Rb Zutphen 071107 val van ladder; geen bewuste roekeloosheid wn; schending zorgplicht
- Meer over dit onderwerp:
Rb Zutphen 071107 val van ladder; geen bewuste roekeloosheid wn; schending zorgplicht
5.2. Uit de door stukken komt het volgende beeld naar voren. [naam], een langdurig werkloze die moeilijk plaatsbaar was in tijdelijke dienst, heeft als garagehulp algemene klusjes verricht voor [gedaagde]. [naam] had volgens [gedaagde] altijd behoefte aan duidelijke uitleg en goed toezicht. [naam] heeft van [gedaagde] de opdracht gekregen om een reclamebord op te hangen boven de ingang van de garagewerkplaats. Daarbij heeft [naam] gebruik gemaakt van een houten ladder die eigendom was van een schildersbedrijf [naam schildersbedrijf]. Aanvankelijk stond de ladder onder een goede hoek tegen de gevel. Waar [gedaagde] bij was, heeft [naam] de ladder zodanig verplaatst dat deze volgens [gedaagde] in een levensgevaarlijke positie kwam te staan en zo weg kon glijden. Dat wordt bevestigd door klant [getuige 2], van wie de verklaring als productie 7 bij akte overlegging producties is overgelegd. [getuige 2] heeft immers verklaard dat hij constateerde dat de ladder te schuin stond om er veilig op te klimmen. Desondanks is [naam] in het bijzijn van [gedaagde] op de te schuin geplaatste ladder geklommen, waarbij [gedaagde] de ladder tegenhield. Nadat [naam] weer naar beneden was geklommen, is [gedaagde] met klanten naar binnen gegaan. Volgens hem heeft hij duidelijk en zelfs meerdere malen tegen [naam] gezegd dat hij de ladder niet zelf mocht gebruiken. Dit wordt door [naam] betwist. Zelfs indien er echter van uit wordt gegaan dat [gedaagde] [naam] heeft geïnstrueerd de ladder niet te gebruiken zolang hij met klanten binnen was, dan nog valt [gedaagde] te verwijten dat hij de ladder niet heeft teruggeplaatst in een goede positie, de ladder niet heeft gezekerd en [naam] niet mee heeft genomen naar binnen. Dit klemt te meer nu [gedaagde] wist dat de ladder in een levensgevaarlijke positie stond en wist dat de ladder zo weg kon glijden. Daarbij komt dat [gedaagde] wist dat [naam] veel aandacht, uitleg en toezicht nodig had, terwijl ervan wordt uitgegaan dat [naam] als garagehulp die algemene klusjes deed niet regelmatig deze werkzaamheden verrichtte. Van [gedaagde] had gelet op die omstandigheden mogen worden verwacht dat hij de veiligheidsmaatregelen zou treffen als hiervoor weergegeven en dat hij op naleving van zijn instructies – voor zover die zijn gegeven, hetgeen door [naam] is betwist – had toegezien.
5.3. [gedaagde] heeft het verweer opgeworpen dat de schade in belangrijke mate het gevolg is van bewuste roekeloosheid van [naam] doordat [naam], tegen uitdrukkelijke instructies in en terwijl hij zich bewust was van de mogelijkheid dat de ladder zou kunnen gaan glijden, toch de ladder is beklommen. Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad is pas sprake van bewust roekeloos handelen als de werknemer zich tijdens het verrichten van zijn onmiddellijk aan het ongeval voorafgaande gedraging van het roekeloos karakter van die gedraging daadwerkelijk bewust is geweest. Veronderstellenderwijs uitgaande van de juistheid van de stelling van [gedaagde] dat hij [naam] direct voorafgaande aan het ongeval meerdere malen heeft gewaarschuwd de ladder niet te gebruiken zonder zijn hulp en toezicht, leidt dit nog niet tot de slotsom dat [naam] zich dus bewust was van het risico van het beklimmen van de ladder. [gedaagde] heeft immers zelf verklaard dat [naam] vond dat het extra schuin zetten van de ladder geen gevaarlijke situatie opleverde. Bovendien heeft [gedaagde] toen niet direct de ladder teruggeplaatst, maar heeft hij [naam] op de extra schuin staande ladder laten klimmen. Daarmee heeft [gedaagde] de volgens hemzelf levensgevaarlijke situatie in stand gehouden, zodat [naam] hieruit niet heeft hoeven concluderen dat het gebruik van de ladder in die stand gevaarlijk was. Bij het oordeel dat [naam] zich niet bewust was van het roekeloos karakter van de gedraging is tevens betrokken de vaststelling dat [naam] niet regelmatig dergelijke werkzaamheden verrichtte en met het feit dat [naam] extra aandacht en uitleg nodig had. LJN BC0982