GHARL 021121 Vermoeden van opzetaanrijding ogv onderzoeksrapport; tegenbewijs mogelijk, hof gelast deskundigenbericht
- Meer over dit onderwerp:
GHARL 021121 Vermoeden van opzetaanrijding ogv onderzoeksrapport; tegenbewijs mogelijk, hof gelast deskundigenbericht
2
Samenvatting
2.1
[appellant] heeft met zijn auto een aanrijding gehad met een andere auto. Voor de daarbij opgelopen schade is hij verzekerd bij ABN AMRO. In geschil is of sprake was van een opzetaanrijding.
2.2
Het hof oordeelt net als de kantonrechter dat het door ABN AMRO overgelegde onderzoeksrapport het vermoeden rechtvaardigt dat sprake is geweest van een opzetaanrijding. Anders dan de kantonrechter zal het hof [appellant] wel toelaten tot tegenbewijs, in de vorm van een door het hof te gelasten deskundigenbericht.
Het hof zal dit hierna toelichten.
3
De vaststaande feiten
Het hof gaat in hoger beroep uit van de volgende feiten.
3.1
Op 16 maart 2019 heeft [appellant] met zijn auto (Range Rover) op de kruising Overschieseweg/Strickledeweg in Rotterdam een aanrijding gehad met een BMW, waarvan de heer [naam1] (hierna: [naam1] ) eigenaar is. ABN AMRO is de WAM-verzekeraar van [appellant] . De schade aan de Range Rover is door CED Nederland B.V. vastgesteld op een bedrag van € 13.065,40.
3.2
Bij brief van 27 juni 2019 heeft ABN AMRO de schadeclaim van [appellant] afgewezen. Aan die afwijzing ligt ten grondslag dat de aanrijding volgens ABN AMRO geen onzeker voorval is maar opzettelijk is uitgevoerd. Hiervoor baseert ABN AMRO zich op het onderzoeksrapport van Ongevallen Analyse Nederland (OAN) van 13 juni 2019, dat in opdracht van ASR, de verzekeraar van [naam1] , is opgesteld. Naast afwijzing van de schadeclaim, vindt ABN AMRO in dit rapport aanleiding om de twee autoverzekeringen van [appellant] per datum brief te beëindigen en de (persoons)gegevens van [appellant] op te nemen in het Incidentenregister en het Extern Verwijzingsregister.
4
De procedure bij de kantonrechter
4.1
[appellant] heeft bij de kantonrechter gevorderd (1) voor recht te verklaren dat ABN AMRO gehouden is als verzekeraar de verzekeringsovereenkomst met [appellant] na te komen, en de geleden schade aan de Range Rover te vergoeden, (2) voor recht te verklaren dat ABN AMRO onrechtmatig heeft gehandeld tegenover [appellant] door de verzekeringsovereenkomsten te beëindigen, (3) ABM AMRO te veroordelen de verzekeringsovereenkomsten voor beide auto’s van [appellant] met terugwerkende kracht te hervatten en (4) ABN AMRO te veroordelen in de kosten van de procedure, de buitengerechtelijke kosten en de nakosten.
4.2
De kantonrechter heeft de vorderingen van [appellant] afgewezen. Daartoe heeft de kantonrechter geoordeeld dat de feiten en omstandigheden, zoals vermeld in het rapport van OAN, het vermoeden rechtvaardigen dat sprake is geweest van een opzetaanrijding. Tegen dit vermoeden staat tegenbewijs open, maar daarvoor heeft [appellant] volgens de kantonrechter onvoldoende gesteld.
5
De beoordeling in hoger beroep
De vorderingen in hoger beroep
5.1
In hoger beroep vordert [appellant] vernietiging van het vonnis van de kantonrechter en alsnog toewijzing van zijn vorderingen. Aanvullend vordert hij nu ook dat zijn naam wordt gezuiverd en van het Incidentenregister wordt gehaald. [appellant] heeft deze eiswijziging tijdig gedaan en ABN AMRO heeft hiertegen geen bezwaar gemaakt. Het hof ziet ook geen reden om de eiswijziging ambtshalve buiten beschouwing te laten en zal dan daarom recht doen op de gewijzigde eis. De vier bezwaren (grieven) die [appellant] tegen het vonnis van de kantonrechter heeft aangevoerd zal het hof hierna bespreken.
