Overslaan en naar de inhoud gaan

GHARL 140223  Uitzendbureau en COA aansprakelijk voor psychisch letsel woonbegeleider noodopvang, toep. arbeidsrecht. omkeringsregel

GHARL 140223  Uitzendbureau en COA aansprakelijk voor psychisch letsel woonbegeleider noodopvang, toep. arbeidsrecht. omkeringsregel

In vervolg op:

RBMNE 230920 Uitzendbureau en COA wél aansprakelijk voor burnout woonbegeleider noodopvang asielzoekers, niet voor val op buitenterrein

2
De beoordeling in hoger beroep

de kern van het geschil en de beslissing van het hof

2.1
[geïntimeerde] heeft van 16 november 2015 tot 31 juli 2016 op uitzendbasis als woonbegeleider gewerkt bij het COA in de noodopvang van asielzoekers. [geïntimeerde] stelt zich (voor zover in hoger beroep nog van belang) op het standpunt dat hij tijdens zijn werkzaamheden werd geconfronteerd met het leed, suïcidepogingen en ernstige trauma’s van bewoners. Hij heeft als gevolg daarvan in ieder geval gedurende een zekere periode ernstige psychische klachten ondervonden. Volgens [geïntimeerde] is het COA tekortgeschoten in de op hem rustende zorgplicht. Hij houdt het COA daarom op de voet van artikel 7:658 BW aansprakelijk voor de door hem geleden schade.

2.2
De kantonrechter heeft overeenkomstig de vordering van [geïntimeerde] voor recht verklaard dat het COA (met Start People hoofdelijk) aansprakelijk is voor de schade die [geïntimeerde] heeft geleden als gevolg van de psychosociale belasting waaraan hij gedurende zijn werkzaamheden op de locatie van het COA is blootgesteld. Het hof is het eens met dit oordeel en zal het vonnis bekrachtigen. Het hof zal dit hierna uitleggen.

de motivering

2.3
Het hof stelt bij de beoordeling voorop dat in een geval als dit waarin een werknemer een werkgever aansprakelijk houdt voor werkomstandigheden die schadelijk zijn voor de gezondheid, het aan de werknemer is om te stellen en zo nodig bewijzen dat hij de schade waarvan hij vergoeding vordert heeft geleden in de uitoefening van zijn werk. Voor de verdeling van de bewijslast met betrekking tot het oorzakelijk verband geldt (op grond van de zogeheten arbeidsrechtelijke omkeringsregel) dat de werknemer moet stellen en zo nodig bewijzen dat hij is blootgesteld aan belastende arbeidsomstandigheden en dat hij gezondheidsklachten heeft die door deze arbeidsomstandigheden kunnen zijn veroorzaakt. De werkgever moet stellen en bewijzen dat aan de zorgplicht is voldaan. Als de zorgplicht is geschonden, wordt in beginsel aangenomen dat er causaal verband is tussen de gezondheidsklachten en de werkomstandigheden maar daarvoor is geen plaats wanneer het verband tussen de gezondheidsschade en de arbeidsomstandigheden te onzeker of te onbepaald is.

2.4
Het COA heeft geen grieven gericht tegen het oordeel van de kantonrechter dat [geïntimeerde] tijdens zijn werkzaamheden is blootgesteld aan psychosociale arbeidsbelasting en dat hij zijn werkzaamheden heeft moeten verrichten onder omstandigheden die schadelijk kunnen zijn voor de gezondheid (rov. 3.3.3 tot en met 3.3.7 van het bestreden vonnis). Evenmin heeft het COA grieven gericht tegen het oordeel van de kantonrechter dat het COA niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij aan de op hem rustende zorgplicht heeft voldaan (rov. 3.3.11 tot en met 3.3.18 van het bestreden vonnis). Integendeel, het COA heeft in hoger beroep erkend dat hij hierin is tekortgeschoten. In hoger beroep staat dus vast dat [geïntimeerde] heeft gewerkt onder omstandigheden die schadelijk kunnen zijn voor de (geestelijke) gezondheid en dat het COA tekort is geschoten in de op hem rustende zorgplicht.

