Overslaan en naar de inhoud gaan

RBLIM 230425 na ongeval overleden motorrijder niet aansprakelijk voor schade van uit parkeervak rijdende automobilist; te hoge snelheid komt niet vast te staan

RBLIM 230425 na ongeval overleden motorrijder niet aansprakelijk voor schade van uit parkeervak rijdende automobilist; te hoge snelheid komt niet vast te staan

2De feiten

2.1.

Op 22 juni 2017 heeft er omstreeks 20.55 uur op de Knipstraat in Wijlre, gemeente Gulpen-Wittem, een aanrijding plaatsgevonden tussen een auto, Volkswagen Golf, bestuurd door [eiseres] , en een motorfiets, Triumph, bestuurd door een verzekerde van ASR, de heer [naam 1] (hierna: [naam 1] ).

2.2.

[naam 1] reed op die datum met twee andere motorrijders over de Knipstraat. Hij reed voorop. Hij kwam vanuit de richting van Wittem en reed in de richting van Valkenburg. Gezien vanuit de rijrichting van [naam 1] bevond zich rechts op de Knipstraat een parkeerstrook waar ook de Volkswagen Golf van [eiseres] stond geparkeerd. Nadat [eiseres] weg reed uit de parkeerstrook, kwam zij in botsing met [naam 1] . [naam 1] overleed aan de gevolgen van de aanrijding.

2.3.

Op 22 juni 2017 heeft de Politie Eenheid Limburg een proces-verbaal van verhoor van [eiseres] als verdachte opgemaakt. Op de vraag hoe hard de motorrijder gereden heeft, heeft [eiseres] verklaard geen idee te hebben.

2.4.

Op 23 juni 2017 heeft de Politie Eenheid Limburg een proces-verbaal van verhoor van [getuige 1] (hierna: [getuige 1] ) als getuige opgemaakt. Hij maakte deel uit van het groepje van drie motorrijders. Hij heeft verklaard:

Ik reed achter [naam 1] (de rechtbank: [naam 1] ) en [getuige 3] reed achteraan. We reden rustig. Daar op die weg waar het ongeval heeft plaatsgevonden reed [naam 1] ongeveer 10 meter voor mij. Plots zag ik dat die auto naar voren schoot. Ik zag haar niet. Die auto schoot plots de weg op.

Op de vraag wat de maximum snelheid was op de weg waar het ongeval heeft plaatsgevonden, was zijn antwoord:

Het is daar binnen de bebouwde kom, dus 50.

Over de snelheid waarmee zij daar reden, net voor het ongeval, heeft hij verklaard:

We hebben er geen 30 kilometer per uur gereden, maar ook geen 80 of 100. Ik heb niet op de teller gekeken. Het is een dooie hoek geweest vanuit de kant van die meid gezien. Ook voor ons, want wij zagen de meid die [naam 1] heeft aangereden ook niet en [naam 1] heeft niet kunnen reageren.

Over het rijgedrag van [naam 1] die avond heeft hij opgemerkt:

Ik kan zeggen dat [naam 1] gewoon normaal rustig reed. Ik heb ook gewoon rustig gereden, omdat ik de minst ervaren rijder ben.

2.5.

Die dag heeft de Politie Eenheid Limburg een proces-verbaal van verhoor van [getuige 2] (hierna: [getuige 2] ) als getuige opgemaakt. Hij stond die dag voor zijn huis, gelegen aan de Knipstraat in Wijlre, de planten water te geven. Hij heeft onder meer verklaard:

Ik zag dat ze in haar auto stapte. Opeens hoorde ik het geluid van motoren naderen. (…) Vlak nadat ik die motoren hoorde, hoorde ik een harde knal. (…) Ik heb de motoren niet zien aankomen, enkel horen aankomen.

2.6.

