Rb Noord-Holland 070317 Deelgeschil. Werknemer valt van trap bij naar boven tillen bureaustoel. Werkgever aansprakelijk.
- Meer over dit onderwerp:
Rb Noord-Holland 070317 Deelgeschil. Werknemer valt van trap bij naar boven tillen bureaustoel. Werkgever aansprakelijk.
-Kosten gevorderd en toegewezen: € 5.663,88
2. De uitgangspunten
2.1. X is geboren op xx-xx-xxxx. Haar is op 1 augustus 2013 een bedrijfsongeval overkomen.
2.2. X was op dat moment in loondienst van de besloten vennootschap Onosma B.V., in de functie van manager reisbureau op de vestiging te Y. Op 1 november 2013 is Onosma B.V. overgenomen door Zonvaart Reizen, die alle rechten en verplichtingen uit hoofde van de arbeidsovereenkomst met X heeft overgenomen.
2.3. Op 1 augustus 2013 was X samen met collega mevrouw C werkzaam op het reisbureau in Y. X had kort daarvoor aan haar baas, de heer A, om vervanging gevraagd van de bureaustoelen van haar en van collega C.
De heer A bracht op die dag de twee nieuwe bureaustoelen waarom was verzocht. De twee oude bureaustoelen bleven in de winkel achter. Deze zijn bij de trap naar de 1e verdieping geplaatst, die zich achterin de winkel bevindt en vanuit de winkel is te bereiken via een smalle gang. Bij deze trap bevindt tevens een achteruitgang van de winkelruimte.
2.4. Op die donderdag, de 1e augustus 2013, is X van de trap gevallen, toen zij bezig was een bureaustoel via de trap naar boven te tillen. Door de val heeft X (onder meer) ernstig letsel opgelopen aan haar been, bestaande uit meerdere botbreuken in haar linkervoet.
2.5. Collega Y heeft direct na het ongeval hulp ingeschakeld. Een motorambulance heeft eerste hulp verricht en X pijnstilling gegeven. Bovendien werd ze doorverwezen naar het ziekenhuis. De dochter van X heeft haar dezelfde dag met de auto van Y naar het ziekenhuis gebracht. Zij is daar een nacht gebleven en mocht vrijdag 2 augustus 2013 weer naar huis.
2.6. De werkgever heeft op 4 oktober 2013, via mevrouw B, de arbeidsinspectie ingeschakeld.
Omdat het arbeidsongeval niet direct was gemeld, heeft de inspectie op 5 november 2013 een boeterapport opgemaakt.
2.7. Als gevolg van het ongeval is X volledig arbeidsongeschikt geraakt en ontvangt zij een WIA uitkering.
3. Het geschil
3.1 X verzoekt de kantonrechter:
a) te verklaren voor recht dat Zonvaart Reizen aansprakelijk is voor de materiële en immateriële schade die X lijdt en nog zal lijden als gevolg van het bedrijfsongeval dat haar is overkomen, en dat Zurich Insurance gehouden is de uitkering, die zij uit hoofde van de verzekeringsovereenkomst met Zonvaart Reizen, verschuldigd is, rechtstreeks aan X te betalen;
b) verweerders te veroordelen tot betaling van de kosten van de procedure, zoals door de kantonrechter begroot, vermeerderd met het griffierecht.
3.2 Aan dit verzoek legt X -zakelijk samengevat- het volgende ten grondslag.
Op de dag van het ongeval, 1 augustus 2013, had de heer A twee nieuwe bureaustoelen afgeleverd via de achterdeur van de vestiging, welke deur tevens als nooduitgang dienst deed. Zonder aanwijzing te geven, is hij vervolgens vertrokken. X heeft de stoelen omgewisseld en vervolgens de oude stoelen in het halletje bij de trap gezet. Omdat deze stoelen in de weg stonden, besloot zij deze via de trap naar boven te tillen. Toen zij met de eerste stoel bijna boven was, is zij van de trap gevallen met ernstig letsel tot gevolg. Naast acht botbreuken in haar linkervoet heeft zij kneuzingen aan haar arm opgelopen en een beknelde zenuw in haar linkerarm. Zij heeft een posttraumatische dystrofie (crps) ontwikkeld en is als gevolg van het ongeval volledig arbeidsongeschikt geraakt.
