Rb Noord-Holland 131113 eigenaar winkel vordert schadevergoeding van man die tegen glazen deur loopt; glazen pui herbergt risico op ongelukken; niet aansprakelijk
- Meer over dit onderwerp:
Rb Noord-Holland 131113 eigenaar winkel vordert schadevergoeding van man die tegen glazen deur loopt; glazen pui herbergt risico op ongelukken; niet aansprakelijk
De vaststaande feiten
Zuyderborgh Vastgoed is eigenaar en verhuurder van het winkelpand aan de [adres].
Op 4 juli 2012 is [gedaagde] het winkelpand binnengegaan om de weg te vragen. Nadat de daar aanwezige winkelmedewerkers [gedaagde] hadden geholpen is [gedaagde] in plaats van door de geopende deur te lopen, tegen de gesloten glazen deur aangelopen. Hierdoor is [gedaagde] gewond geraakt, waardoor een bezoek aan het ziekenhuis noodzakelijk was. Ook is de deur/ pui beschadigd geraakt.
Het geschil
Zuyderborgh Vastgoed vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van [gedaagde] tot betaling van een bedrag ad € 2.153,90, te vermeerderen met rente en kosten.
Zuyderborgh Vastgoed stelt hiertoe, zakelijk samengevat, het volgende. [gedaagde] is aansprakelijk voor de schade aan de deur, omdat hij is aangelopen tegen de deur, die was voorzien van stickers en een grote deurgreep en waarvoor aan de buitenzijde van het pand meubilair was geplaatst.
[gedaagde] voert verweer.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
De beoordeling
De centrale vraag in dit geding is voor wiens rekening de schade aan de deur dient te komen. De kantonrechter overweegt als volgt.
Uit de foto waarop beide partijen een beroep doen, blijkt dat de entree van het winkelpand bestaat uit een glazen pui met daarin twee openslaande glazen deuren. Zuyderborgh Vastgoed heeft aangevoerd dat ten tijde van het ongeval één deur open was en één deur gesloten. Nu dit ook het geval is op de door Zuyderborgh Vastgoed ingebrachte foto, kan worden aangenomen dat dit gangbaar is gedurende de openingstijden van de winkel.
Vastgesteld kan worden dat deze entree bijdraagt aan een door de uitbater van de winkel/ eigenaar van het pand gewenste esthetische uitstraling. Niet in geschil is dat deze vormgeving op zichzelf het risico op ongelukken herbergt. Immers, minder goed zichtbaar is waar de pui eindigt en de deur begint. Eveneens is minder goed waarneembaar of/ welke van de deuren open of gesloten zijn. Het risico wordt vergroot doordat de uitgang van de winkel enkel kan worden bereikt via een “trapje naar beneden”, zoals blijkt uit de overgelegde foto. De twee deurgrepen op de deuren doet aan dit alles niet af. Gebleken is namelijk dat ook voor het ongeval van [gedaagde] zich vergelijkbare incidenten hebben voorgedaan.
Niet voor niets is Zuyderborgh Vastgoed op zeker moment overgegaan tot het plakken van een sticker op de glazen deur en het op straat plaatsen van meubilair voor de normaliter gesloten glazen deur. In het midden kan worden gelaten of Zuyderborgh Vastgoed al deze voorzorgsmaatregelen al voor het ongeval van [gedaagde] had getroffen, hetgeen in geschil is.
Hoewel niet ontkend kan worden dat deze voorzorgsmaatregelen de kans op ongelukken vermindert, kan niet worden gezegd dat de risico’s hierdoor geheel zijn weggenomen. De kantonrechter baseert zich hierbij op de overgelegde foto, waaruit dit voldoende duidelijk kan worden opgemaakt.
De situatie is daarmee aldus dat een met de door de uitbater van de winkel/ eigenaar van het pand gewenste uitstraling van het winkelpand een risico met zich brengt en dat dit risico zich op 4 juli 2012 heeft verwezenlijkt, met [gedaagde] als voornaamste slachtoffer. Dit enkele gegeven brengt op zichzelf niet mee [gedaagde] aansprakelijk kan worden gehouden voor de materiële schade aan de deur/ pui. Hiervoor zijn bijzondere omstandigheden vereist, bijvoorbeeld roekeloosheid aan zijn kant. Hiervoor heeft Zuyderborgh Vastgoed onvoldoende gesteld. Dat [gedaagde], zoals Zuyderborgh Vastgoed stelt, gehaast is geweest is in dat kader onvoldoende.
Gezien het voorgaande ligt de vordering voor afwijzing gereed.
Zuyderborgh Vastgoed dient als de in het ongelijk te stellen partij in de proceskosten te worden veroordeeld. ECLI:NL:RBNHO:2013:10940