent de ziekte waaraan betrokkene [betrokkene 1] lijdt nog weinig bekend is, waardoor een objectivering als door de wet geëist nog niet te leveren is, biedt geen grondslag om van het in de wet opgenomen criterium af te wijken. De Raad volgt dan ook de conclusies van Heerema. LJN AZ7933