X baseert haar verzoek op art. 7:658 van het Burgerlijk Wetboek [BW]. Zonvaart Reizen heeft de zorgplicht voor X niet in acht genomen en onvoldoende maatregelen genomen om te voorkomen dat X schade lijdt in de uitoefening van haar werkzaamheden. Door de stoelen op de vestiging neer te zetten en de nooduitgang te blokkeren heeft de werkgever een gevaarlijke situatie in het leven geroepen, zonder X voldoende duidelijke instructies mee te geven. X had de verantwoordelijkheid voor de dagelijkse gang van zaken op de vestiging. Zij kon vanuit haar
verantwoordelijk niet anders dan de stoelen naar boven tillen, zodat deze niet meer in de weg stonden.
3.3 Het verweer van verweerders strekt ertoe:
a) X niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoek, althans het verzoek af te wijzen;
b) de kosten van het deelgeschil te begroten.
3.4 Hiertoe voeren verweerders -zakelijk samengevat- het volgende aan.
De onderhavige procedure leent zich niet voor behandeling in een deelgeschil, daar is het te complex voor. Het verschil van mening over de vraag of Zonvaart Reizen aan haar zorgplicht ex art. 7:658 BW heeft voldaan, leidt er namelijk toe dat uitgebreide bewijslevering en onderzoek naar de feiten nodig is.
Zonvaart Reizen heeft als werkgever aan haar zorgplicht voldaan. Zij had niet hoeven verwachten dat X de oude bureaustoelen via de trap naar boven zou tillen. Hiertoe was geen instructie gegeven en er was geen noodzaak voor. X had de stoelen (al dan niet tijdelijk) in het halletje bij de achterdeur kunnen laten staan of desnoods in de winkelruimte kunnen plaatsen, achter een derde bureau dat daar ongebruikt stond. Overigens was de achterdeur geen nooduitgang.
Feitelijk klopt het verhaal van X niet, aldus verweerders. De heer A is via de voorkant van Winkelcentrum Y naar het reisbureau gegaan om de twee nieuwe bureaustoelen af te leveren. Hij vervoerde deze in zijn stationwagen. Hij heeft beide stoelen vanuit zijn auto tegelijk meegenomen naar de voorzijde van het winkelcentrum - de schuifdeuren gaan daar automatisch open - en de stoelen vervolgens via een gladde tegelvloer naar de winkel/het reisbureau gerold. In de winkel bevonden zich X en mevrouw C. Omdat C aan het telefoneren was, heeft hij de bureaustoel van
X vervangen en haar instructies meegegeven over de nieuwe stoelen en over hoe te handelen met de oude stoelen. Hij heeft de oude bureaustoel van X naar achteren geschoven en deze vervangen door een nieuwe stoel. De nieuwe stoel voor C heeft hij naast haar bureau neergezet. Hij ging er vanuit dat X de aan haar gegeven instructies zou doorgeven aan C. X was dus geïnstrueerd wat er met de oude stoelen moest gebeuren, zo nodig konden deze buiten worden gezet voor het publiek om mee te nemen, hetgeen gebruik was bij het reisbureau.
Verweerders betwisten de kostenopgave van de gemachtigde van X met betrekking tot deze procedure, zowel voor wat betreft het aantal uren als het uurtarief.
4. De beoordeling
4.1. Vaststaat dat het ongeval X is overkomen in de uitoefening van haar werkzaamheden.
Zonvaart Reizen is daarom - als rechtsopvolgend werkgever - op grond van artikel 7:658 BW in beginsel aansprakelijk voor de door X ten gevolge van het ongeval geleden schade, tenzij Zonvaart Reizen aantoont dat zij de in lid 1 van bedoeld artikel genoemde verplichtingen is nagekomen.
Zonvaart Reizen heeft onder meer gesteld dat zij in het onderhavige geval voldoende instructies heeft gegeven aan X hoe te handelen met de oude bureaustoelen. Daarnaast heeft zij ook gesteld dat hier om een huis-tuin-en-keukenongeval gaat, waarbij door een werkgever nauwelijks instructies zijn te geven. X had zich moeten beseffen dat je niet een zware bureaustoel van 30 kilogram de trap op moet sjouwen.
4.2. De kantonrechter acht Zonvaart Reizen als opvolgend werkgever op grond van art. 7:658 BW aansprakelijk voor de door X geleden schade. Hierbij is de kantonrechter wat betreft de feitelijke gang van zaken veronderstellenderwijs uitgegaan van de versie van Zonvaart Reizen. Hiertoe wordt het volgende overwogen.
