GHARL 070323 uitleg n.c.n.p afspraak; door bureau voorgeschoten externe kosten vallen onder mondelinge 15% afspraak
- Meer over dit onderwerp:
GHARL 070323 uitleg n.c.n.p afspraak; door bureau voorgeschoten externe kosten vallen onder mondelinge 15% afspraak
in vervolg op:
GHARL 290119 ongeval 1992; VAV na arbeidsdeskundig- en bedrijfseconomisch onderzoek tzv schade 22 jarige in agrarisch bedrijf ouders;
- Hof kapitaliseert huishoudelijke hulp; aansluiting bij richtlijn DLR; € 10,00 per uur; 8,5 uur p/w;
- Hof kapitaliseert zelfwerkzaamheid o.b.v. richtlijn DLR; € 1.140,- per jaar x 1,3 = € 1.482,- p/j. tot 70ste levensjaar;
- PWS en HNP; ; € 10.000,00; bepaald naar normen en bedragen die rechters in 1992 aan smartengeld toekenden;
- kosten STOLN (Slond) 15% (65.340) niet redelijk, € 15.000,00 wel, Engelgeer 50% € 12.367,50, Letsel.nl 100% € 29.214,99
en:
RBMNE 170221 Opvolgend belangenbehartigers gebonden aan gemaakte (en overgenomen) no cure no pay afspraken
2
Kern van de zaak
[verweerder] was in 1992 betrokken bij een aanrijding. Bij de afwikkeling van deze schade is [verweerder] bijgestaan door Van Dort en haar (rechts)voorgangsters. Van Dort meent dat zij voor die werkzaamheden nog een betaling tegoed heeft van [verweerder] . [verweerder] vindt dat hij al te veel heeft betaald en dat hij nog recht heeft op een terugbetaling.
3
Wat vast staat
3.1
Het hof gaat uit van de feiten die de rechtbank tot uitgangspunt heeft genomen (vonnis 2.1 tot en met 2.8), aangevuld met wat hieronder zal worden gepreciseerd naar aanleiding van twee bezwaren (grieven 1 en 2) van Van Dort tegen de feitenvaststelling door de rechtbank (haar grieven 1 en 2). Samengevat, staan de volgende feiten vast.
3.2
[verweerder] is op 30 december 1992 betrokken geweest bij een aanrijding. Als gevolg daarvan heeft hij ernstig letsel opgelopen. [verweerder] heeft voor de schade verhaal gezocht op de verzekeraar van de bestuurder van de andere auto (ASR). In dit traject werd [verweerder] bijgestaan door verschillende letselschadebureaus. Eerst was dat de Stichting Gezamenlijke Rechtshulp en daarna Europrotector. Partijen zijn het erover eens dat eventuele betalingen aan en door die bureaus voor de beoordeling van deze zaak niet van belang zijn. De periode na Europrotector zal het hof hieronder in een chronologisch schema weergeven.
JAAR | LETSELBUREAU | PROCEDURE | GELDSTROOM |
Eind 2003/begin 2004 | Stichting STOLN (de heren [naam1] en [naam2] ). Via STOLN was ook [naam3] betrokken | ||
ASR betaalt € 360.000. STOLN houdt hiervan (uiteindelijk) in | |||
€ 64.260. | |||
2005 | Letsel.nl. in de persoon van [naam3] . | Eind 2005: start procedure rechtbank | |
Letsel.nl geeft opdracht aan advocaat [naam4] om [verweerder] bij te staan in de door ASR gestarte procedure | |||
2010 | Overlijden [naam3] . [naam5] neemt Letsel.nl over | ||
2015 | Vonnis 9-9-2015: veroordeling tot schadevergoeding van € 517.318,16 (na voorschotten resteert € 55.738,35) | Letsel.nl behoudt het door ASR betaalde bedrag van € 55.738,35 | |
nov-15 | Overlijden [naam5] | ||
apr-16 | Van Dort neemt Letsel.nl over | ||
2019 | Van Dort | Arrest 29-1-2019. Veroordeling tot aanvullende schadevergoeding € 154.584. | ASR betaalt € 154.584 rechtstreeks aan [verweerder] . |
Eindsituatie | Van Dort | Totaal toegewezen schade = € 671.902,16 | Totaal ingehouden = € 119.998,35 |
3.3
In de periode STOLN is met [verweerder] een tariefafspraak gemaakt dat hij aan STOLN 15% is verschuldigd over het uiteindelijk te ontvangen bedrag aan schadevergoeding voor zover dat meer is dan fl. 300.000 (= € 136.134) plus btw. Tussen partijen is niet in geschil dat die tariefafspraak ook bindend was voor Letsel.nl en dus voor Van Dort. Ook is niet in geschil dat Van Dort de inhouding die STOLN heeft gedaan (het bedrag van € 64.260,-) als bevrijdende betaling tegen zich heeft laten te gelden.
