HR 071207 val van trap, geen werkomgeving die zodanige risico's van dit soort ongevallen oplevert
- Meer over dit onderwerp:
HR 071207 val van trap, geen werkomgeving, of werkzaamheden, die zodanige risico's van dit soort ongevallen opleveren
3.1 In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) [Eiser] was ten tijde van het hierna vermelde ongeval in dienst bij Shell.
(ii) Tot [eisers] taken behoorde het aanvullen van ontbrekende kitspuiten. Deze zaten verpakt in dozen van 12 stuks; ze lagen op pallets gestapeld in het magazijn. De pallets lagen op een verhoging; de dozen waren in drie lagen gestapeld.
(iii) In het magazijn was een verplaatsbare trap met vijf treden aanwezig. Deze was voorzien van een stabilisatievoet met antisliprubbers en een leuning ter vergroting van de grijpmogelijkheden. Deze trap was in beginsel geschikt om daarmee dozen van de stapel op de pallet te pakken.
3.2.1 In de onderhavige procedure vordert [eiser] van Shell vergoeding van schade als gevolg van een bedrijfsongeval dat, volgens hem, is voorgevallen op 15 juli 2002 als gevolg waarvan hij blijvend letsel zou hebben opgelopen. Hij stelt daartoe, kort gezegd, de volgende toedracht. Omdat de kit op was, wilde hij een doos kit uit het magazijn halen. Daartoe gebruikte hij niet de hiervoor in 3.1 (iii) genoemde trap, maar een trapje met minder treden. Bij het pakken van de doos kitspuiten werd hij verrast door een doos die, kennelijk enigszins naar achteren geschoven, gedeeltelijk steun vond op de doos die [eiser] heeft willen pakken. Deze doos had hij niet eerder opgemerkt. Toen deze doos viel heeft hij het evenwicht verloren, is hij ongecontroleerd van de bovenste trede van het trapje afgestapt en heeft hij als gevolg daarvan door een verdraaide knie knieletsel opgelopen. Dat [eiser] het door hem gebruikte trapje uit het snijhok had genomen kan in cassatie worden aangenomen, omdat [eiser] dit in de feitelijke instanties heeft gesteld, de kantonrechter en het hof dit als vaststaand hebben aangenomen, [eiser] die vaststelling in onderdeel 2.1 weliswaar bestrijdt, maar op de in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 5.2.2, 5.3.2 en 5.4 genoemde gronden tevergeefs. Op de in die conclusie onder 5.6.1, 5.6.2, 5.7.1 en 5.7.2 genoemde gronden geldt hetzelfde voor onderdeel 2.3.1 dat zich tevergeefs keert tegen de vaststelling van het hof dat [eiser] ermee bekend was dat zich in het magazijn standaard een deugdelijke trap bevond.
3.2.2 Shell heeft de toedracht van het ongeval betwist.
3.3 Het in rov. 4.4.2 door het hof gegeven oordeel komt, naar de kern genomen hierop neer. Het ongeval heeft, uitgaande van de toedracht daarvan zoals die door [eiser] is gesteld, niet plaatsgevonden in een werkomgeving, of tijdens werkzaamheden, die zodanige risico's van dit soort ongevallen opleveren dat de uit art. 7:658 lid 1 BW voortvloeiende en op Shell rustende zorgplicht meebracht dat zij, naast het ter beschikking stellen van de genoemde trap, maatregelen had moeten treffen of aanwijzingen had moeten geven die redelijkerwijs nodig waren om ongevallen als dat van [eiser] te voorkomen. Dit oordeel getuigt niet van een onjuiste rechtsopvatting. Het is zozeer verweven met waarderingen van feitelijke aard, dat de juistheid daarvan voor het overige in cassatie niet kan worden beoordeeld. Het hof was niet gehouden tot een nadere motivering, ook niet in het licht van de door Shell aangevoerde, maar door [eiser] betwiste, omstandigheid dat Shell haar werknemers erop gewezen heeft dat de trap met vijf treden gebruikt moet worden indien iets van een hoge pallet gepakt moet worden.
3.4 Op het voorgaande stuiten alle overige klachten van het middel af, zodat het faalt. LJN BB5625
AG Spier concludeerde om::
5.14 's Hofs oordeel is onomwonden en heel principieel gesteld in de sleutel van wat in de doctrine de huis-, tuin- en keukenongevallen-leer is gedoopt. Het speekt immers van een "alledaagse handeling die naar mag worden aangenomen ook vele malen in de huiselijke sfeer plaatsvindt" (rov. 4.4.2 eerste alinea i.f.). In de eerste alinea op blz. 6 werkt het Hof dat, mede aan de hand van enkele andere voorbeelden, nader uit. Het Hof heeft de rechtsontwikkeling daarmee m.i. een dienst bewezen. Zijn uitvoerige en stellige oordeel biedt immers de gelegenheid nader op die kwestie in te gaan.
