Overslaan en naar de inhoud gaan

Rechtbank Arnhem 19-4-06 vraagstelling t.b.v bepaling restverdiencapaciteit voor Academisch Centrum voor Arbeid en Gezondheid

Rechtbank Arnhem 19-4-06 vraagstelling t.b.v bepaling restverdiencapaciteit voor Academisch Centrum voor Arbeid en Gezondheid

 Op basis van het met het ACAG gevoerde telefonisch overleg, de door de partijen voorgestelde vragen en hun overige stellingen omtrent de restcapaciteit van [eiseres] zullen de volgende vragen aan de deskundige worden voorgelegd:

  1.   Wilt u met inachtneming van het in het tussenvonnis van 4 januari 2006 vastgestelde uitgangspunt over de bij [eiseres] bestaande restcapaciteit tot het verrichten van betaald werk en de daaraan ten grondslag liggende neurologische, neuropsychologische, arbeidsdeskundige en reïntegratiedeskundige rapporten onderzoeken (zonodig met inschakeling van andere deskundigen van het ACAG) of bij [eiseres] sprake is van geheugenstoornissen en/of concentratiestoornissen (en/of anders te duiden cognitieve afwijkingen) die haar (mentale) belastbaarheid zodanig beperken dat zij niet of niet voltijds in staat is de door de arbeidsdeskundige Lanting passend geachte functies te vervullen? Zo ja: kunt u daarbij aangeven of - en zo ja: in hoeverre en met welke mate van waarschijnlijkheid - deze het gevolg zijn van de ongevallen van 1988 en 1991?
    U wordt verzocht bij uw beantwoording van deze vraag aan te geven op welk(e) onderzoek(en) u uw oordeel baseert en of - en in hoeverre wel of niet - de uitkomsten daarvan zijn te objectiveren dan wel op validiteit zijn te controleren?

  Ingeval uw antwoord op vraag 1 bevestigend luidt wordt u verzocht ook de volgende vraag gemotiveerd te beantwoorden:

  2.  Zou naar uw oordeel begeleiding van [eiseres] door een psycholoog en/of psychosociaal therapeut ter vergroting van de belastbaarheid van [eiseres]:
    -  zinvol zijn en tot herstel leiden of
    -  (in november 2003) zinvol zijn geweest en tot herstel hebben kunnen leiden?
    Zo ja, welke mate van herstel kan worden bereikt dan wel had kunnen worden bereikt en op welke termijn? Welke omstandigheden en/of factoren acht u daarbij van belang?

  3.  Welke andere feiten of omstandigheden, gebleken uit het onderzoek, zijn naar uw oordeel van belang voor een goed begrip van de zaak?

  Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
LJN AX7475