4
De procedure bij de rechtbank
4.1
Van Dort heeft bij de rechtbank van [verweerder] betaling gevorderd van € 41.582,- wegens nog verschuldigde vergoeding voor gemaakte kosten voor rechtsbijstand, vermeerderd met rente en kosten. [verweerder] heeft aangevoerd dat hij al te veel heeft betaald en heeft het volgens hem te veel betaalde bedrag van € 25.374,07 teruggevorderd. Daarnaast heeft hij betaling gevorderd van door hem voorgeschoten kosten in de procedure in het hoger beroep tegen ASR. Dat gaat om een bedrag van € 14.422,30 aan gemaakte kosten voor twee deskundigenonderzoeken.
4.2
De rechtbank heeft de vorderingen van Van Dort afgewezen. De vorderingen van [verweerder] zijn grotendeels toegewezen. Van Dort is veroordeeld tot betaling van € 22.756,43 en € 14.422,30. Van Dort is in de kosten van de procedure verwezen.
5
De beoordeling in hoger beroep
Inzet van het hoger beroep
5.1
In hoger beroep wil Van Dort haar vordering alsnog toegewezen hebben en die van [verweerder] afgewezen. Van Dort heeft daarbij haar vordering vermeerderd. Zij eist betaling van € 45.349,42, (€ 32.981,92 plus € 12.367,50) vermeerderd met buitengerechtelijke kosten, proceskosten en wettelijke rente.
Daarnaast eist zij terugbetaling van het bedrag van € 40.048,73 dat zij na het vonnis aan [verweerder] heeft betaald, vermeerderd met rente. Het hof zal de bezwaren (grieven) die Van Dort heeft tegen het vonnis zoveel mogelijk gezamenlijk bespreken.
Het eerste en belangrijkste punt van discussie: de tariefafspraak (grief 3)
5.2
Het belangrijkste punt waarover partijen het niet eens zijn is of de tariefafspraak zoals hiervoor omschreven in 3.3 alleen betrekking had op een beloning voor de werkzaamheden van het letselschadebureau zelf (het honorarium, standpunt Van Dort) of ook op alle (externe) kosten (standpunt [verweerder] ) zoals van rechtsbijstand, advies en deskundigen. Als het standpunt van Van Dort wordt gevolgd, heeft zij nog recht op € 32.981,92. Als het standpunt van [verweerder] wordt gevolgd, dan heeft hij recht op terugbetaling van € 22.756,53. Dit zit zo. De totale schadevergoeding is € 671.902,16. Minus de drempel van € 136.134 (fl. 300.000) is € 535.768,16. En 15% daarvan plus 21% btw is € 97.241,92. Daarop komt in mindering het door STOLN ingehouden bedrag van € 64.260,-. Resteert € 32.981,92 die [verweerder] volgens Van Dort nog zou moeten betalen. Maar volgens [verweerder] komt daarop ook nog in mindering het door Letsel.nl ingehouden bedrag van € 55.738,35, resulterend in € 22.756,43 negatief. Volgens Van Dort klopt dat niet omdat het bedrag van € 55.738,35 is aangewend als verrekening voor door Letsel.nl voorgeschoten externe kosten, zoals advocaatkosten, en die vallen volgens Van Dort buiten de tariefafspraak.