5.15 De zogenaamde huis-tuin-en-keukenongeluk-"leer" in het kader van de zogeheten werkgeversaansprakelijkheid(31) is voor het eerst - naar wordt aangenomen - verwoord in het broodmes-arrest.(32) In dat arrest oordeelde Uw Raad dat het bestreden oordeel dat de werkgever die niet heeft gewaarschuwd voor een nieuw of geslepen broodmes niet tekort is geschoten in zijn zorgplicht niet onbegrijpelijk is. In dat verband wordt erop gewezen dat van algemene bekendheid is dat een mes dat geschikt is om zachte puntbroodjes mee te snijden, zo scherp is dat de gebruiker daarvan het gevaar loopt zich bij dat werk te snijden.(33)
5.16 In dezelfde richting wijzen het zogenaamde koffievlek-arrest(34) en recentelijk het arrest inzake de Arubaanse schoonmaakster die, na een regenbui, op een gladde buitenvloer was uitgegleden.(35)
5.17.1 Het is, na een reeks eerdere conclusies, denkelijk overbodig om uitvoerig stil te staan bij de in de discussie ontbrande literatuur over deze arresten en meer in het algemeen over de koers die auteurs in de rechtspraak menen te ontwaren.
5.17.2 Voldoende, maar tevens noodzakelijk, is erop te wijzen dat, als ik het goed zie, communis opinio bestaat dat Uw Raad art. 7:658 BW niet wil ombouwen tot een (de facto) risico-aan-sprakelijkheid. Verrassend is dat niet nu in een reeks arresten die boodschap glashelder en onomwonden is verwoord.(36) Een tegengestelde benadering zou maatschappelijk wellicht (daarop behoef ik niet in te gaan) wenselijk zijn, maar zij zou op gespannen voet staan met art. 7:658 BW waarin de wetgever recentelijk nog een dergelijke aansprakelijkheid heeft afgewezen. Terecht wijst Uw Raad haar daarom eveneens af.
5.18 Uit de zo-even genoemde arresten kan worden afgeleid dat van een werkgever niet het onmogelijke worden gevergd; kafkaëske situaties moeten worden vermeden. Zeer vergaande en redelijkerwijs onuitvoerbare waarschuwings- of andere zorgverplichtingen zouden een té zware last leggen op de werkgever, terwijl zij allicht hun doel voorbij zouden kunnen schieten.
5.19.1 Het is, uit een oogpunt van rechtszekerheid helaas, niet goed mogelijk op dit punt voor de oplossing van alle concrete gevallen duidelijke en voldoende houvast biedende regels te formuleren zonder ofwel een te beperkte dan wel een te ruime aansprakelijkheid in het leven te roepen.(37) Uw Raad heeft zich van dergelijk algemene uitspraken dan ook onthouden.
5.19.2 Dat brengt mee dat, in elk geval in zaken die de karaktertrekken van de onderhavige zaak vertonen, van geval tot geval zal moeten worden beoordeeld of de werkgever tekort is geschoten. De omstandigheid dat de rechtsontwikkeling is gedoemd voort te schrijden in de schemerzone van grensgevallen brengt onvermijdelijk mee dat in concrete gevallen verschillend kan worden geoordeeld over de aansprakelijkheidsvraag.
5.20 In de discussie tot op heden over de "huis-tuin-en-keukenongelukken-leer" is één belangrijk aspect m.i. totnutoe wat onderbelicht gebleven. Ik doel hier op de betekenis van de kelderluikfactoren.(38)
5.21 Zoals bekend hebben deze factoren - niet alleen in ons land(39) - een schijnbaar niet te stuiten opmars ingezet bij bepaling van de vraag of aansprakelijkheid krachtens art. 6:162 BW bestaat. In een aantal gevallen heeft dat geleid tot bepaaldelijk vergaande aansprakelijkheid ten opzichte van derden.