Op 27 juni 2017 heeft de Politie Eenheid Limburg een proces-verbaal van verhoor van [getuige 3] (hierna: [getuige 3] ) als getuige opgemaakt. Ook [getuige 3] maakte deel uit van het groepje van drie motorrijders. Hij heeft over de snelheid waarmee zij reden verklaard:

Ik denk dat we daar 60 à 65 kilometer per uur reden. We kwamen net de bebouwde kom binnen dus dan rij je niet meteen 50. We reden daar echt geen 80. We hebben altijd respect voor de bebouwde kom.

Over de manier van rijden van [naam 1] heeft [getuige 3] opgemerkt:

Normaal reed [naam 1] fanatiek, nu reden we rustig. Voordat we vertrokken zei [naam 1] nog dat hij rustig aan wilde doen, vanwege wat verkeersboetes die hij had moeten betalen. Dat rustiger rijden bleek ook echt.

2.7.

Op 30 juni 2017 heeft de Politie Eenheid Limburg een proces-verbaal van verhoor van [getuige 4] (hierna: [getuige 4] ) als getuige opgemaakt. Zij liep die bewuste avond in de buurt van het kasteeltje, buiten de bebouwde kom, in de richting van de Knipstraat in Wijlre. Zij heeft verklaard:

De Wittemer Allee is een lange rechte weg. We hoorden plots heel veel kabaal. Ik zei nog: “Daar gaat ons rustig avondje.” Ik keek om en zag 3 motoren aankomen rijden. Wat ik me kan herinneren, ging dit behoorlijk hard. Ik zag dat ze heel snel aan ons voorbij reden. Ik dacht nog: Als er maar geen tegenligger komt.

Op de vraag wat er vervolgens gebeurde, heeft [getuige 4] geantwoord:

We liepen tot aan het huizenblok. Daar begint de bocht naar links. Toen hadden we geen zicht meer op de motoren. Vervolgens hoorden we een doffe klap. We kwamen dichterbij. We zagen een blauwe auto schuin op de weg staan. Voor mijn gevoel hadden de motoren toen pas bij de wegversmalling moeten zijn. Ze bleken dus al een stuk verder te zijn. Dit verwonderde mij. Er bleek toen dat de auto en de motor elkaar geraakt hadden.

2.8.

Naar aanleiding van het ongeval heeft de Politie Eenheid Limburg onderzoek gedaan naar de toedracht van het ongeval. Uit het Proces-Verbaal VerkeersOngevallen-Analyse met BVH-nummer 2017100782 (hierna: de VOA), opgemaakt op 21 november 2017, blijkt, voor zover thans van belang, het volgende:

3.2.5.

Uitzichtbepalingen

Het uitzicht van de bestuurder van de Volkswagen werd door geparkeerde voertuigen belemmerd. De Volkswagen was voorafgaande aan het ongeval geparkeerd in het parkeervlak rechts van de Knipstraat vóór een geparkeerde Fiat Doblo (…). Achter deze Fiat stond verderop nog een voertuig in de parkeerstrook. Ongeveer 55 meter achter de positie van de Fiat was een middengeleider in de rijbaan geplaatst. Ook was er, gezien de rijrichting van de Triumph, een flauwe bocht naar rechts in de weg voor de parkeerstrook op de Knipstraat. Hierdoor werd het zicht op het verkeer dat de Volkswagen van achter naderde beperkt.

4.2.1.

Proefnemingen / berekeningen
Een snelheidsberekening is met de voorhanden zijnde gegevens niet te maken. Namelijk (…). Mede hierdoor is het niet mogelijk een juiste verhouding van de gereden snelheden (…) van elk van de betrokken voertuigen te bepalen.

5Interpretatie en analyse

5.1.

Doel Onderzoek

Het doel is het vaststellen van de mate van ieders betrokkenheid in relatie tot de oorzaak, de toedracht en het gevolg van het ongeval.

5.2.

Oorzaak, toedracht en gevolg

Het onderzoek was gericht op artikel 54 van het RVV 1990 en artikel 5 en 6 van de WVW 1994 met betrekking tot de bestuurder van de Volkswagen.

