Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Zeeland-West-Brabant 160113 verzekeraar betaalt 50% schade inhalende motorfiets

Rb Zeeland-West-Brabant 160113 verzekeraar betaalt 50% schade inhalende motorfiets; regres want premie te laat betaald
2.  De feiten 

2.1.  Op 21 november 2008 heeft een aanrijding plaatsgevonden tussen de personenauto van [gedaagde], merk Ford Escort met kenteken [kenteken], bestuurd door de heer [A], oom van gedaagde, en een motor met kenteken [kenteken 2]. Hierbij raakte de motor beschadigd en liep de motorrijder lichamelijk letsel op. 

2.2.  De politie Zeeland heeft op 16 december 2008 een Proces-verbaal Verkeers Ongeval Analyse (hierna: VOA) opgemaakt. Hierin staat over de vermoedelijke toedracht van de aanrijding het navolgende vermeld: 

“Beide bestuurders reden over de Oostkade gaande in de richting van Axel. Ter hoogte van de afslag Oostkade/Kruisweg wilde de bestuurder van de personenauto linksaf vanaf de Oostkade, de Kruisweg oprijden. Volgens afgelegde verklaring gaf deze hiertoe richting naar links aan. Tegelijkertijd was de bestuurder van de motorfiets bezig met een inhaalmanoeuvre van een tweetal personenauto’s. De inhalende bestuurder van de motorfiets kon de links afslaande personenauto niet meer ontwijken en raakte de linkerzijkant van de personenauto, waarna hij ten val kwam en gewond raakte. Of de bestuurder van de motorfiets voor zijn inhaalmanoeuvre richting heeft aangegeven is door mij niet vastgesteld kunnen worden.” 

2.3.  Voor de personenauto van [gedaagde] was destijds door hem bij Nationale-Nederlanden (althans haar rechtsvoorganger de naamloze vennootschap RVS Schadeverzekering N.V.; in het hiernavolgende zal gemakshalve steeds van Nationale-Nederlanden worden gesproken) een verzekeringspolis met dekking van het WA-risico afgesloten. Ten tijde van het ongeval bood de polis geen dekking, omdat [gedaagde] in gebreke was gebleven tijdig de verschuldigde premie te voldoen. 

2.4.  Artikel 6.1 van de op de verzekeringsovereenkomst toepasselijke polisvoorwaarden luidt als volgt: 

“Indien RVS op grond van enige wet schadevergoeding verschuldigd is en een verzekerde geen aanspraak op dekking heeft, heeft zij het recht het bedrag daarvan en de kosten te verhalen op de aansprakelijke verzekerde en/of de verzekeringnemer.” 

2.5.  Een verzekeraar die de schade van een benadeelde heeft vergoed hoewel de verzekeringsovereenkomst geen dekking gaf, heeft op grond van artikel 15 lid 1 Wet Aansprakelijkheidsverzekering Motorrijtuigen (WAM) verhaal op de aansprakelijke persoon. 

2.6.  Nationale-Nederlanden heeft (als WAM-verzekeraar van de personenauto van [gedaagde]) een bedrag van € 1.580,50 betaald als vergoeding voor de schade aan de motor. Ter zake het letsel van de motorrijder heeft Nationale-Nederlanden tot en met 22 november 2011 een bedrag uitgekeerd van € 67.084,63. Nationale-Nederlanden heeft zich vervolgens tot [gedaagde] gewend. 

3.  Het geschil 
3.1.  Nationale-Nederlanden vordert, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad: 

1.  een verklaring voor recht dat [gedaagde] gehouden is aan Nationale-Nederlanden te voldoen elk bedrag aan schade, dat Nationale Nederlanden genoodzaakt was en is te voldoen uit hoofde van het ongeval van 21 november 2008 aan welke benadeelde partij dan ook, nader op te maken bij staat; 
2.  [gedaagde] te veroordelen aan Nationale-Nederlanden -tegen behoorlijk bewijs van kwijting- te betalen een bedrag van € 79.469,42 uit hoofde van inmiddels door Nationale-Nederlanden gedane schadebetalingen (bestaande uit een bedrag van € 68.665,13 ter zake van uitgekeerde schadevergoeding, wettelijke rente ad € 8.676,57 en buitengerechtelijke (incasso-)kosten ter hoogte van € 2.127,72), 
vermeerderd met de wettelijke rente over een bedrag van € 68.665,13, vanaf 29 december 2011 tot aan de dag van de algehele voldoening, 
3.  [gedaagde] te veroordelen in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover. 

3.2.  Ter onderbouwing van haar vordering voert Nationale-Nederlanden het navolgende aan. Door het ongeval heeft de benadeelde partij (de motorrijder) schade geleden. Nationale-Nederlanden heeft die schade als WAM-verzekeraar moeten vergoeden. Nu op grond van de polisvoorwaarden voor [gedaagde] geen dekking bestond voor de schade is Nationale-Nederlanden op grond van artikel 6.1 van de op de verzekeringsovereenkomst toepasselijke polisvoorwaarden en artikel 15 van de Wet Aansprakelijkheidsverzekering Motorrijtuigen (WAM) gerechtigd het door haar betaalde bedrag terug te vorderen van [gedaagde]. 