De omvang van het hoger beroep
5.2
In geschil is of sprake is geweest van een opzetaanrijding. ABN AMRO meent dat daarvan sprake is en zij heeft op deze basis schade-uitkering aan [appellant] geweigerd, de verzekeringsovereenkomsten van [appellant] beëindigd en de persoonsgegevens van [appellant] opgenomen in het Incidentenregister en het Extern Verwijzingsregister. [appellant] betwist dat sprake is van een opzetaanrijding. Hij stelt dat hij een verkeersfout heeft gemaakt door de bestuurder van de BMW geen voorrang te verlenen, maar dat hij niet opzettelijk heeft gehandeld. [appellant] had twee autoverzekeringen bij ABN AMRO en heeft op beide polissen 20 schadevrije jaren, terwijl hij allrisk verzekerd is. Hij heeft motief noch belang om opzettelijk een aanrijding te veroorzaken.
5.3
De stelling van [appellant] dat het bewijs van een opzetaanrijding op grond van artikel 150 Rv op ABN AMRO rust, is door ABN AMRO als zodanig erkend in de memorie van antwoord. Ter zitting heeft ABN AMRO daar een “nuancering of verduidelijking” op aangebracht, door aan te voeren dat ABN AMRO hiermee niet wil afstappen van de hoofdregel dat de verzekerde het gestelde voorval moet bewijzen. Deze nieuwe stelling zal het hof als tardief buiten beschouwing laten, omdat ABN AMRO deze stelling pas ter zitting in hoger beroep naar aanleiding van vragen van het hof heeft betrokken. Overigens is deze nadere stelling voor het hof ook niet toetsbaar omdat de polisvoorwaarden niet in het geding zijn gebracht en is op grond van het gevoerde partijdebat voldoende komen vast te staan dat zich een verzekerd voorval heeft voorgedaan.
OAN-rapport rechtvaardigt het vermoeden van een opzetaanrijding
5.4
Het hof stelt vast dat OAN technisch en tactisch onderzoek heeft verricht naar de toedracht van de aanrijding. Wat betreft het technisch onderzoek zijn volgens het rapport zowel de Range Rover als de BMW onderzocht, waarbij het schadebeeld van beide voertuigen is bestudeerd en technische gegevens zijn uitgelezen, en is de ongevalslocatie (meermalen) bezocht, waarbij ter plaatse sporenonderzoek is gedaan. Daarnaast is zowel met [appellant] als met [naam1] meermalen gesproken, waarbij beiden zijn geconfronteerd met de bevindingen uit het onderzoek.
5.5
De bezwaren die [appellant] heeft geuit tegen de totstandkoming van het rapport staan niet in de weg aan het gebruik dat in deze procedure van dat rapport kan worden gemaakt. Dat het in eerste instantie de verzekeraar van [naam1] is geweest die een onderzoek is gestart, laat onverlet dat de bevindingen van dat onderzoek aanleiding hebben kunnen geven om ook conclusies richting [appellant] te trekken. ABN AMRO heeft daarom ook mogen terugkomen op de toestemming tot reparatie die zij aanvankelijk aan [appellant] heeft gegeven. Dat [appellant] daarvan nadeel heeft ondervonden is niet gebleken.
Van schending van hoor en wederhoor is evenmin sprake. [appellant] is uitgebreid en herhaaldelijk in de gelegenheid gesteld om zijn verhaal te doen en te reageren op de bevindingen uit het onderzoek. Het klopt dat OAN met [naam1] naar de aanrijdingslocatie is geweest. Dat bezoek vond niet op uitnodiging van OAN, maar op aanbod van [naam1] plaats omdat de schriftelijk opgegeven aanrijdingslocatie niet kon kloppen. In dit geval bestond geen aanleiding voor OAN om ook met [appellant] ter plaatse te gaan kijken. [appellant] heeft daar ook niet om verzocht, terwijl hij evenmin duidelijk heeft kunnen maken wat hij ter plaatse anders of beter had kunnen verklaren. En hoewel enkele passages in het rapport misschien als tendentieus zijn aan te merken, doet dat als laatste geen afbreuk aan de technische feiten die in het rapport zijn vastgesteld.