5.3
Bij de beantwoording van de vraag hoe de tariefafspraak moet worden uitgelegd gaat het erom wat partijen over en weer redelijkerwijs uit elkaars verklaringen en gedragingen mochten begrijpen. Het probleem daarbij is dat de tariefafspraak dateert van lang geleden en niet door Letsel.nl en haar voorganger STOLN op papier is gezet. Dat laatste had van het letselschadebureau als professionele opdrachtnemer wel mogen worden verwacht. Dat vertaalt zich hierin dat het nodige van Letsel.nl mag worden verwacht als het gaat om de onderbouwing van de door haar gestelde uitleg van de mondelinge tariefafspraak en de betwisting van de door [verweerder] gestelde uitleg daarvan.
5.4
Tussen [verweerder] en de letselschadebureaus is enige correspondentie gevoerd, die het hof hieronder zal weergeven, voor zover relevant voor de beoordeling.
- Op 12 juli 2011 stuurt [naam5] van Letsel.nl een brief aan [verweerder] , waarin hij verwijst naar een huisbezoek dat hij enkele weken daarvoor bij [verweerder] heeft afgelegd. [naam5] zegt dat hij van [naam3] had vernomen dat [verweerder] “alvast € 25.000,00 van de door ons gemaakte advocaatkosten zou vergoeden”. [naam5] maakt melding van ruim € 80.000,- aan gemaakte advocaatkosten, verwijst naar een “bijgaande specificatie” (die zich niet bevindt bij de processtukken), vraagt [verweerder] om een substantiële betaling en verzoekt om een gesprek.
- Op 23 september 2011 schrijft [verweerder] aan [naam5] (na, zo begrijpt het hof, een voorafgaand gesprek): “er is met [naam3] en [naam1] afgesproken dat zij op no cure no pay zouden werken van wat meer betaald zou worden dan fl 300.000,- (dit bod lag er al voor dat in naar [naam3] en [naam1] ging). De no cure no pay percentage is vast gesteld op 15% exclusief BTW en inclusief alle kosten die gemaakt zijn en nog moeten worden gemaakt.”
- Bij de stukken bevindt zich geen reactie op deze brief en door Van Dort is ook niet gesteld dat en hoe op die brief is gereageerd.
- De volgende correspondentie dateert vervolgens pas uit 2015. In een brief van 21 september 2015 van Letsel.nl naar aanleiding van het eindvonnis van de rechtbank en de slotbetaling door de verzekeraar, schrijft [naam5] (onder meer) het volgende aan [verweerder] “( ... ) Wij spraken af dat wij enkele weken voor het verstrijken van de termijn om in beroep te gaan bij elkaar komen om de procedure in hoger beroep te bespreken, samen met onze advocaat [naam4] .
( ... )
De verzekeringsmaatschappij ASR heeft het bedrag groot € 55.738,35 inmiddels wel op één van onze rekeningen overgemaakt. Echter, ik constateer dat vanaf het moment dat Letsel.nl BV de dienstverlening van [naam3] Advocaten voortzette er nog geen kostenbetaling heeft plaatsgevonden. Niet aan Letsel.nl BV noch aan [naam3] Advocaten. Met het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland lijkt mij een goed moment om tot een afsluiting van de dienstverlening te komen en de door ons gemaakte kosten bij u in rekening te brengen.
Op 19 september 2011 spraken wij bij ons op kantoor over de afspraken die wijlen [naam3] destijds met u maakte. Er was afgesproken dat hij uw zaak zou behandelen op basis van no cure no pay met een percentage van 15% over het resultaat dat vanaf oktober 2003 wordt behaald. Daarnaast zou hij de proceskosten voor u vóór financieren voor het geval uw zaak zou uitmonden in een procedure. Ik sprak met u af dat de afspraken die wijlen [naam3] met u had gemaakt door mij zullen worden voortgezet.
