Overslaan en naar de inhoud gaan

Hof Den Bosch 200710 omkeringsregel bij onderuit gaan motorrijder over met olie besmeurd wegdek

Hof Den Bosch 200710 omkeringsregel bij onderuit gaan motorrijder over met olie besmeurd wegdek
4.1. Onder punt 3 eerste alinea van haar vonnis heeft de kantonrechter vastgesteld van welke feiten in dit geschil wordt uitgegaan. De door de kantonrechter vastgestelde feiten, welke niet zijn betwist, vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt. Het gaat in dit hoger beroep om het volgende.

a. Op [datum 1] 2003 omstreeks 23.30 uur heeft [geïntimeerde] een rood uitstralend verkeerslicht genegeerd, waardoor een aanrijding is ontstaan tussen de door hem bestuurde personenauto en een andere personenauto op de kruising van de Reitscheweg en de Bruistensingel te 's-Hertogenbosch. De politie, regio Brabant Noord, district 1, is ter plaatse gekomen en heeft van het verkeersongeval met materiële schade proces-verbaal opgemaakt.

b. Op [datum 2] 2003 omstreeks 12.00 uur is [appellant] met zijn motorfiets op dezelfde kruising ten val gekomen door een gladde substantie op het wegdek. Van dit eenzijdige ongeval is door de politie, regio Brabant Noord, ter plaatse een onderzoek ingesteld en proces-verbaal opgemaakt. Onder punt 18 van het proces-verbaal is door de verbalisant, [persoon 1], vermeld dat "Na raadplegen in het politiesysteem bleek op genoemde kruising op 01-11-03 een verkeersongeval waarbij op die lokatie een hoeveelheid vloeistof op het wegdek is terechtgekomen. De gemeente zou zorg dragen voor de schoonmaak van ..." (kennelijk ontbreekt de volgende bladzijde).

c. Verbalisant [persoon 1] heeft, zoals blijkt uit de brief van de Regiopolitie Brabant-Noord d.d. 22 maart 2004 het volgende gemeld:
"Naar aanleiding van Uw brief van 11 maart 2004 met Uw vraag of ik nader kan toelichten waardoor het wegdek glad is geworden het navolgende:
"Ik verbalisant, [persoon 1], ben op [datum 2] 2003, omstreeks 12.27 uur ter plaatse gegaan op de registratieset genoemde locatie. Aldaar was Uw client met zijn motor onderuit geschoven. Ik constateerde dat het wegdek in de bocht glad was. Ik zag dat er roze grind op het wegdek lag welke door de sleepdienst /gemeente gebruikt word voor het schoonmaken van het wegdek. Ook zag ik dat er een grote hoeveelheid zand op het wegdek lag, welke ook gebruikt word voor de schoonmaak van het wegdek.
Ik merkte toen ik over het wegdek liep, waar genoemde stoffen op het wegdek lag, dat deze glad was. Naar mijn mening was het wegdek niet glad door opvriezing daar er geen sprake was van vorst die dagen. Bij het raadplegen in het bedrijfsprocessen systeem van de politie regio Brabant-Noord zag ik dat er een verkeersongeval had plaatsgevonden op dezelfde locatie als waar Uw cliënt onderuit was gegaan. Deze aanrijding was op [datum 1].
Ik vermoed dat de schoonmaakwerkzaamheden van het wegdek ten gevolge van de aanrijding op [datum 1] onvoldoende zijn geweest van gemeente of door de sleepdienst."

d. De schade aan de motorfiets van [appellant] bedraagt volgens een op 25 november 2003 door CED Bergweg opgemaakt rapport een bedrag van € 3.500,00 (dagwaarde) terwijl de expertisekosten € 80,33 hebben bedragen.

4.2.1. [appellant] heeft de onderhavige procedure jegens [geïntimeerde] aanhangig gemaakt en in eerste aanleg betaling gevorderd van voormeld bedrag ad € 3.500,00 ter zake voertuigschade, € 80,33 ter zake expertisekosten, te vermeerderen met de wettelijke rente en de kosten van de procedure. [appellant] heeft in het lichaam van de dagvaarding melding gemaakt van buitengerechtelijke incassokosten, maar hij heeft geen betaling daarvan gevorderd.

[appellant] heeft aan zijn vordering ten grondslag gelegd dat [geïntimeerde] een onrechtmatige daad jegens hem heeft gepleegd, nu [geïntimeerde] aansprakelijk is voor het ontstaan van de aanrijding op [datum 1] 2003, door welke aanrijding koelvloeistof en/of olie uit de betrokken voertuigen is gelopen en op het wegdek is achter gebleven, waardoor [appellant] op [datum 2] 2003 met zijn motorfiets ten val is gekomen. [appellant] heeft door deze val materiële schade geleden.