De bestuurder van de Volkswagen, die een bijzondere manoeuvre uitvoerde, zoals het wegrijden en keren, heeft het overige verkeer (de bestuurder van de Triumph) niet voor laten gaan, zoals bedoeld in artikel 54 van het RW 1990. De bestuurder van de Volkswagen gedroeg zich zodanig dat gevaar op de weg werd veroorzaakt waarbij een verkeersongeval ontstond waardoor een ander werd gedood.

5.3.

Verwijtbaarheid / Vermijdbaarheid

Het zicht van de bestuurder van de Volkswagen naar het verkeer wat haar van achter naderde werd beperkt door een bocht naar rechts in de weg en geparkeerde voertuigen. In situatietekening 2, reconstructie, is een blauwe lijn vanaf de buitenspiegel achterwaarts langs de geparkeerde Fiat getekend. Daarboven is door middel van een arcering aangegeven welk deel van de weg niet zichtbaar was in de linker buitenspiegel van de Volkswagen. Voorts was het mogelijk dat de uitbuiging van de rijbaan ter hoogte van de middengeleider de Triumph tijdelijk aan het zicht van de bestuurder van de Volkswagen was onttrokken bij het wegrijden uit de parkeerstand.

De bestuurder van de Triumph had waarschijnlijk op enig moment gereageerd op het wegrijden van de Volkswagen.

Technisch is niet vastgesteld kunnen worden waarom de bestuurder van de Volkswagen, met geopende zijruit (naar eigen zeggen) gedurende de tijd dat de Triumph naderde en geblokkeerd geremd had, deze niet gezien of gehoord had.

Had de bestuurder van de Volkswagen de bestuurder van de Triumph voor laten gaan, had het ongeval niet plaats gevonden.

2.9.

In het kader van de strafzaak tegen [eiseres] zijn ten overstaan van de rechter-commissaris in strafzaken diverse getuigen gehoord.

Getuige [getuige 5] heeft, voor zover relevant, als volgt verklaard:

Ik ben alleen hulpverlener geweest ten tijde van het ongeval en geen getuige van het ongeval zelf. Mijn vrouw en ik stonden destijds op de parkeerplaats in Wittem. Mijn frietkraam had ik daar staan en wij hebben daar een ijsje gegeten Toen wij naar huis wilden gaan, kwamen de drie betreffende motorrijders langsgereden. Ik hoorde ze, ze maakte nogal kabaal, en zag toen die motorrijders. Ik kan niet zeggen hoe hard ze gereden hebben. Ik schat dat ze harder reden dan 50, maar ook geen 100 km/u Het zal er ergens tussen gehangen hebben. We zijn toen richting Wijlre gereden en ik zag meteen dat daar een ongeluk was gebeurd. (…). U vraagt mij naar de maximumsnelheid bij de parkeerplaats waar de ijsboer stond in Wittem. Volgens mij is de maximumsnelheid op dat stuk 50 km/u, maar ik weet niet op welk stuk dat overgaat naar 80 km/u. Ik heb de motorrijders net voorbij de parkeerplaats gezien. Ik liep naar de auto en hoorde de motoren, waardoor ik opkeek en drie, vrij sportieve, bikers zag. Volgens mij is pas bij het kasteel de maximumsnelheid 80 km/u. Ik keek op van het geluid van de motorrijders.

Getuige [getuige 6] , brigadier van politie die de VOA heeft opgesteld, heeft onder meer verklaard:

U houdt mij voor pagina 19 van de VOA-rapportage en zegt mij dat niet is vermeld in welke versnelling de motor is aangetroffen. De motor is aangetroffen in de vierde versnelling. Dat staat in mijn aantekeningen. Als bepaalde dingen niet van belang zijn voor het rapport, dan wordt het niet vermeld. De reden dat niets over de versnelling is vermeld is omdat daar vaak verkeerde conclusies aan worden verbonden.

