Hof A'dam 190707 loodgieter/cv-monteur valt van ladder; werkgever heeft aan zorgplicht voldaan
- Meer over dit onderwerp:
Hof A'dam 190707 loodgieter/cv-monteur valt van ladder; werkgever heeft aan zorgplicht voldaan
4.1 [B] is sedert 1 oktober 1987 als loodgieter/cv-monteur in dienst van Kouwenhoven. Op 13 april 2000 moest [B] in verband met de installatie van een rookafvoerkanaal werkzaamheden op het dak van een woning verrichten. Om het dak te bereiken heeft hij gebruik gemaakt van een tweedelige uitschuifbare aluminium ladder die hem door Kouwenhoven ter beschikking was gesteld. Een van de delen van de ladder was aan de onderzijde voorzien van een zogenoemde stabilisatievoet met antisliprubbers. [B] heeft de ladder gedemonteerd. Hij heeft het onderste deel van de ladder (het deel met de stabilisatievoet) gebruikt om van de begane grond op het balkon te komen. Het andere deel van de ladder heeft hij op het balkon gezet en gebruikt om op het dak te komen. De balkonvloer was voorzien van betonnen tegels. Bij het verrichten van zijn werkzaamheden is het tweede deel van de ladder op het balkon weggegleden en is [B] ten val gekomen.(...)
4.5 [B] heeft niet betwist dat de door hem gebruikte tweedelige uitschuifbare aluminium ladder voldeed aan de meest recente Arbo-eisen en was voorzien van een stabilisatievoet met antisliprubbers. Het hof gaat ervan uit dat de ladder deugdelijk en niet gebrekkig was toen deze aan [B] ter beschikking werd gesteld. [B] heeft immers ter comparitie in eerste aanleg verklaard dat hij de – later geconstateerde - knik in één van de staanders van de ladder niet eerder heeft opgemerkt en zulks zeker had gezien als deze er al in zou hebben gezeten.
4.6 De stabilisatievoet en antisliprubbers zijn aangebracht ter vergroting van de veiligheid en zijn bedoeld om de ladder voldoende stabiel en veilig neer te zetten, zonder de noodzaak van andere hulpmaterialen. Het hof neemt in aanmerking dat de ladder in de gegeven situatie kon worden geplaatst op een stabiele ondergrond van betonnen tegels op de balkonvloer. Voorts neemt het hof in aanmerking dat de door [B] op het dak te verrichten werkzaamheden dienen te worden beschouwd als kortdurende, incidentele werkzaamheden. Op de voet van artikel 3.16 lid 2 van het Arbeidsomstandighedenbesluit is in die situaties – ondanks het valgevaar – het verrichten van arbeid vanaf ladders toegestaan. [B] heeft hiertegenover onvoldoende gesteld en toegelicht waarom Kouwenhoven hem voor zijn werkzaamheden niettemin steigermateriaal ter beschikking had moeten stellen. Het hof is dan ook met de kantonrechter van oordeel dat in de gegeven situatie de werkzaamheden aldus met behulp van deze ladder op veilige wijze konden worden verricht.
4.7 Waar Kouwenhoven een deugdelijke ladder en voor de te verrichten werkzaamheden daarmee geschikt materiaal aan [B] ter beschikking heeft gesteld, heeft Kouwenhoven voldaan aan haar zorgverplichting als bedoeld in artikel 7:658 BW. Het ontbreken van een risico-inventarisatie en –evaluatie maakt dat niet anders. [B] heeft nog gesteld dat Kouwenhoven hem onvoldoende heeft geïnstrueerd over de in aanmerking te nemen veiligheidsaspecten. Het hof is echter van oordeel dat [B], gezien zijn ervaring, met name ook met dit soort werkzaamheden, in staat moet worden geacht zelf de noodzakelijke veiligheidsmaatregelen te treffen. Uit zijn eigen stellingen volgt dat [B] zich bewust was van het valgevaar. Hij heeft erkend dat hij nooit heeft gewerkt met steigermateriaal en ook dat hij altijd alleen werkte. Onder die omstandigheden mocht Kouwenhoven van [B] verwachten dat deze bij het verrichten van zijn werkzaamheden op een zodanige wijze gebruik maakt van de hem ter beschikking gestelde materialen dat de door middel van de aangebrachte stabilisatievoet beoogde veiligheid van de ladder door [B] in acht genomen wordt. Het ontbreken van instructie terzake door Kouwenhoven doet daaraan niet af. Ook deze grieven falen dus. LJN BB6134