4.2.2. [geïntimeerde] heeft verweer gevoerd tegen de vordering van [appellant] met de volgende inhoud:

- [geïntimeerde] vindt het opmerkelijk dat de gladde substantie na 12 uur nog niet zou zijn uitgereden. Als de situatie zo gevaarlijk was zouden er binnen 12 uur meerdere ongevallen hebben plaatsgevonden; voor zover [geïntimeerde] weet was dat niet het geval;

- de gladde substantie is niet het gevolg van de gemelde aanrijding op [datum 1] 2003, maar is wellicht veroorzaakt door een later passerend voertuig;

- [geïntimeerde] mocht er vanuit gaan dat de door hem ingeschakelde hulpdienst zou zorg dragen, althans doen zorg dragen, voor het opruimen van de ten gevolge van de aanrijding op de weg gekomen substanties en/of materialen. Als dat niet is gebeurd, is dat niet aan [geïntimeerde] toerekenbaar.

[geïntimeerde] heeft vervolgens geconcludeerd dat er geen sprake is van een onrechtmatige daad aan zijn zijde, noch van een causaal verband tussen enig handelen of nalaten van [geïntimeerde] en de schade van [appellant].

4.2.3. Nadat de kantonrechter een comparitie van partijen had gelast, is de vordering van [appellant] afgewezen.

4.3. In de toelichting bij grief 1 stelt [appellant] dat de kantonrechter ten onrechte heeft overwogen dat:

a. [appellant] zijn stelling dat de op [datum 2] 2003 te 12.00 uur op het wegdek aanwezige olie en/of koelvloeistof afkomstig was van de voertuigen die betrokken waren bij de aanrijding op [datum 1] 2003, niet nader heeft onderbouwd;

b. [appellant] de stelling van [geïntimeerde], dat de aanwezige substantie door een later passerend voertuig is veroorzaakt, niet voldoende gemotiveerd heeft weersproken;

c. door inschakeling van de politie, regio Brabant-Noord, als zijnde hulpdienst, [geïntimeerde] er vanuit mocht gaan dat deze hulpdienst ervoor zou zorg dragen dat eventuele vloeistoffen en/of materialen van het wegdek zouden worden verwijderd. Zo schoonmaak en/of verwijdering van de vloeistof van het wegdek ter plaatse niet dan wel onvoldoende heeft plaatsgevonden, kan dit in ieder geval niet aan [geïntimeerde] worden tegengeworpen;

d. het bewijsaanbod als onvoldoende gespecificeerd en te algemeen gesteld, dient te worden gepasseerd;

e. nu niet is voldaan aan de vereisten van artikel 6:162 BW, [geïntimeerde] niet aansprakelijk is te houden ter zake het aan [appellant] overkomen eenzijdige ongeval.

4.4. Over de vraag of sprake is van aansprakelijkheid ex artikel 6:162 BW van [geïntimeerde] jegens [appellant] oordeelt het hof als volgt.

4.4.1. Tussen partijen staat vast dat op [datum 1] 2003 omstreeks 23.30 uur op de kruising Bruistensingel/Reitscheweg te 's-Hertogenbosch een ongeval is veroorzaakt doordat [geïntimeerde] door het rode licht is gereden. [geïntimeerde] heeft niet weersproken dat hierbij vloeistof, waaronder olie, op het wegdek terecht is gekomen. Evenmin heeft [geïntimeerde] weersproken dat [appellant] op [datum 2] 2003, minder dan 12 uur daarna, op precies dezelfde locatie een eenzijdig ongeval heeft gekregen als gevolg van het wegglijden met zijn motor door een op de weg liggende substantie.

4.4.2. [geïntimeerde] heeft gesteld dat:

a. hij het opmerkelijk vindt dat de vlek na 12 uur nog niet uitgereden is;

b. de vlek wellicht veroorzaakt is door een later passerend voertuig.

4.4.3. In de gegeven omstandigheden ligt het voor de hand dat de substantie op de weg waardoor [appellant] ten val is gekomen afkomstig is van het door [geïntimeerde] veroorzaakte ongeval. Het zou op de weg van [geïntimeerde] hebben gelegen zijn verweer zoals onder 4.4.2. genoemd nader te onderbouwen. [geïntimeerde] heeft dat echter nagelaten. Dat de vlek na 12 uur nog niet was uitgereden, acht het hof in dit geval niet vreemd, nu de periode tussen beide ongevallen is gelegen tussen zaterdagavond 23.30 uur en zondagochtend 12.00 uur. Het is van algemene bekendheid dat er in zo'n periode minder verkeer is.

4.4.4. [geïntimeerde] heeft niets gesteld over een voorval in de betreffende periode waarbij olie op dezelfde plek is terecht gekomen. Daarvan is overigens ook niets gebleken. Integendeel: in het proces-verbaal van [datum 2] 2003 is uitsluitend verwezen naar het door [geïntimeerde] veroorzaakte ongeval.