Getuige [getuige 7] , politieagent, die de bewuste avond noodpatrouilledienst had, heeft voor zover van belang verklaard:

Ik heb buiten op straat voordat ik naar mevrouw [eiseres] ging een vrouw gesproken die de motorrijders heeft zien rijden voor het ongeval, maar daar ben ik niet verder op ingegaan. Zij zei daarover: “die kwamen ook als een gek en reden hard.” Zij dacht toen ze de klap hoorde gelijk dat het die motorrijder moest zijn, zonder het ongeval gezien te hebben. Ik heb toen gezegd dat ze zich bij mijn collega moest melden. Het was een vrouw met twee kinderen, dacht ik. Ik weet haar naam verder niet.’

[getuige 1] heeft als getuige, voor zover thans van belang, als volgt verklaard:

Het hele verhaal dat verteld is, dat wij hard reden, is niet waar. Ik heb mijn eigen idee van hoe het in mijn ervaring is gebeurd. Wij zijn er nooit opnieuw over gehoord. (…) Ik verzeker u dat wij absoluut niet hard hebben gereden. Ik weet niet precies hoe hard wij gereden hebben, maar ik kan u zeggen dat [naam 1] een heel goede motorrijder was en op het moment dat hij iets zou hebben gezien, dan was hij zeker uitgeweken. Indien we hard gereden hadden, dan was ik absoluut ook bovenop [naam 1] geknald. We hebben geen 30 gereden, maar misschien tussen de 40 en 60 km/u, dat durf ik niet precies te zeggen. Ik heb gewoon kunnen remmen. We hebben misschien daar 60 km/u gereden, misschien iets zachter, misschien iets harder, dat weet ik niet precies. We kwamen vanaf Wittem. Er wordt gezegd dat mensen beweren dat we hard hebben gereden, maar het zijn motoren die hard geluid produceren waardoor het er op lijkt alsof we heel hard rijden. Voordat we bij de bebouwde kom kwamen, hebben we 80 km/u gereden, misschien iets harder, maar zeker niet heel hard. En misschien hebben we stukjes ook wat meer gas gegeven, maar [naam 1] had net boetes gekregen en juist daarom reed hij met gepaste snelheid. (…). Ik reed het grootste gedeelte van de rit voorop. Normaal reed [naam 1] altijd voorop, maar omdat hij net de boetes had gekregen, reed hij die dag achteraan. We maakten daar nog een opmerking over dat hij rustig reed. [naam 1] had net een nieuwe knalpijp onder zijn motor die veel kabaal maakte. Hij is toen daarna als geintje voorop weggereden om zichzelf te laten horen. (…). Ik weet wat de maximum snelheid is in de bebouwde kom. Ik weet niet wat onze snelheid toen precies was. Ik weet zeker, vanwege mijn ervaring, hoe hard ik rijd als ik in een woonwijk rijd. Toen we de bebouwde kom inreden, hebben we onze snelheid geminderd. In een bocht rem je niet, dus we hebben ons gas teruggenomen. Tussen het inrijden in de bebouwde kom en de chicane is de snelheid niet vermeerderd, omdat ik later weer moest afremmen. (…).’

Getuige [getuige 3] heeft als getuige, voor zover van belang, als volgt verklaard:

Vervolgens komt een stuk in de bebouwde kom voor de chicane waar je rustig moet rijden. Ik zag [naam 1] die al net door de chicane was een rare beweging maken en ik dacht nog ‘wat doet die nou?’ Door die chicane kun je niet hard rijden. Ik denk dat ik daar 60 kilometer per uur heb gereden. 65 km/h zou ook kunnen, maar zeker geen 80 km/h. Dat kan gewoon niet. (…).

2.10.

De kantonrechter van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, afdeling strafrecht, heeft op 15 november 2019 vonnis gewezen in de strafzaak met parketnummer 03-255361-17 tegen [eiseres] . De kantonrechter heeft bewezen verklaard dat [eiseres] zo onoplettend vanaf een langs de Knipstraat gelegen parkeerstrook de weg op is gereden, dat zij met de door haar bestuurde personenauto in botsing is gekomen met de bestuurder van een motorfiets die zich dicht achter haar personenauto bevond, door welke gedraging van [eiseres] gevaar op die weg is veroorzaakt. Over het bewijs vermeldt het vonnis onder meer:

Bewijsoverwegingen

De verdachte heeft bij het verlaten van het parkeervak geen voorrang verleend aan de door het slachtoffer bestuurde motorfiets. De vraag die zich hierbij aandient is of de verdachte aan deze situatie iets had kunnen doen. Met andere woorden, had de verdachte het slachtoffer kunnen waarnemen en heeft zij er alles aan gedaan om zulks te bewerkstelligen. Uit het rapport van de VOA blijkt dat kort achter het parkeervak waarde auto van de verdachte stond geparkeerd een bocht ligt met een middengeleider. Een motorvoertuig dat uit die bocht komt, zal slechts enkele seconden nodig hebben om het parkeervak waarde auto van de verdachte stond - althans het punt op de rijbaan ter hoogte van dat parkeervak - te bereiken. Deze verkeerssituatie vereist een hoge mate van oplettendheid die nog wordt verhoogd doordat het zicht van de verdachte, op het moment van het ongeval, werd belemmerd door de achter haar geparkeerde voertuigen. De verdachte heeft verklaard dat zij heeft gespiegeld, over haar schouder heeft gekeken en toen is vertrokken. Gelet echter op de verkeerssituatie ter plaatse, de bekendheid van de verdachte met die situatie en het belemmerde zicht van de verdachte op het moment van het ongeval, had de verdachte extra oplettend moeten zijn en tijdens het wegrijden de spiegels moeten blijven gebruiken. Immers, het feit is dat de verdachte het slachtoffer niet gezien heeft. De verdachte heeft wel gekeken, maar niet goed genoeg. Anders had zij het slachtoffer wel gezien. Dit wordt niet anders indien het betoog van de verdediging, dat de verdachte ongeveer 2 seconden had om het slachtoffer waar te nemen, wordt gevolgd. Ook in dat geval had de verdachte, bij regelmatig raadplegen van de spiegels en gelet op de gemiddelde reactietijd, voldoende tijd gehad om te anticiperen op de ontstane situatie. Immers uit de verklaring die [getuige 6] , de verbalisant die het rapport heeft opgesteld, bij de rechter-commissaris heeft afgelegd, blijkt dat de gemiddelde reactietijd van een persoon tussen 0,6 en 1,6 seconde bedraagt.

2.11.

De rechtsbijstandsverzekeraar van [eiseres] heeft op 29 april 2020 ASR als WAM-verzekeraar van [naam 1] , aansprakelijk gesteld voor de schade die [eiseres] geleden stelt te hebben door de aanrijding. ASR heeft aansprakelijkheid afgewezen.

3Het geschil

3.1.

[eiseres] vordert dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:

Primair:

I. voor recht verklaart dat ASR aansprakelijk is voor de door [eiseres] geleden en nog te lijden schade als gevolg van het ongeval van 22 juni 2017,

II. ASR veroordeelt om aan [eiseres] te vergoeden alle door haar geleden en nog te lijden schade, zulks op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf datum ongeval voor het smartengeld en voor de overige schade vanaf het ontstaan hiervan,

Subsidiair:

III. het percentage van de aansprakelijkheid van ASR voor de gevolgen van het ongeval in goede justitie vast te stellen,

IV. ASR veroordeelt om aan [eiseres] te vergoeden de door haar geleden en nog te lijden schade, zulks op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf datum ongeval voor het smartengeld en voor de overige schade vanaf het ontstaan hiervan,

Primair en subsidiair:

V. ASR veroordeelt tot betaling van een bedrag van € 25.000,00 dan wel een naar redelijkheid door de rechtbank vast te stellen bedrag, als voorschot op de door [eiseres] geleden en nog te lijden materiële en immateriële schade ten gevolge van het ongeval op 22 juni 2017, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf datum opeisbaarheid,

VI. ASR veroordeelt om aan [eiseres] tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een voorschot op de buitengerechtelijke kosten van € 7.000,00 dan wel een naar redelijkheid door de rechtbank vast te stellen bedrag,

VII. ASR veroordeelt in de kosten van deze procedure, daaronder begrepen de nakosten.

3.2.