Uit bijgaand overzicht blijkt dat tot op heden ruim € 94.000,00 kosten zijn gemaakt waarvan € 28.417,50 exclusief BTW aan [naam4] zijn betaald voor verrichtingen vanaf 01-01-200. De rest van de kosten zijn gemaakt in de periode dat [naam3] uw dossier behandelde. Het totaal van de kosten zullen wij vooralsnog verrekenen met het door ASR betaalde bedrag van € 55.738,35. Zodra de berekening over de wettelijke rente gereed is zal ik met een voorstel tot afrekening komen waarbij de gemaakte afspraken als uitgangspunt zullen dienen.”
- Bij deze brief is een schema gevoegd waarin achter de naam van [naam3] een bedrag van € 65.790,13 staat vermeld, als kosten van [naam4] € 28.417,50 exclusief btw en bij Letsel.nl een bedrag van € 30.400,45. Het totale bedrag minus de kosten van Letsel.nl vormt het bedrag van ruim € 94.000 waarover [naam5] het heeft in zijn brief, zo begrijpt het hof.
- Bij de stukken bevindt zich geen brief van [verweerder] waarin hij op de brief van 21 september 2015 reageert en [verweerder] stelt ook niet dat hij dat heeft gedaan.
- Per brief van 12 oktober 2015 stuurt Letsel.nl een kopie van de nota van “de door ons in uw zaak ingeschakelde advocaat [naam4]”. Daarbij wordt vermeld: “In het kader van de tussen u en Letsel.nl gemaakte afspraken is de nota door ons voldaan bij wijze van vóórfinanciering van uw kosten. Bij een geslaagde verhaalsactie op wederpartij zullen deze kosten bij afwikkeling van uw zaak worden verrekend.”
- Bij de stukken bevindt zich geen brief van [verweerder] waarin hij op de brief van 12 oktober 2015 reageert en [verweerder] stelt ook niet dat hij dat heeft gedaan.
- Op 16 december 2015 stuurt Letsel.nl een brief die sterk lijkt op de brief van 12 oktober 2015 (met betrekking tot een andere nota van [naam4] ). Ook een reactie van [verweerder] op die brief ontbreekt in de stukken.
5.5
Uit dit overzicht blijkt dat correspondentie tussen STOLN en [verweerder] uit de tijd dat de tariefafspraak werd gemaakt ontbreekt. Pas in 2011, in de fase dat Letsel.nl betrokken was, komt correspondentie op gang. Naar het oordeel van het hof bevat de brief van [verweerder] aan Letsel.nl van 23 september 2011 duidelijke taal. De woorden “De no cure no pay percentage is vast gesteld op 15% exclusief BTW en inclusief alle kosten die gemaakt zijn en nog moeten worden gemaakt”(onderstreping van het hof) laten zich niet anders lezen dan dat alle kosten onder de tariefafspraak vallen. Daaronder vallen dus niet alleen het honorarium van Letsel.nl maar ook externe kosten. Nu niet is gebleken dat Letsel.nl op deze brief heeft gereageerd mocht [verweerder] er gerechtvaardigd op vertrouwen dat hij de tariefafspraak zoals die volgens hem was gemaakt correct had bevestigd en dat Letsel.nl daarmee instemde. Dat wordt niet anders door de daaraan voorafgaande brief van 12 juli 2011. Na die brief volgde immers nog een bespreking en de genoemde brief van 23 september 2011, waarop als gezegd niet meer werd gereageerd. Dan blijft het stil tot 2015 en volgen er brieven van Letsel.nl die erop neerkomen dat kosten zijn voorgefinancierd en (later) verrekend zullen worden. Naar het oordeel van het hof mocht Letsel.nl op basis van enkel die brieven van 2015 en het niet reageren daarop door [verweerder] er niet zonder meer op vertrouwen dat [verweerder] , anders dan hij expliciet bevestigd had in zijn brief van 23 september 2011, er (alsnog) mee instemde dat niet alle kosten onder de tariefafspraak vallen. In bedoelde brieven staat namelijk niet met zoveel woorden dat (externe) kosten buiten de tariefafspraak vallen. Er staat alleen dat die kosten worden voorgefinancierd en (later) verrekend worden. Dat past ook binnen de (aan Letsel.nl bekende) uitleg die [verweerder] gaf aan de tariefafspraak, in die zin dat ook volgens [verweerder] de externe kosten in zoverre voor zijn rekening zouden komen, dat hij uiteindelijk voor honorarium en kosten tezamen niet meer zou hoeven te betalen dan 15 % over het te ontvangen bedrag aan schadevergoeding voor zover dat bedrag meer zou zijn dan fl. 300.000 (= € 136.134) plus btw.
