RBGEL 190719 geen letsel; eenzijdig ongeval met dier? tegenstrijdige visies schadehersteller en schade-expert; deskundige noodzakelijk, maar bewijs niet aangeboden vanwege kosten; afwijzing
- Meer over dit onderwerp:
RBGEL 190719 geen letsel; eenzijdig ongeval met dier? tegenstrijdige visies schadehersteller en schade-expert; deskundige noodzakelijk, maar bewijs niet aangeboden vanwege kosten; afwijzing
2 De feiten
2.1.
Op 27 september 2017 heeft [naam eiseres] een ongeval met haar auto gehad. Bij dat ongeval is schade aan de auto van [naam eiseres] ontstaan.
2.2.
[naam eiseres] had ten tijde van het ongeval een autoverzekering bij NN. Het betrof een WA Extra verzekering.
2.3.
In de op de verzekeringsovereenkomst van toepassing zijnde voorwaarden van de ING Autoverzekering staat dat verzekerd is:
“Schade aan uw eigen auto door omschreven oorzaken (inclusief ruitschade)
(…)
Schade veroorzaakt door:
(…)
Botsing veroorzaakt door vogels en loslopende dieren (alleen directe schade);
(…)”
2.4.
[naam eiseres] heeft op de dag van het ongeval foto’s van de schade aan haar auto gemaakt, de schade telefonisch bij NN gemeld en aangegeven dat zij een aanrijding heeft gehad met een wild zwijn/varken (hierna: dier).
2.5.
Op 29 september 2017 heeft [naam eiseres] een afspraak gemaakt met de door NN aangewezen reparateur. Ze kon op 23 oktober 2017 bij de reparateur terecht.
2.6.
Op 23 oktober 2017 is de auto van [naam eiseres] bij de reparateur onderzocht door een expert van CED. In zijn rapport van 30 oktober 2017 schrijft de expert, voor zover relevant: “Wij hebben geen sporen of resten van een dier aangetroffen op het voertuig. Gezien het schadebeeld is het niet aannemelijk dat er een aanrijding met een dier heeft plaats gevonden.
(…)
Ten tijde van inspectie bleek het voertuig aan de voorzijde beschadigd te zijn.
(…)
Gezien de omvang van de schade hebben wij deze vastgesteld op basis van totaal verlies.”
2.7.
Desgevraagd heeft de expert van CED NN telefonisch toegelicht waarom het schadebeeld volgens hem niet past bij een aanrijding met een dier, namelijk omdat er geen resten en haren zijn en geen schade aan de onderkant (bumper).
2.8.
NN heeft [naam eiseres] per brief d.d. 4 december 2017 laten weten geen uitkering aan [naam eiseres] te zullen doen. Als reden wordt genoemd dat de experts vaststelden dat de schade niet is veroorzaakt door een aanrijding met een dier.
2.9.
Per e-mail d.d. 7 september 2018 heeft de expert van CED aan de schadebehandelaar van NN geschreven:
“Uw advocaat vraagt of ook na een hevige regenbui of het wassen van de auto alle haren van een dier verdwijnen.
Wij kunnen u vermelden dat eigenlijk altijd haren of andere sporen van een dier achter blijven op het voertuig naar een aanrijding.
Bij deze auto was de o.a. de kunststof grille op meerdere plaatsen gebroken. Het kunststof veert na het breken terug en wij zien dat tussen de twee breukvlakken haar blijft zitten. Dat gaat dan ook niet weg tijdens een regenbui en of het wassen van de auto. Wil men dat weg hebben dient men dat handmatig te verwijderen. En heel vaak vinden wij als expert op naar wat verder naar achter gelegen delen ook nog sporen. Maar bij dit voertuig hebben wij niets aangetroffen.”
2.10.
[naam eiseres] heeft een contra-expertise laten doen door een herstelbedrijf. In de beoordeling van deze hersteller d.d. 29 oktober 2019 staat te lezen:
“Mij is gevraagd of deze schade veroorzaakt zou kunnen zijn door een varken die aangereden is door de Peugeot.