Het hof gaat er daarom vanuit dat de substantie op de weg waardoor [appellant] ten val is gekomen, op de weg terecht is gekomen als gevolg van het door [geïntimeerde] veroorzaakte ongeval. Daardoor heeft [geïntimeerde] een gevaarlijke situatie gecreëerd. Door het lekken van olie en/of koelvloeistof op de weg heeft [geïntimeerde] onrechtmatig gehandeld jegens andere weggebruikers, nu de olie en/of koelvloeistof vanwege de gladheid een gevaar voor andere weggebruikers oplevert.

4.4.5. Op grond van het vorenstaande past het hof de omkeringsregel toe. Voor toepassing van de omkeringsregel is volgens vaste rechtspraak plaats indien door een als onrechtmatige daad aan te merken gedraging een specifiek gevaar ter zake van het ontstaan van schade in het leven is geroepen en dit gevaar zich vervolgens verwezenlijkt. In dat geval is het oorzakelijk verband tussen de gedraging en de aldus ontstane schade in beginsel gegeven en is het aan degene die op grond van die gedraging wordt aangesproken te stellen en te bewijzen dat die schade ook zonder die gedraging zou zijn ontstaan. [geïntimeerde] heeft dienaangaande onvoldoende gesteld.

Derhalve acht het hof een causaal verband aanwezig tussen het verwijtbaar lekken door [geïntimeerde] van olie en/of koelvloeistof op de openbare weg ten gevolge van een door [geïntimeerde] veroorzaakt ongeval en het ontstaan van de schade door het wegglijden van de motor van [appellant] op dezelfde locatie als het ongeval van [geïntimeerde].

4.5. [geïntimeerde] heeft gesteld dat hij niet aansprakelijk is voor de schade, omdat hij ervan mocht uitgaan dat, wanneer na een aanrijding hulpdiensten ter plekke zijn, deze voor opruiming zorg dragen en dat het niet aan hem toerekenbaar is indien het wegdek onvoldoende wordt gereinigd.

4.5.1. Het is voor het hof niet geheel duidelijk hoe het precies gegaan is met het schoonmaken van het wegdek. Kennelijk zijn er wel enige schoonmaakwerkzaamheden verricht nu er op de plaats van de gelekte vloeistof op het wegdek zand en roze grind lag. Wellicht zijn deze schoonmaakwerkzaamheden onvoldoende geweest. De omstandigheid dat naast [geïntimeerde] ook de gemeente (mogelijk) aansprakelijk is voor de door [appellant] geleden schade, doet aan de aansprakelijkheid van [geïntimeerde] evenwel niet af. Indien twee of meer personen verplicht zijn tot vergoeding van dezelfde schade, zijn zij immers voor die schade hoofdelijk verbonden. Het is aan de gelaedeerde overgelaten wie hij - beiden dan wel één van hen - aanspreekt. In deze procedure is de aansprakelijkheid van de gemeente niet aan de orde, zodat deze ook niet behoeft te worden onderzocht.

4.5.2. Verder stelt [geïntimeerde] dat, aangezien het opruimen van de weg een publieke taak is, hij er slechts voor behoefde te zorgen dat die hulpdiensten ter plekke kwamen en dat hij aan die zorgplicht heeft voldaan.

Het hof verstaat dit verweer aldus, dat [geïntimeerde] zich op het standpunt stelt dat de schade van [appellant] hem niet kan worden toegerekend (artikel 6:98 BW). Dat standpunt wordt door het hof verworpen. Daarbij weegt het hof mee dat de olie en/of koelvloeistof op de weg is terecht gekomen als gevolg van een ongeval dat aan [geïntimeerde]s' schuld te wijten was, dat het hier om overtreding van een veiligheidsnorm gaat, en dat schade zoals in dit geval is geleden het redelijkerwijs te verwachten gevolg is van het morsen van vloeistof op de weg.

4.5.3. Op grond van het vorenstaande is [geïntimeerde] verplicht de schade die [appellant] tengevolge van het eenzijdig ongeval heeft geleden te vergoeden. Grief 1 slaagt derhalve.

4.6. Nu de eerste grief van [appellant] slaagt zal het hof het vonnis waarvan beroep vernietigen. Het hof zal de vordering alsnog toewijzen, nu [appellant] de schade heeft onderbouwd en [geïntimeerde] de hoogte van de vordering niet heeft weersproken. Ook de tweede grief, gericht tegen de door de rechtbank uitgesproken proceskostenveroordeling, slaagt. De derde grief heeft blijkens de toelichting daarop naast de overige grieven geen zelfstandige betekenis, zodat deze grief geen afzonderlijke bespreking behoeft. [geïntimeerde] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten van beide instanties. LJN BN3310