3.3.  [gedaagde] heeft verweer gevoerd strekkende tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van Nationale-Nederlanden in de kosten van de procedure. [gedaagde] betwist het verhaalsrecht van Nationale-Nederlanden. Hij voert daartoe aan dat Nationale-Nederlanden ten onrechte tot (volledige) vergoeding van de schade is overgegaan, omdat, primair, niet de bestuurder van de personenauto van [gedaagde], maar de motorrijder schuldig is aan het veroorzaken van het ongeval dan wel, subsidiair, de motorrijder eigen schuld treft aan de aanrijding. Bij zowel het primaire als het subsidiaire verweer is het standpunt van [gedaagde] dat de motorrijder in strijd heeft gehandeld met artikel 11 Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990) door links in plaats van rechts in te halen en dat de motorrijder zich daarnaast schuldig heeft gemaakt aan roekeloos rijgedrag door meerdere auto’s tegelijk en vlak voor een T-kruising met grote snelheid in te halen. 

4.  De beoordeling 
4.1.  Er heeft zich in de plaats van mr. Van Hevele geen andere advocaat gesteld voor [gedaagde] hoewel de gelegenheid daartoe is gegeven. De rechtbank kan derhalve slechts rekening houden met het standpunt van [gedaagde] zoals dat tot op dit moment uit de stukken blijkt. 

4.2.  Het primaire verweer van [gedaagde] strekt ten betoge dat Nationale-Nederlanden ten onrechte de schade aan de motorrijder heeft vergoed omdat niet de bestuurder van zijn auto, maar de motorrijder volledig aansprakelijk voor het ongeval moet worden gehouden. Naar het oordeel van de rechtbank zijn in de thans voorhanden zijnde gegevens, de VOA, geen aanwijzingen te vinden, die er op wijzen dat het ongeval enkel veroorzaakt zou zijn door de motorrijder. Wat [gedaagde] in dat verband heeft aangevoerd, namelijk dat de motorrijder rechts had moeten inhalen en dat de motorrijder te hard reed, wordt blijkens de in het geding gebrachte stukken niet bevestigd en is door [gedaagde] onvoldoende onderbouwd. In dat verband wordt opgemerkt dat op grond van de in het geding gebrachte foto’s van de situatie ter plaatse (de weghelft waarop de bestuurder van de auto van [gedaagde] reed bevatte slechts één rijstrook) niet aannemelijk is dat er voor de motorrijder, zoals door [gedaagde] is betoogd, voldoende ruimte was om de auto rechts in plaats van links in te halen. Tot slot wordt erop gewezen dat de bestuurder van de auto van [gedaagde] linksaf is geslagen en aldus op grond van artikel 18 RVV 1990 op zijn beurt verplicht was het verkeer dat zich op dezelfde weg naast dan wel links of rechts dicht achter hem bevond, in dit geval de motorrijder, voor te laten gaan. Het primair door [gedaagde] aangevoerde is derhalve onvoldoende om de vordering van Nationale-Nederlanden te doen stranden. 

4.3.  [gedaagde] heeft zich subsidiair verweerd met de stelling dat er sprake is van eigen schuld bij de motorrijder. De rechtbank stelt voorop dat Nationale-Nederlanden ter gelegenheid van de comparitie heeft verklaard dat zij de aansprakelijkheid van [gedaagde] heeft erkend voor 50% en dat de motorrijder eveneens voor 50% aansprakelijk is gehouden. Aan [gedaagde] kan derhalve worden toegegeven dat de schade mede een gevolg is van een omstandigheid die aan de motorrijder kan worden toegerekend. Gelet op de onweersproken gebleven verklaring van Nationale-Nederlanden dat zij niet de volledige schade van de motorrijder heeft vergoed, maar slechts 50% daarvan blijkt dat met de eigen schuld van de motorrijder al rekening is gehouden bij de schadebetalingen die Nationale-Nederlanden aan de motorrijder heeft gedaan. Overigens heeft Nationale-Nederlanden dit bij brief van 3 mei 2012 al aan (de advocaat van) [gedaagde] meegedeeld, maar [gedaagde] heeft daarop niet meer gereageerd. Voor een volledige toerekening van de schade aan de motorrijder zoals [gedaagde] kennelijk voorstaat, is, gelet op hetgeen hiervoor onder 4.2. is overwogen, naar het oordeel van de rechtbank, geen plaats. Evenmin is er aanleiding voor een andere verdeling van de schade dan de door Nationale-Nederlanden gehanteerde (50:50), nu [gedaagde] geen feiten of omstandigheden meer heeft gesteld die dit zouden kunnen rechtvaardigen. 

4.4.  Nu [gedaagde] zich er niet op heeft beroepen dat regres naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is, dient de conclusie van het voorgaande te zijn dat Nationale-Nederlanden gerechtigd is de door haar uitgekeerde bedragen op [gedaagde] te verhalen. Op grond van het vorenstaande zal de onder 3.1 onder 2 geformuleerde vordering, met uitzondering van de hierna te bespreken buitengerechtelijke incassokosten, worden toegewezen. Het door [gedaagde] gevoerde verweer tegen de verschuldigdheid van rente zal worden gepasseerd, nu dit verweer is gebaseerd op de stelling dat Nationale-Nederlanden geen verhaalsrecht toekomt en deze stelling hiervoor al is verworpen. Voor wat betreft de vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten heeft te gelden dat Nationale-Nederlanden niet (voldoende onderbouwd) heeft gesteld dat zij deze kosten daadwerkelijk heeft gemaakt en dat die kosten betrekking hebben op verrichtingen die meer omvatten dan een enkele aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. 

4.5.  De onder 3.1. onder 1 gevorderde verklaring voor recht is naar het oordeel van de rechtbank met de zinsnede “aan welke benadeelde partij dan ook” te ruim geformuleerd. Bij de toewijzing zal de vordering dan ook worden beperkt tot de benadeelde partij, in dit geval de motorrijder. LJN BZ3455