2.5
Met de grieven heeft het COA aangevoerd dat [geïntimeerde] onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij aan gezondheidsklachten – in het bijzonder een depressieve stoornis en/of PTSS – lijdt of heeft geleden althans dat sprake is van gezondheidsklachten die het gevolg zijn van de omstandigheden waaronder [geïntimeerde] zijn werkzaamheden heeft verricht. Er is door [geïntimeerde] te weinig medische (en andere) informatie aan het COA verstrekt waardoor het COA niet kan vaststellen hoe [geïntimeerde] er aan toe was voordat hij bij het COA ging werken. Daar komt bij dat de klachten multifactorieel van aard zijn. De gezondheidsklachten kunnen volgens het COA dus mogelijk ook door andere oorzaken dan de werkomstandigheden zijn ontstaan.

2.6
Het COA heeft voorafgaand aan de zitting bij het hof een medisch advies van 16 januari 2023 van zijn medisch adviseur overgelegd. Uit dat advies blijkt dat de medisch adviseur de beschikking heeft gehad over medische informatie afkomstig van behandelaars van [geïntimeerde] over de periode 26 januari 2017 tot en met 18 februari 2020. Het betreft informatie van onder andere de GZ-psycholoog, de sociaal psychiatrisch verpleegkundige, psychiaters, de psycholoog, de arts van het UWV en de huisarts. De inhoud van die medische informatie heeft de medisch adviseur in het advies samengevat. In het commentaar van de medisch adviseur op die informatie staat onder andere:

In dit nieuwe dossier heb ik kennisgenomen van de door de belangenbehartiger toegezonden medische gegevens (…)
“ ( ... ) In januari 2017 meldt betrokkene zich bij het NOAGG in verband met psychische klachten waar hij vanaf wil. Betrokkene geeft aan sinds ongeveer een jaar (2016) de volgende klachten te ervaren:
* Ziet, hoort en doet rare dingen
* Hoort stemmen in zijn hoofd (deze bedreigen hem en zijn gezin)
* Angstproblematiek
* Slaapproblematiek (moeite om in slaap te vallen)
* Paranoïde gedachten (gevoel in de gaten gehouden door ISIS)
* Een druk in zijn hoofd (gevoel van ontploffen)
* Hoofdpijnklachten
* Woedeaanvallen
* Partner-relatieproblematiek
( ... )

Op 24-07-17 beschrijft de psychiater dat er geen sprake is van hallucinatoir gedrag. Er zijn mogelijk wel wanen, gedachtes van waardeloosheid en uitzichtloosheid, een preoccupatie met herinneringen tijdens het werk bij het COA, een verhoogde lijdensdruk en nachtmerries. De stemming is op dat moment angstig. De psychiater concludeert dat er sprake is van primair een posttraumatische stressstoornis en secundair een depressieve stoornis met vermoedelijk ook katatone periodes of anders mutisme in opdracht van de akoestische hallucinaties. ( ... )