5.6
Op grond van het uitgevoerde onderzoek concludeert OAN in het rapport dat sprake is geweest van een opzetaanrijding. Voor die conclusie is allereerst het schadebeeld van beide voertuigen van belang. Over de Range Rover vermeldt OAN in dat verband:
“Tussen de band en de velg van het linker voorwiel bleek geel retro reflecterend materiaal aanwezig. ( ... ) Op deze velg zijn verder vele grillig verlopende rubberafzettingen en krassen te zien. Dit laatste geldt ook voor de linker achtervelg. De gehele carrosserie aan de linker zijkant vertoont eveneens een opvallend grillig schadebeeld. Een dergelijk schadebeeld is typerend voor (opzet)aanrijdingen waarbij de voertuigen elkaar schampend en met aanhoudend contact hebben geraakt.” Bij de BMW trof OAN in de schade aan de voor- en onderzijde eveneens geel retro reflecterend materiaal alsook blauwe lak/verf aan. Daarnaast vermeldt OAN over de schade aan de BMW:
“De rechter voorbumperhoek en de carrosserie aan de rechter zijkant vertoont een grillig schadebeeld. Dit grillig schadebeeld past bij het grillig schadebeeld aan de linker zijkant van de Range Rover, en bevestigt het aanhoudend schampend contact tussen deze voertuigen. Op het rechter voorportier en de rechter dorpel zijn ook bandsporen van de botspartner te zien. Deze sporen wijzen op een naar links sturende Range Rover tijdens dit schampend contact en tonen aan dat er sprake is geweest van een opzettelijk aanhoudend contact.”
Van belang zijn verder de bevindingen van het sporenonderzoek dat OAN ter plaatse van de ongevalslocatie heeft uitgevoerd. Daarover vermeldt OAN:
“De foto’s van figuur 17 ( ... ) tonen de door [naam1] aangewezen bandensporen meer in detail. Deze sporen betreffen geen remsporen (zoals [naam1] beweerde) maar acceleratiesporen. Deze sporen zijn zonder enige twijfel ontstaan als gevolg van spinnende wielen. ( ... ) Naast dit opmerkelijke feit bleek nog iets opmerkelijks: in het rechter acceleratiespoor is namelijk een verstoring te zien ( ... ). Deze verstoring bevestigt het eerdergenoemde aanhoudend contact tussen de voertuigen. Ter hoogte van deze verstoring lijken ook aftekeningen van een andere band aanwezig: zeer waarschijnlijk betreft dit het linker voor- of achterwiel van de Range Rover.”
Over de snelheid van de BMW noteert OAN:
“Uit de statische afdruk van het rechter voorwiel van de BMW op de voorbumper van de Range Rover volgt dat de BMW op dat moment stilstond of hooguit stapvoets reed. Dit wordt bevestigd door de uitgebreide omgevingsomstandigheden. ( ... ) De geel gemarkeerde storingen [hof: te zien in tabel 1 op bladzijde 13 van het rapport] zijn een direct gevolg van de botsing tegen het rechter voorwiel. Uit de omstandigheden blijkt dat de snelheid van de BMW op dat moment circa 5 km/uur bedroeg en dat de motor stationair draaide. ( ... ) Deze combinatie van snelheid en toerental wijst op spinnende wielen; en dat is precies wat er op de ongevallocatie te zien is”.
Op grond van deze technische bevindingen concludeert OAN vervolgens:
“Voorafgaand aan de botsing stond de BMW stil of reed deze hooguit stapvoets. ( ... ) Als gevolg van de eerste botsing is de voorzijde van de BMW richting de vluchtheuvel gedrukt ( ... ) Tegelijk, of hooguit kort daarna, heeft BMW-bestuurder ‘volgas’ gegeven en is de BMW over de vluchtheuvel gereden. Daarbij zijn de acceleratiesporen ontstaan. Tijdens het overrijden van de vluchtheuvel heeft vervolgens ( ... ) aanhoudend botscontact tussen de linker zijde van de Range Rover en de rechter zijde van de BMW plaatsgevonden. Daarbij heeft de bestuurder van de Range Rover op enig moment zelfs naar links gestuurd. Het staat vast dat de BMW ook over de 2e paal is gereden. Op basis van het aangetroffen retro reflecterend materiaal tussen de band en velg van het linker voorwiel van de Range Rover, lijkt er van uit te moeten worden gegaan dat ook de Range Rover op enig moment in contact is gekomen met deze paal.