4.3. Voor de beoordeling is niet van belang wie uiteindelijk de oude bureaustoelen in het halletje, achter de scheidingswand bij de trap heeft geplaatst. Immers, uit de door Zonvaart Reizen in het geding gebrachte schriftelijke getuigenverklaring van C blijkt dat de stoelen hoe dan ook in de weg stonden: "Door de beperkte ruimte achter in Y stond de stoel daar niet echt lekker."
Gelet hierop, is het logisch dat X en C zich afvroegen wat er met de stoelen gedaan moest worden. Zelfs als A tegen X en C gezegd zou hebben dat ze de oude stoelen buiten mochten zetten, dan is dit een onvoldoende instructie, nu hier geen toezicht op werd gehouden en ook geen tijdstip is genoemd waarbinnen de stoelen dan zouden moeten worden buitengezet.
Zelfs indien wordt uitgegaan van de stelling van Zonvaart Reizen, dat A 'heel duidelijke' instructies had meegegeven, dan is deze stelling te summier onderbouwd, nu niet is gesteld aan wie de instructies precies zijn gegeven - aan X en/of C? - en wat er precies is gezegd. In dit verband is opmerkelijk dat in het verweerschrift staat vermeld, dat dat de nieuwe stoelen door de aanwezige werknemers direct in gebruik zijn genomen en dat A de werknemers (dus X en C) heeft verteld dat de stoelen op alle mogelijke manieren verstelbaar waren, terwijl de heer A ter zitting heeft verklaard, dat mevrouw C aan het telefoneren was en dat hij alleen het woord heeft gericht tot X en dat hij haar alleen instructies heeft gegeven in de verwachting dat X vervolgens C zou instrueren.
4.4. Gelet op het vorenoverwogene moet worden geoordeeld dat X heeft voldaan aan haar stelplicht als bedoeld in art. 7:658 BW - X heeft als werkneemster schade geleden in de uitoefening van haar functie - en op grond van alle voornoemde feiten en omstandigheden moet worden geoordeeld, dat Zonvaart Reizen als opvolgend werkgever verantwoordelijk moet worden gehouden voor de - op zichzelf onverstandige - actie van X om de stoel(en) in haar eentje via de trap naar boven te tillen. Dat X zelf filiaalchef was doet hier niet aan af. De stelling dat sprake zou zijn van een huis-tuin-en- keukenongevaJ, wordt verworpen nu de situatie zich in de winkel afspeelde en niet was gecreëerd door X (de nieuwe stoelen waren door de werkgever in die ruimte gezet), terwijl X vanuit haar verantwoordelijkheid als manager van het reisbureau handelend moest optreden. Verder sjouwt met over het algemeen thuis geen bureaustoelen.
4.5. Nu de aansprakelijkheid is gegeven, ook als wordt uitgegaan van de visie van Zonvaart Reizen, kan worden afgezien van bewijslevering, zodat moet worden geoordeeld dat de
onderhavige zaak zich leent voor een deelgeschil. X is daarom ontvankelijk in haar verzoek.
4.6. Gelet op het vorenoverwegene is het verzoek toewijsbaar als na te melden.
4.7. Gelet op de uitslag van de procedure komen de proceskosten voor rekening van verweerders. De kosten van deze verzoekschriftprocedure worden, voor wat betreft het salaris van de gemachtigde van X, tot op heden ex art. 1019aa lid I Rv begroot op € 5.663,88 (15 uur en 50 minuten, plus 2 uur voor de mondelinge behandeling, op basis van een uurtarief van € 250,--, vermeerderd met 5 kantoorkosten en 21% btw). De urenspecificatie is door de gemachtigde van X op de zitting overgelegd, terwijl in de pleitnota van deze gemachtigde de verdere berekening is te vinden. De kantonrechter is van oordeel dat deze kosten, die door verweerders (deels) zijn betwist, niet onredelijk voorkomen, noch qua hoogte noch qua onderbouwing van het aantal uren. Het gaat om een letselschadeprocedure, welke procedure als redelijk complex kan worden aangemerkt. ECLI:NL:RBNHO:2017:1759
Met dank aan mr. E.F. Klungers, Boddaert Advocaten voor het inzenden van deze uitspraak.
Citeerwijze: www.letselschademagazine.nl/2017/rb-noord-holland-070317