5.22 Volgens het nog steeds belangrijke kelderluik-arrest moet voor de vraag of aansprakelijkheid bestaat als gevolg van het in het leven roepen of laten voortbestaan van een situatie die voor anderen, bij niet-nachtneming van de vereiste voorzichtigheid en oplettendheid, gevaarlijk is, worden gelet op de mate van waarschijnlijkheid dat niet-inachtneming van de vereiste oplettendheid en voorzichtigheid kan worden verwacht, de hoegrootheid van de kans dat daaruit ongevallen ontstaan, de ernst van de daaruit voortspruitende gevolgen en de mate van bezwaarlijkheid van de te nemen veiligheidsmaatregelen.(40)
5.23 Illustratief is in dit verband het zogenaamde skeeler-arrest dat betrekking heeft op de in acht te nemen veiligheid door de instructeur bij een skeelercursus.(41) De instructeur had onvoldoende gewezen op het dragen van een helm door de cursisten en de risico's verbonden aan het niet dragen ervan. De omstandigheid dat de cursist bekend was of had moeten zijn met de risico's van het niet dragen van een helm (omdat sprake was van een risico dat van algemene bekendheid is) is niet beslissend voor de aansprakelijkheidsvraag.(42)
5.24 Toegespitst op arbeidsongevallen moet, in het kader van de waarschijnlijkheid dat niet de vereiste oplettendheid zal worden betracht, rekening worden gehouden met de algemene ervaringsregel dat werknemers niet steeds de nodige voorzichtigheid in acht nemen, nu het verkeren in bepaalde werksituaties nu eenmaal tot een vermindering van de ter voorkoming van ongevallen raadzame voorzichtigheid leidt.(43)
5.25 Het ligt niet voor de hand dat werknemers een minder vergaande bescherming krijgen dan de derden waarop de gevaarzettingsrechtspraak ziet. Enerzijds omdat art. 7:658 BW ten opzichte van art. 6:162 BW een verscherpte aansprakelijkheid in het leven roept, anderzijds omdat tussen werkgever en werknemer een duidelijke band bestaat die ten opzichte van derden (waarop veel gevaarzettingsrechtspraak ziet) gemeenlijk ontbreekt.
5.26.1 Toegespitst op ongevallen als de onderhavige komt daar nog bij dat, in de woorden van Dommering, de keuken een machinekamer is geworden met ronddraaiende messen en sissende pannen.(44) De doe-het-zelf cultuur heeft ongekende vormen aangenomen en veel nieuwe risico's in de huiselijke sfeer binnengehaald. Daarenboven doen mensen in hun vrije tijd steeds meer riskantere dingen: rafting, bungee jumping, rollerskating, joggen, adventure reizen.(45)
5.26.2 Dommering wijst voorts op CBS-statiskieken waaruit blijkt dat er in 1997/1998 421.000 privé-ongevallen waren die tot acuut of later geleidelijk optredend letsel hebben geleid dat medische behandeling vergde.(46) Uit het hiervoor al gemoemde rapport van EU Injury Database Injuries in the European Union, Statistics summary 2002- 2004(47) blijkt dat het aantal ongevallen dat zich voordoet in de vrije tijd velen malen groter is dan het aantal arbeidsongevallen.
5.27.1 Het Hof heeft zich, als gezegd, niet bekommerd om de vraag of het gebruik van een trapje als het litigieuze (in de gegeven omstandigheden) gevaarlijk/voldoende veilig is, of te verwachten valt dat een werknemer dit desondanks zal gebruiken en wat de potentiële gevolgen zijn wanneer hij dit doet. Noch ook heeft het iets geoordeeld of vastgesteld omtrent waarschuwingen en toezicht op de naleving daarvan door Shell. Aldus heeft het zijn oordeel gebaseerd op een onjuiste rechtsopvatting, althans is zijn oordeel ontoereikend gemotiveerd.
5.27.2 Dat klemt eens te meer nu alleszins voorzienbaar is dat een werknemer een trapje dat door de werkgever in de werklokalen is geplaatst zal gebruiken. Shell heeft ook niet uitgelegd met welk ander, voor de werknemers kenbaar, doel het er anders stond.(48)
5.28.1 In het middel liggen, zoals hiervoor geschetst, hierop toegespitste klachten besloten. Deze slagen.
5.29.2 Volledigheidshalve stip ik nog aan dat deze zaak zich onderscheidt van de in de s.t. onder 19 van mr Sagel genoemde uitspraken, vergaard - in zijn woorden - door "een rondje langs de velden". Immers is het kernverwijt dat [eiser] Shell heeft gemaakt gelegen in de aanwezigheid van een ondeugdelijk (want onvoldoende veilig) trapje en het niet aansporen tot het gebruik van een eveneens beschikbaar wél deugdelijk trapje. Ook al omdat mij niet bekend is of tegen de in de s.t. genoemde uitspraken hogere voorzieningen zijn ingesteld, geef ik er de voorkeur aan daarop thans niet inhoudelijk in te gaan.