5.6
Het hof concludeert dat Letsel.nl in het licht van het voorgaande onvoldoende feiten heeft gesteld die ertoe kunnen leiden dat haar uitleg van de tariefafspraak moet worden gevolgd. In het verlengde daarvan heeft zij de door [verweerder] gestelde uitleg van de tariefafspraak onvoldoende gemotiveerd bestreden. Het hof zal daarom uitgaan van de uitleg die [verweerder] geeft aan de tariefafspraak, en komt op dit punt niet toe aan bewijslevering. De vordering van Van Dort tot betaling van € 32.981,92 is ook in hoger beroep niet toewijsbaar en de vordering van [verweerder] tot terugbetaling is door de rechtbank terecht tot een bedrag van € 22.756,53 toegewezen.
Het tweede punt van discussie: de kosten van [naam3] (ook grief 3)
5.7
Van Dort maakt ook aanspraak op betaling van het bedrag van € 12.367,50. Dit is het bedrag waarvan het hof in zijn arrest van 29 januari 2019 heeft geoordeeld dat ASR dat aan [verweerder] moet betalen als vergoeding voor de buitengerechtelijke werkzaamheden van [naam3] .
5.8
Naar het oordeel van het hof heeft Van Dort niet althans onvoldoende onderbouwd op basis van welke rechtsgrond zij (afzonderlijk) aanspraak kan maken op dit bedrag. Als het hier zou gaan om een vergoeding voor de werkzaamheden die [naam3] ten behoeve van [verweerder] heeft verricht namens Letsel.nl, vallen die kosten ook in de uitleg van Van Dort onder de tariefafspraak. Als het zou gaan om een vergoeding voor werkzaamheden die [naam3] als advocaat in opdracht van Letsel.nl ten behoeve van [verweerder] heeft verricht, ontbreekt op dit punt iedere onderbouwing en specificatie. Hierbij is van belang dat onduidelijk is gebleven met welke petten op [naam3] in welke periodes precies optrad. Wat daarvan zij, het hof heeft hiervoor geoordeeld dat externe kosten onder de tariefafspraak vallen, zodat ook indien het hier om dergelijke kosten zou gaan, geen aanspraak bestaat op afzonderlijke vergoeding van dit bedrag. Op de tweede zitting bij het hof kwam nog aan de orde dat [naam3] als advocaat ook andere werkzaamheden voor [verweerder] zou hebben verricht, zoals het voeren van een kort geding tegen de heer [naam1] . Hoe dat feit ertoe kan leiden dat Letsel.nl de onderhavige vordering op [verweerder] toekomt heeft Letsel.nl echter niet uitgelegd. De conclusie is dan ook dat die vordering niet toewijsbaar is.