Deze toedracht/afloop past niet bij een onzeker voorval maar wijst op een opzetaanrijding.”
5.7
[appellant] heeft aangevoerd dat hij een verkeersfout heeft gemaakt door de BMW-bestuurder geen voorrang te verlenen, maar dat hij de BMW niet heeft gezien en dat hij niet opzettelijk maar uit schrik of paniek naar links heeft gestuurd. Volgens ABM AMRO is deze reactie niet logisch of aannemelijk. Het hof kan op basis van het OAN-rapport echter niet vaststellen dat deze lezing van [appellant] over de toedracht van de aanrijding op basis van de technische bevindingen is uitgesloten. Met dit rapport is dan ook nog niet het bewijs van een opzetaanrijding geleverd, ook niet als daarbij de bevindingen van het tactisch onderzoek van OAN worden betrokken. Net als de kantonrechter is het hof wel van oordeel dat het OAN-rapport voldoende grond biedt voor het vermoeden dat sprake is geweest van een opzetaanrijding.
[appellant] mag tegenbewijs leveren door middel van een deskundigenbericht
5.7
Tegen dit vermoeden kan [appellant] tegenbewijs leveren. [appellant] heeft in hoger beroep ook uitdrukkelijk nader bewijs aangeboden in de vorm van een deskundigenbericht. Het hof zal [appellant] daarom toelaten tot tegenbewijslevering door middel van een door het hof te bevelen deskundigenbericht.
5.8
Het hof zal een deskundigenbericht gelasten. Het hof stelt zich daarbij voor om aan een deskundige de volgende vragen voor te leggen:
1) Wat is uw oordeel over de conclusies die OAN trekt uit haar technische bevindingen?
2) Kan de lezing van [appellant] over de toedracht van de aanrijding worden uitgesloten op basis van de technische bevindingen van OAN zoals opgenomen in het rapport van 13 juni 2019?
Kunt u de beantwoording van deze vragen zo specifiek en onderbouwd mogelijk motiveren en daarbij betrekken de verklaringen van [appellant] zoals opgenomen in het OAN-rapport en in de procestukken van zowel de eerste aanleg als het hoger beroep (waaronder productie 8 bij memorie van grieven en het proces-verbaal van de mondelinge behandeling op 24 september 2021).
3) Welke opmerkingen kunt u verder nog maken die voor een beoordeling van deze zaak van belang zijn?
5.9
Beide partijen worden in de gelegenheid gesteld om bij gelijktijdig te nemen akte zich uit te laten over de door het hof voorgestelde vragen, over de persoon van de deskundige, de hoedanigheden en relevante kwaliteiten van de te benoemen deskundige, zijn bereikbaarheid (adressen, telefoonnummers en e-mailadressen), de marges waarbinnen diens loon mag of moet liggen (waaronder de maximale hoogte daarvan) en de verdere (algemene) voorwaarden waaronder de opdracht aan de deskundige zou moeten worden verstrekt.
Het hof verzoekt aan partijen tijdig met elkaar in overleg te treden over in ieder geval de persoon van de te benoemen deskundige en zo mogelijk gezamenlijk een persoon voor te dragen. Indien partijen niet slagen in een gezamenlijke voordracht, verzoekt het hof aan partijen in hun akten in te gaan op de door de wederpartij voor te dragen persoon en op eventuele bezwaren tegen benoeming van een bepaalde persoon, dan wel mee te delen dat partijen zich op dit punt refereren aan het oordeel van het hof.
5.10
Omdat [appellant] belast is met het leveren van tegenbewijs, komt het voorschot op de kosten van het deskundigenbericht ten laste van [appellant] .
5.11
In afwachting van de aktewisseling zal iedere verdere beslissing worden aangehouden. ECLI:NL:GHARL:2021:10251