Volgens mijn informatie is er fysiek een expertise uitgevoerd. Hoeveel tijd er tussen het ongeval en de expertise heeft gezeten, met de daarbij toegelichte argumentatie, is niet zo belangrijk.
Duidelijk genoeg is te zien, op de foto’s, die in mijn bezit zijn van de heet Dekker,
dat er geen enkele lakbeschadiging op de voorzijde van dit voertuig aanwezig is.
Ondanks zijn er toch veel delen kapot, dus moet het met een zacht object van structuur zijn met de nodige massa.
Waar een varken of grote hond heel realistisch is.
De beargumentering over dat er altijd resten achterblijven na een aanrijding met een dier is feitelijk onjuist. De grove sterke haren van een varken blijven niet plakken op de auto, wat bij een vogel vaak wel gebeurt. Bij een vogel is de aanrijding meestal frontaal vanuit een hoek, waardoor er veel vocht vanuit zijn kop uiteenspat, op de voorkant van een voertuig.
Hierdoor blijven er dus resten achter, ook als een vogel op de bumper geraakt wordt,
is de kans 99% dat er veren achterblijven, in bumper uitsparingen zoals mistlichten en grillen.
Bij overstekend wild is de aanrijding in de flank van het dier en vaak kun je geen enkel spoor vinden.
De haren kunnen moeilijk achterblijven op het voertuig.
Auto’s zijn immers ontworpen zonder scherpe of uitstekende onderdelen.
Waardoor verwondingen met betrekking op een snee of hap wordt verkleind tot minimaal.(dus geen vocht)
Daarbij is dat op moment van botsing pas barsten optreden en de impact van stootmoment al voorbij zijn. Er kan dus vrijwel onmogelijk een haar achterblijven bij het zien van deze schade met name in de gebarsten voorgrill.”
2.11.
De expert van CED heeft per e-mail als volgt gereageerd op de beoordeling van de hersteller:
“Uit de jaren ervaring die wij hebben kunnen wij stellen dat er ook bij een vlank aanrijding van een dier sporen achterblijven op het voertuig.
Soms zijn dat vele haren/uitwerpselen, soms een enkele of hele kleine.
Maar bij deze hebben wij totaal niets aangetroffen.
Ook niet tussen de gebroken lamellen van de grille. En dat hadden wij zeker verwacht bij deze vervorming en beschadiging van de bumper grille.”
2.12.
Voor zover relevant heeft de hersteller n.a.v. de e-mail van de expert van CED aangegeven:
“Als ik zie in welk gebied dit is gebeurt en op welk stuk de auto heeft gereden plus het schadebeeld wat het voertuig heeft opgelopen.
Kan het niets anders als een dier zijn, (…).”
3 De vordering en het verweer
3.1.
[naam eiseres] vordert, na vermindering van eis, NN te veroordelen bij vonnis voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, om binnen zeven dagen na het vonnis:
- aan [naam eiseres] de door de aanrijding veroorzaakte schade, tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen, te weten een bedrag van € 3.100,00 subsidiair een bedrag van € 2.423,68 uiterst subsidiair een bedrag door de kantonrechter in goede justitie te bepalen, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 4 december 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
- aan [naam eiseres] te betalen tegen behoorlijk bewijs van kwijting de buitengerechtelijke kosten over de hoofdsom, te weten een bedrag van € 435,00, subsidiair een bedrag van € 363,55;
- NN te veroordelen in de proceskosten, inclusief eventuele betekeningskosten, nakosten en wettelijke rente over de nakosten.
3.2.
Aan haar vordering legt [naam eiseres] ten grondslag dat ze verzekerd was bij NN voor schade aan haar auto als gevolg van een aanrijding met een dier, dat ze een aanrijding met een dier heeft gehad, dat ze als gevolg van die aanrijding schade heeft geleden en dat ze haar schade tijdig heeft gemeld.
3.3.
NN voert gemotiveerd verweer.
4 De beoordeling
4.1.
