Overslaan en naar de inhoud gaan

GHAMS 220222 Dakdekker valt van ladder en stelt, doch kan niet bewijzen, dat hij met beide handen vol de ladder is afgedaald; afwijzing

GHAMS 220222 Dakdekker valt van ladder en stelt, doch kan niet bewijzen, dat hij met beide handen vol de ladder is afgedaald; afwijzing

in vervolg op:
GHAMS 051021 val van ladder; voorshands bewezen dat aan zorgplicht is voldaan; wn-er mag bewijzen dat hij zijn handen vol had

3
Verdere beoordeling

3.1.
In het tussenarrest is als vaststaand aangenomen dat [geïntimeerde] in de uitoefening van zijn werkzaamheden schade heeft geleden als gevolg van het feit dat hij op 4 juni 2018 op een werk te Middelburg tijdens het afdalen van een ladder is gevallen en daarbij op zijn linkerknie is terechtgekomen, waardoor de grieven 1 tot en met 5 falen.

Ten aanzien van de vraag of [X] aan haar zorgplicht heeft voldaan, is het volgende, overwogen:

“ [geïntimeerde] heeft ter betwisting van het gemotiveerde verweer van [X] dat zij aan haar zorgplicht heeft voldaan aangevoerd dat hij met beide handen vol de ladder is afgedaald. Het hof heeft ter zitting aan de orde gesteld of en zo ja, hoe het mogelijk is om met beide handen vol een ladder af te dalen. Volgens [X] is het onmogelijk om de desbetreffende ladder, die in een hoek van ongeveer 40 graden staat, af te dalen, zonder dat de handen de ladder vasthouden. De handen dienen zich om en om links en rechts te verplaatsen om af te dalen van de ladder, aldus [X] . [geïntimeerde] is op de mondelinge behandeling in hoger beroep niet verschenen, waardoor het hof geen antwoord hierop van hem heeft gekregen. Ook zijn advocaat heeft hierop geen antwoord kunnen geven op grond van informatie die hij van [geïntimeerde] had gekregen. Zijn advocaat heeft ter zitting enkel veronderstellingen (met een paar vingers de trap vasthouden en omhelzen van de ladder door [geïntimeerde] ) geuit. [geïntimeerde] is aldus in de gelegenheid gesteld om de door het hof gewenste inlichtingen te verstrekken en zijn betwisting van het verweer van [X] nader te motiveren, maar hij heeft daaraan niet voldaan. Het hof acht het verweer van [X] dat zij aan haar zorgplicht heeft voldaan daarom voorshands bewezen. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, is de stelling van [geïntimeerde] dat hij met beide handen vol de ladder is afgedaald ongeloofwaardig, omdat algemeen bekend is dat dat (fysiek) niet of nauwelijks mogelijk is. [geïntimeerde] zal overeenkomstig zijn aanbod in eerste aanleg, in aanmerking genomen de devolutieve werking van het hoger beroep, in de gelegenheid worden gesteld om tegenbewijs te leveren tegen het verweer van [X] dat zij aan haar zorgplicht heeft voldaan. Nu in dat verweer door [X] ervan uitgegaan wordt dat [geïntimeerde] met lege handen de trap is afgedaald, zal het tegenbewijs zich dienen te richten op de betwisting van [geïntimeerde] van dat verweer inhoudende dat hij met beide handen vol de ladder is afgedaald.

[geïntimeerde] werpt nog op dat [X] geen ongevalsrapportage direct na het ongeval en met betrokkenheid van [geïntimeerde] heeft opgemaakt, maar dat doet aan dit oordeel niet af (HR 15 december 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA9051).

Het hof blijft bij hetgeen is overwogen en beslist in het tussenarrest.

3.2.
[geïntimeerde] heeft in zijn akte, kort samengevat, het volgende aangevoerd. Hij heeft geen getuigen die hij kan voorbrengen. Hij heeft bij die akte een dvd met twee filmfragmenten overgelegd, waarop te zien is dat [geïntimeerde] met spullen in beide handen een ladder afdaalt. Voorts zijn drie geprinte beeldfragmenten uit deze video’s als producties bijgevoegd. Hij verzoekt op grond van een en ander te oordelen dat hij in zijn bewijs is geslaagd.

3.3.
Het hof is van oordeel dat [geïntimeerde] niet het van hem verlangde tegenbewijs heeft geleverd en overweegt daartoe als volgt. Hij brengt niet een of meerdere getuigen voor, die uit eigen waarneming kunnen verklaren over zijn val van de ladder op 4 juni 2018 en met name of hij daarbij zijn handen al dan niet vol had, terwijl volgens zijn eigen verklaring op de comparitie bij de rechtbank toen drie of vier man op het bovenste stuk van de steiger aanwezig waren. Enkel de overgelegde film- en foto-opnamen van een aantal filmfragmenten zijn onvoldoende, reeds omdat niet gesteld of gebleken is dat dezelfde feitelijke situatie als ten tijde van de valpartij nagebootst is bij het maken van de filmopnamen, zoals stand en lengte van de desbetreffende ladder en “opstapplaats” op de desbetreffende steiger.

Dit betekent dat vast is komen te staan dat [X] aan haar zorgplicht heeft voldaan. De grieven 6 tot en met 8 en 12 tot en met 15 slagen dan ook.

3.4.
De slotsom is dat het vonnis, waarvan beroep zal worden vernietigd. De grieven 9 tot en met 11 en 16 tot en met 20 behoeven dan ook geen bespreking meer. De vordering van [geïntimeerde] zal worden afgewezen. Hij zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten in eerste aanleg en in hoger beroep. ECLI:NL:GHAMS:2022:605