ASR voert verweer.

3.3.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4De beoordeling

Rechtsvraag

4.1.

Onderwerp van debat is of ASR, als verzekeraar van [naam 1] , gehouden is schade te vergoeden aan [eiseres] die zij stelt geleden te hebben als gevolg van de aanrijding op
22 juni 2017.

Standpunten partijen

4.2.

[eiseres] stelt dat zij door het ongeval een ernstig trauma (PTSS) opgelopen heeft en dat zij nog steeds met ernstige psychische klachten kampt. Daarnaast heeft zij een whiplash opgelopen en als gevolg daarvan ervaart zij aanhoudende nek- schouder- en rugklachten. Als gevolg van al deze klachten is zij tijdelijk arbeidsongeschikt geweest.

[eiseres] meent dat zowel zij als [naam 1] een verkeersfout gemaakt hebben. Zij heeft geen voorrang verleend en hij heeft binnen de bebouwde kom te hard (minimaal 10 km en mogelijk zelfs 30 km) gereden. Het handelen van [naam 1] levert een onrechtmatige daad op. De aanrijding staat in causaal verband met de verkeerfout van [naam 1] . Door de hoge snelheid van [naam 1] heeft zij niet kunnen anticiperen. De verkeersfout van [naam 1] is erger dan haar fout, aldus [eiseres] .

4.3.

Volgens ASR staat niet vast dat [naam 1] te hard heeft gereden. Het ongeval is veroorzaakt doordat [eiseres] plots de weg opreed, geen voorrang verleend heeft aan [naam 1] , en [naam 1] hierop niet heeft kunnen reageren. ASR erkent daarom geen aansprakelijkheid.

Het oordeel van de rechtbank

4.4.

Op grond van artikel 150 Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering (Rv) ligt het op de weg van [eiseres] om te stellen en te bewijzen dat [naam 1] een verkeerfout (te hard rijden binnen de bouwde kom) gemaakt heeft en dat de aanrijding mede aan de verkeersfout van [naam 1] is te wijten.

4.5.

De rechtbank zal eerst ingaan op de vraag of [naam 1] de gestelde verkeersfout gemaakt heeft. De aanrijding heeft plaatsgevonden binnen de bebouwde kom waar een snelheidslimiet van 50 kilometer per uur geldt. In de VOA staat vermeld dat de snelheden van beide voertuigen op het moment van de aanrijding niet meer vastgesteld kunnen worden1. Anders dan [eiseres] stelt in haar akte, heeft de analist van de VOA, getuige [getuige 6] , noch in zijn rapport, noch bij de rechter-commissaris, verklaard dat [naam 1] 60 tot 80 kilometer per uur gereden heeft. Ook op basis van de verklaringen van de getuigen die gehoord zijn in de strafzaak2 kan de rechtbank niet met een voldoende mate van zekerheid vaststellen dat [naam 1] op het moment van de aanrijding te hard reed. Getuige [getuige 5] heeft [naam 1] immers enkel in Wittem zien langsrijden en was niet aanwezig op de plaats van het ongeval. Voorts heeft hij verklaard niet zeker te weten welke maximum-snelheid gold op de plek waar hij stond. Dat maakt dat slechts beperkte waarde toegekend kan worden aan zijn inschatting dat de motorrijders harder reden dan 50 km per uur, maar zeker geen 100 km per uur. Getuige [getuige 7] is agent en was niet ter plaatse ten tijde van het ongeval. Hij heeft enkel verklaard wat een derde heeft gezegd, te weten een vrouw waar hij de naam niet van weet en die hij gesproken heeft, en waarvan hij heeft begrepen dat zij de motorrijders heeft zien rijden voor het ongeval, en dat deze ‘als een gek en te hard’ reden. Niet gebleken is dat die persoon door de politie gehoord is. Omdat deze persoon niet nader bevraagd is, kan niet vastgesteld worden wat de waarde is van de uitlating van deze persoon. Getuige [getuige 1] heeft redelijk kort na het ongeluk bij de politie de verklaring afgelegd dat ze geen 30 kilometer per uur hebben gereden, maar ook geen 80 of 100. Voorts heeft hij verklaard niet op de teller te hebben gekeken. Later bij de rechter-commissaris heeft hij verklaard dat niet te hard werd gereden. Er werd geen 30 kilometer per uur gereden, maar misschien wel tussen de 40 en 60 kilometer per uur, dat durft [getuige 1] niet precies te zeggen, hij weet het niet. Hij geeft enkel aan dat ze de snelheid hebben geminderd zodra ze de bebouwde kom inreden. Getuige [getuige 3] , een van de motorrijders ten tijde van het ongeval, heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat je door de komstopper ter plaatse niet hard kunt rijden. Hij verklaart daar 60 kilometer per uur te hebben gereden. Volgens hem zou het ook 65 kilometer per uur hebben kunnen zijn, maar zeker geen 80 kilometer per uur. [eiseres] heeft zelf bij de politie verklaard geen idee te hebben hoe hard [naam 1] reed. Getuige [getuige 2] die in de Knipstraat planten stond water te geven, noemt geen snelheid en verklaart alleen het geluid van motoren te hebben gehoord. Getuige [getuige 4] heeft bij de politie verklaard dat hij de motoren voor zijn gevoel behoorlijk hard voorbij heeft zien komen. Op dat moment bevond hij zich nog buiten de bebouwde kom.