Niet in geschil is dat een aanrijding met een dier op grond van de verzekeringsovereenkomst een verzekerd evenement is en in beginsel recht geeft op uitkering. Voor schade aan de eigen auto door een aanrijding met een andere oorzaak is er geen verzekeringsdekking.
4.2.
Het is aan [naam eiseres] , als verzekerde, te stellen en bij voldoende gemotiveerde betwisting te bewijzen dat zich een gebeurtenis heeft voorgedaan die onder de verzekeringsdekking valt (verzekerd/gedekt evenement).
4.3.
[naam eiseres] heeft gesteld dat ze een aanrijding met een dier heeft gehad en dit onderbouwd met vier kleurenfoto’s. Daarop is schade aan de voorzijde van de auto te zien. Deze foto’s zijn ter comparitie ook digitaal aan de kantonrechter getoond. [naam eiseres] heeft daarbij nadrukkelijk gewezen op de bruine vlekken op de motorkap en grille. Volgens haar zijn dat plukken haar van het dier.
4.4.
NN heeft de stelling van [naam eiseres] gemotiveerd betwist. Volgens haar heeft er geen aanrijding met een dier plaatsgevonden. Allereerst heeft NN erop gewezen dat de verklaringen van [naam eiseres] over het ongeval niet consistent zijn. [naam eiseres] zou tegenover (vertegenwoordigers van) NN verklaard hebben dat er veel haren op de auto te zien waren en dat het dier nog onder de auto hing. Het dier hing op de foto’s niet onder de auto en de expert van NN heeft ook geen haren aangetroffen. Ten tweede heeft NN erop gewezen dat volgens haar expert (CED) de schade niet door een aanrijding met een dier kan zijn ontstaan. Als een aanrijding met een dier had plaatsgevonden had er aan de onderkant van de auto, aan de bumper, schade moeten zijn. Tot slot heeft NN erop gewezen dat de expert van NN de foto’s van [naam eiseres] uitvoerig bekeken heeft, maar geen haar of andere sporen van een dier heeft waargenomen.
4.5.
[naam eiseres] heeft, naar aanleiding van deze gemotiveerde betwisting door NN, haar stelling nader onderbouwd met een contra-expertise en de betwistingen van NN weersproken door aan te geven dat zij niet altijd even goed in het Nederlands kan communiceren, hetgeen verergerd werd door de shock waarin ze na het ongeval tijdelijk verkeerde. Wellicht heeft dat spraakverwarring opgeleverd, zo stelt [naam eiseres] . [naam eiseres] heeft richting NN niet verklaard dat het dier nog onder de auto hing. Er waren wel haren te zien, maar die waren vanwege regen en het wassen van de auto niet langer zichtbaar toen de expert van NN de auto bekeek. Dat de expert van NN pas ruim een maand later beschikbaar was voor de expertise is een omstandigheid die aan NN moet worden toegerekend. Dat kan [naam eiseres] , die de haren daarom niet meer kon laten zien, niet worden verweten. De door [naam eiseres] ingeschakelde hersteller geeft aan dat een aanrijding met een dier, gezien het schadebeeld, wel heel goed mogelijk is en dat het feit dat er geen haren te zien zijn, niet raar is.
4.6.
NN heeft betoogd dat ook na autowassen en regenval altijd haren te zien / vinden zijn op / aan een auto als een aanrijding met een dier heeft plaatsgevonden en heeft betoogd dat de door [naam eiseres] ingeschakelde hersteller niet als even deskundig als haar expert moet worden gezien.
4.7.
Gelet op de tegenstrijdige en gemotiveerde visies van de schadehersteller en de schade-expert over de oorzaak van de schade, kan op basis van de gedingstukken niet worden geconcludeerd dat er sprake is geweest van een aanrijding met een dier. De door [naam eiseres] overgelegde en getoonde foto’s bieden ook geen uitsluitsel. Deze zijn niet zo duidelijk dat daarmee de versie van de gebeurtenis zoals door [naam eiseres] gesteld wordt gestaafd. De kantonrechter ziet dan ook geen aanleiding om op voorhand meer waarde te hechten aan het oordeel van de schadehersteller en voorshands bewezen te oordelen dat de schade is ontstaan door een aanrijding met een dier, zoals [naam eiseres] heeft betoogd.