Op vragen van het COA heeft de medisch adviseur geantwoord:
“ ( ... ) * Zijn er in de recentelijk beschikbaar gekomen stukken mogelijk andere oorzaken te benoemen voor de door betrokkene beschreven klachten?
Uit de aangeleverde medische documentatie wordt betrokkene gediagnosticeerd met:
* Ongespecificeerde katatonie (door onbekende oorzaak)
* PTSS met verlate expressie
* Depressieve stoornis (reactief)
Differentiaaldiagnostisch wordt gedacht aan een somatische oorzaak, depressie met psychotische kenmerken, een primair psychotische stoornis en secundaire traumatisering.
Secundair traumatisering komt voor bij hulpverleners die langdurig of intensief contact hebben met ernstig getraumatiseerde mensen in hierdoor last kunnen krijgen van de negatieve effecten van het werk. Deze gevolgen komen tot uiting in allerlei klachten en kunnen dermate ernstige vormen aannemen dat het verrichten van arbeid erdoor bemoeilijkt of onmogelijk wordt. Bij een nadere beschouwing lijken deze klachten op de symptomen van een posttraumatische stressstoornis waarin de gevolgen van overweldigen door het trauma en het vermijden of verdoven ervan centraal staan. Secundaire traumatisering is dan ook een beroepsziekte en kan leiden tot, zoals vermeld, diverse psychische en fysieke klachten.
De diverse traumata die betrokkene heeft meegemaakt tijdens zijn werkzaamheden bij het COA zullen een oorzakelijke factorzijn geweest bij het ontstaan van de posttraumatische stressstoornis (al dan niet met secundaire psychotische kenmerken).
In de aangeleverde medische documentatie worden vooralsnog geen andere evidente factoren beschreven. Wel wordt er melding gemaakt dat betrokkene in 2015 last heeft van akoestische hallucinaties. ( ... )
*( ... ) Is het mogelijk dat PTSS-klachten zich pas (ruim) na de relevante confrontaties manifesteren?
( ... ) In de aangeleverde medische documentatie wordt melding gemaakt dat betrokkene in 2015 voor het eerst last had van akoestische hallucinaties (stemmen horen). Of betrokkene in verband met deze (psychotische) klachten in die periode hulp heeft gezocht is onbekend en komt uit de aangeleverde documentatie niet naar voren.
Het is bekend dat bij een posttraumatische stressstoornis met verlaat begin of uitgestelde expressie de klachten pas beginnen op te treden na een periode van minimaal zes maanden na de traumatische gebeurtenis(sen). ( ... )
* Ziet u nog andere oorzaken voor de huidige klachten van betrokkene?
Gezien het ontbreken van enige informatie ten aanzien van de akoestische hallucinaties (stemmen horen) kan hierover vooralsnog geen uitspraak worden gedaan. Het is niet onaannemelijk dat er bij betrokkene sprake zou kunnen zijn van een psychische kwetsbaarheid dan wel pre-existente psychische/psychosociale problematiek.
* Acht u het voor een volledige beoordeling van de klachten van betrokkene van belang om nadere informatie op te vragen die betrekking heeft op de periode voordat betrokkene bij het COA werkzaam was?
Gezien er in de aangeleverde medische documentatie melding wordt gemaakt dat betrokkene in 2015 al last had van akoestische hallucinaties (stemmen horen) acht ik het relevant en proportioneel om medische informatie bij de huisarts op te vragen ten aanzien van psychische/psychosociale problematiek, 2 jaar voorafgaand aan zijn werkzaamheden bij het COA
.”

2.7
Uit dit advies volgt dat [geïntimeerde] volgens (meerdere) behandelaars, onder wie psychiaters, lijdt althans heeft geleden aan onder andere een posttraumatische stressstoornis en een depressie. Het hof gaat uit de van de juistheid van deze diagnoses die ook door de medisch adviseur lijken te worden onderschreven. Het COA heeft geen overtuigende argumenten aangevoerd die iets afdoen aan de juistheid van deze diagnoses die door (onder andere) de behandelend psychiaters zijn gesteld.

2.8
Zoals gezegd staat in hoger beroep vast dat [geïntimeerde] heeft gewerkt onder omstandigheden die psychosociaal (zeer) belastend waren en eveneens staat vast dat het COA geen althans onvoldoende maatregelen heeft genomen om te voorkomen dat [geïntimeerde] door die arbeidsomstandigheden schade zou lijden. Vaststaat dat [geïntimeerde] lijdt althans heeft geleden aan een PTSS en een depressie. Deze psychische gezondheidsklachten kunnen door de psychisch belastende arbeidsomstandigheden zijn veroorzaakt. Toepassing van de arbeidsrechtelijke omkeringregel brengt naar het oordeel van het hof dan ook mee dat het causaal verband in beginsel gegeven is.