4.6.

[eiseres] is van mening dat het gelijk van haar stelling dat [naam 1] te hard reed afgeleid kan worden uit het strafvonnis van de kantonrechter. Zij wijst daarbij op de volgende passage in het vonnis:

Er zijn situaties denkbaar dat een verkeersdeelnemer met een extreem hoge snelheid rijdt waardoor een andere verkeersdeelnemer feitelijk geen tijd heeft om te reageren. Een dergelijke situatie deed zich hier niet voor. Uit verschillende getuigenverklaringen kan worden afgeleid dat de snelheid waarmee het slachtoffer reed tussen ongeveer 60 km per uur en 80 km per uur lag.

4.7.

De rechtbank stelt voorop dat artikel 161 Rv bepaalt dat een in kracht van gewijsde gegaan, op tegenspraak gewezen vonnis waarbij de Nederlandse strafrechter bewezen heeft verklaard dat iemand een feit heeft begaan, dwingend bewijs oplevert van dat feit. De strafrechter heeft bewezen verklaard dat [eiseres] een strafbaar feit gepleegd heeft3. De bewezenverklaring van dat strafbare feit levert dwingende bewijskracht op in deze civiele procedure. Onderwerp van de strafzaak was niet of [naam 1] ook een strafbaar feit begaan heeft. Dat betekent dat de hiervoor geciteerde passage in het vonnis van de kantonrechter in de strafzaak geen dwingend bewijs oplevert voor de stelling van [eiseres] .

4.8. In een civiele procedure is voor het bewijs voldoende dat de te bewijzen feiten en omstandigheden voldoende aannemelijk worden. Die mate van bewijs kan de rechtbank in deze zaak niet vaststellen. Het inschatten van een snelheid door derden, die zich op het moment van voorbij rijden van de motoren niet voortbewogen in een auto of op een motor, is al lastig, waarbij het (harde) geluid van de uitlaatpijpen de inschatting van de snelheid ook onbewust beïnvloed kan hebben. Dat maakt dat de getuigenverklaringen met een zekere behoedzaamheid beoordeeld moeten worden. De juistheid van de stelling van [eiseres] dat [naam 1] te hard gereden heeft binnen de bebouwde kom kan op basis van de bewijsstukken niet aangenomen worden. Dat betekent dat evenmin vastgesteld kan worden dat de aanrijding mede door toedoen van een verkeersfout van [naam 1] is ontstaan. Het gevolg is dat de vorderingen van [eiseres] zullen worden afgewezen. Rechtbank Limburg 23 april 2025, ECLI:NL:RBLIM:2025:11832