4.8.
Gelet hierop lag het, naar het oordeel van de kantonrechter, voor de hand een door de rechtbank te benoemen expert in te schakelen, om op basis van de beschikbare foto’s een onafhankelijk oordeel te vellen over of het schadebeeld wel of niet overeenkomt met een aanrijding met een dier. [naam eiseres] heeft echter geen bewijs in de vorm van een door de rechtbank te benoemen deskundige aangeboden, omdat de daarmee gepaard gaande kosten voor haar niet op zijn te brengen.
4.9.
[naam eiseres] heeft wel nog betoogd dat voor NN een verzwaarde stelplicht geldt. Aan die stelplicht heeft NN volgens [naam eiseres] niet voldaan door enkel te stellen dat het vreemd is dat er een maand na een ongeval geen haren meer op de auto te vinden waren en dat [naam eiseres] verklaard had dat het dier nog onder haar auto lag. NN heeft, naar aanleiding van deze stelling van [naam eiseres] , betoogd dat als voor dit soort situaties gewerkt gaat worden met een bewijsvermoeden / voorshands bewezen verklaring, voor de verzekeraar een onmogelijke positie wordt gecreëerd. NN heeft een reparateur ingeschakeld, zodat de schade vastgesteld kon worden en een expert ingeschakeld om de gestelde oorzaak van de aanrijding te onderzoeken. Meer kan van een verzekeraar niet verwacht worden, aldus NN. [naam eiseres] heeft vanaf het begin de gelegenheid gehad een contra-expert in te schakelen en dit niet gedaan. Ze heeft pas heel laat een hersteller een oordeel laten vellen. Er is volgens NN dus geen reden om een verzwaarde stelplicht voor NN aan te nemen. Verder heeft NN erop gewezen dat het mogelijk is dat enige tijd gewacht moet worden, voordat een verzekerde bij de reparateur terecht kan, maar dat dat niet uitmaakt en ook niet heeft uitgemaakt in de situatie van [naam eiseres] , voor de beoordeling van haar zaak. Ook dit kan dus niet tot omkering van de bewijslast leiden, aldus NN.
4.10.
De kantonrechter stelt vast dat een verzwaarde stelplicht wordt aangenomen in situaties waarin een wederpartij (in dit geval NN) in een betere bewijspositie verkeert dan degene die het bewijs zou moeten leveren (in dit geval [naam eiseres] ). Zie bijvoorbeeld HR 15 juni 2007, NJ 2007, 335. Daarvan is in deze zaak geen sprake. [naam eiseres] heeft het ongeval gehad en zij was in staat op het moment van het ongeval en/of in de momenten daarna bewijs over de toedacht te verzamelen. Van [naam eiseres] kon bijvoorbeeld verwacht worden dat zij duidelijkere of meerdere foto’s van de schade aan haar auto, van de haren en zo mogelijk ook van het dier gemaakt zou hebben, dat zij de haren had bewaard of dat zij een contra-expertise had laten uitvoeren toen de auto nog in haar bezit was (niet enkel op basis van foto’s). Door dit na te laten is haar bewijsnood ontstaan. Dat [naam eiseres] pas na ongeveer een maand bij de reparateur terecht kon is weliswaar een omstandigheid waar [naam eiseres] niets aan kon veranderen, maar die er niet toe leidt dat NN moet onderbouwen dat er geen ongeval met een dier heeft plaatsgevonden.
4.11.
Omdat [naam eiseres] geen aanvullend bewijs heeft aangeboden komt niet vast te staan dat [naam eiseres] een aanrijding heeft gehad met een dier en zal haar vordering worden afgewezen.
4.12.
[naam eiseres] wordt in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten dragen. De gevorderde nakosten zullen worden begroot op een bedrag van € 105,00 zijnde een half salarispunt van het toe te wijzen salaris van de gemachtigde met een maximum van € 120,00 te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis. ECLI:NL:RBGEL:2019:3339