Het derde punt van discussie: door [verweerder] betaalde deskundigenkosten (grief 4)
5.9
Ten slotte zijn partijen verdeeld over het volgende. Toen [naam5] overleed was de hoger beroep procedure tegen ASR net ingesteld. Er was toen een tijdje een vacuüm omdat er geen vertegenwoordiger meer was van Letsel.nl. Van Dort kwam namelijk pas later in beeld als voortzetter van Letsel.nl. Ondertussen moesten er in de hoger beroepsprocedure tegen ASR keuzes worden gemaakt. Volgens [verweerder] heeft hij in overleg met de behandelend advocaat [naam4] besproken dat inschakeling van deskundigen nodig was en dat [verweerder] de kosten daarvan zou voorfinancieren. [naam4] heeft die kosten niet gevorderd in de procedure en die zijn dus voor rekening van [verweerder] gebleven. Het gaat om de kosten van twee deskundigen, samen groot € 14.422,30. [verweerder] vindt op twee gronden dat die kosten voor rekening van Van Dort (als voortzetter van Letsel.nl) komen. Primair op grond van zijn uitleg van de tariefafspraak (“inclusief alle kosten”) en subsidiair omdat [naam4] een beroepsfout heeft gemaakt door de kosten niet te claimen en dit een tekortkoming oplevert van Van Dort, nu [naam4] in haar opdracht werkzaam was. Volgens Van Dort vallen de kosten van de deskundigen niet onder de tariefafspraak, omdat Van Dort niet betrokken was bij die opdracht en [naam4] de advocaat van [verweerder] was, zodat niet valt in te zien waarom Van Dort voor diens fouten aansprakelijk is. Verder beroept Van Dort zich ten aanzien van de subsidiaire grond onder meer op schending van de klachtplicht, omdat [verweerder] niet binnen bekwame tijd na het arrest van januari 2019 heeft geklaagd.
5.10
Het hof legt de tariefafspraak zo uit dat alle kosten daaronder vallen. Dat geldt dus ook voor de deskundigenkosten, nu niet is betoogd dat en waarom die van de afspraak zouden moeten worden uitgezonderd. Het primaire standpunt van [verweerder] is dan ook juist. Het verweer van Van Dort dat zij niet betrokken is geweest bij de inschakeling van deze deskundigen faalt. Onvoldoende weersproken is dat dit ten aanzien van deskundige [de deskundige1] (voor bedrijfseconomisch onderzoek van de onderneming van [verweerder] ) ook niet anders kon omdat er op dat moment (begin 2016) niemand was die Letsel.nl vertegenwoordigde. Uit de overgelegde e-mail van [naam4] van 16 augustus 2017 blijkt dat [verweerder] de inschakeling van [de deskundige1] wel vooraf met hem heeft besproken. Aan de tegenwerping van Letsel.nl dat [verweerder] de inschakeling van bouwdeskundige [de deskundige2] niet met haar en ook niet met [naam4] heeft besproken gaat het hof eveneens voorbij. Van Dort heeft namelijk niet althans onvoldoende onderbouwd welke rechtsgevolgen daaraan verbonden moeten worden in het licht van de tariefafspraak. In het bijzonder heeft zij niet uitgelegd dat en waarom geen toestemming was gegeven om deze bouwdeskundige in te schakelen indien dat wel van tevoren was overlegd. Dit laatste geldt overigens ook voor de inschakeling van deskundige [de deskundige1] .
De conclusie
5.11
Het hoger beroep slaagt niet. Het bestreden vonnis wordt bekrachtigd inclusief de veroordeling van Van Dort in de proceskosten en daarmee faalt grief 5. De vorderingen in hoger beroep worden afgewezen. Omdat Van Dort in het ongelijk zal worden gesteld, zal het hof haar tot betaling van de proceskosten in hoger beroep veroordelen. Onder die kosten vallen ook de nakosten die nodig zijn voor de betekening van de uitspraak.1
5.12
De veroordelingen in deze uitspraak kunnen ook ten uitvoer worden gelegd als een van partijen de beslissing van het hof voorlegt aan de Hoge Raad (uitvoerbaarheid bij voorraad). ECLI:NL:GHARL:2023:1912
1HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853.