2.9
Anders dan het COA heeft betoogd is het causaal verband tussen de psychosociale belasting die de werkzaamheden bij het COA meebrachten en de psychische klachten die [geïntimeerde] heeft (gehad), niet te onbepaald of te onzeker. Integendeel. Naar het oordeel van het hof is het, gelet op de inhoud van het medisch advies, de aard van de belastende arbeidsomstandigheden en de aard van de gezondheidsklachten, in aanzienlijke mate waarschijnlijk dat de arbeidsomstandigheden bij het COA hebben geleid tot psychische klachten bij [geïntimeerde] . Het hof wijst er in dat verband op dat de medisch adviseur desgevraagd heeft geantwoord dat de diverse traumata die [geïntimeerde] heeft meegemaakt tijdens zijn werkzaamheden bij het COA de oorzaak zullen zijn geweest bij het ontstaan van de PTSS en dat in de (vele) medische informatie afkomstig van diverse behandelaars en medici over een periode van bijna drie jaar, geen aanknopingspunten te vinden zijn voor andere oorzaken. Bij die stand van zaken vormt het ontbreken van medische informatie over de periode voor de werkzaamheden bij het COA – in het bijzonder een huisartsenkaart – niet een omstandigheid die in dit geval meebrengt dat het causaal verband te onzeker is. Het COA heeft erop gewezen dat in de medische informatie staat dat [geïntimeerde] al in 2015 – voordat hij bij het COA ging werken – last had van akoestische hallucinaties en dat dat de vraag doet rijzen hoe [geïntimeerde] eraan toe was voordat hij bij het COA ging werken en wat de oorzaak van de psychische klachten is. [geïntimeerde] heeft ter zitting verklaard dat deze datum niet klopt en berust op een verschrijving. Hij is pas nadat hij bij het COA is gaan werken stemmen gaan horen. De verklaring van [geïntimeerde] lijkt in overeenstemming met het overgrote deel van de in het medisch advies weergegeven informatie waaruit volgt dat [geïntimeerde] pas nadat hij bij het COA is gaan werken stemmen is gaan horen. Los daarvan gaan de behandelaars en in het verlengde daarvan de medisch adviseur er, zo leidt het hof af uit het medisch advies, (toch) vanuit dat de diverse traumata waarmee [geïntimeerde] tijdens zijn werkzaamheden is geconfronteerd de oorzaak zijn van de PTSS.

2.10
Het hof is met de kantonrechter van oordeel dat, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen en beslist, de gevraagde verklaring voor recht dat het COA aansprakelijk is voor de schade die [geïntimeerde] heeft geleden als gevolg van de psychosociale belasting waaraan hij gedurende zijn werkzaamheden op de locatie is blootgesteld, toewijsbaar is. Het hof voegt hieraan toe dat in dit stadium waar het gaat om de vestiging van de aansprakelijkheid van de werkgever wegens schending van de zorgplicht niet is vereist dat voor elke gezondheidsklacht dient vast te staan dat die het gevolg is van de arbeidsomstandigheden waaronder [geïntimeerde] zijn werkzaamheden heeft verricht. Het gaat erom of in aanzienlijke mate waarschijnlijk is dat [geïntimeerde] als gevolg van de psychosociale belasting van de werkzaamheden bij het COA (psychische) schade heeft geleden. Welke klachten precies het gevolg zijn van die arbeidsomstandigheden kan, zoals de kantonrechter terecht heeft overwogen, vooralsnog in het midden blijven.

2.11
Het hoger beroep faalt. Het bestreden vonnis wordt bekrachtigd. Het COA wordt veroordeeld in de proceskosten in hoger beroep. Onder die kosten vallen ook de nakosten die nodig zijn voor de betekening van de uitspraak.

2.12
De veroordeling in deze uitspraak kan ook ten uitvoer worden gelegd als een van partijen de beslissing van het hof voorlegt aan de Hoge Raad (uitvoerbaarheid bij voorraad). ECLI:NL:GHARL:2023:1287