Rb Alkmaar 100406 medisch onderzoek i.h.k. van de WAO alleen door verzekeringsgeneeskundige
- Meer over dit onderwerp:
Rechtbank Alkmaar 10-04-06 (medisch onderzoek i.h.k. van de WAO dient verricht te worden door verzekeringsgeneeskundige)
Gebleken is dat het medisch onderzoek in eerste instantie is verricht door een "arts" in dienst van het UWV. Ter zitting heeft verweerder desgevraagd verklaard dat deze arts geen verzekeringsarts is. De bewoordingen van artikel 3, tweede en derde lid, van het Schattingsbesluit, bezien op zichzelf als in samenhang met de overige genoemde voorschriften van het Schattingsbesluit betreffende het verzekeringsgeneeskundig onderzoek, laten geen andere conclusie toe dan dat het ingevolge de WAO uit te voeren verzekeringsgeneeskundig onderzoek uitsluitend dient plaats te vinden door een verzekeringsarts. Er zijn geen aanwijzingen dat de regelgever het ook mogelijk heeft willen maken het verzekeringsgeneeskundig onderzoek, al dan niet vanwege of mede vanwege die verzekeringsarts en al dan niet onder verantwoordelijkheid van die arts, geheel of ten dele door een andere functionaris te doen plaatsvinden. De omstandigheid dat die andere functionaris in het onderhavige geval een arts is, geeft geen aanleiding om anders te oordelen. De rechtbank vindt hiervoor steun in het Besluit van het College voor Sociale Geneeskunde van de Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot Bevordering der Geneeskunst van 26 maart 2004, houdende "opleidingseisen voor het sociaal-geneeskundig specialisme arbeid en gezondheid - verzekeringsgeneeskunde". Uit deze opleidingseisen blijkt dat voor het specialisme "verzekeringsgeneeskunde" specifieke competenties worden vereist en dat artsen slechts kunnen worden geregistreerd als verzekeringsarts nadat zij een speciaal scholingsprogramma van, respectievelijk, één, twee of drie jaar met goed gevolg hebben doorlopen. Gegeven het feit dat het primaire medisch onderzoek niet is verricht door een verzekeringsarts, had de bezwaarverzekeringsarts niet mogen volstaan met het toetsen van de rapportage van de primaire arts, het bijwonen van de hoorzitting en het opvragen van informatie bij de behandelende sector. Het aan het primaire onderzoek klevende gebrek is hierdoor niet hersteld. Onder de gegeven omstandigheden had de bezwaarverzekeringsarts zelf een verzekeringsgeneeskundig onderzoek overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 2, 3 en 4 van het Schattingsbesluit moeten verrichten. Nu dit achterwege is gebleven, is het bestreden besluit niet met de vereiste zorgvuldigheid voorbereid en genomen en kan niet worden gezegd dat het op een juiste medische grondslag berust. LJN AX6286