RBAMS 251120 deelgeschilprocedure niet geschikt om debat over bgk te beslechten na afronding schaderegeling; geen incassoprocedure
- Meer over dit onderwerp:
RBAMS 251120 deelgeschilprocedure niet geschikt om debat over bgk te beslechten na afronding schaderegeling; geen incassoprocedure
Feiten
1.
Uitgegaan wordt van het volgende:
1.1.
Op 12 oktober 2019 was [verzoeker] betrokken bij een verkeersongeval in [plaats] . Hij is toen op de fiets aangereden door een Fiat Punto, die op dat moment werd bestuurd door kentekenhouder [verweerder 1] . [verweerder 1] had zijn auto conform de WAM tegen wettelijke aansprakelijkheid verzekerd bij NN.
1.2.
[verzoeker] heeft met Letsel020 een schaderegelingsovereenkomst gesloten. Daarin staat onder meer:
“Letsel020 verricht haar werkzaamheden kosteloos [ ... ]. Het door opdrachtgever verschuldigde honorarium bestaat uit het bedrag aan buitengerechtelijke kosten, dat Letsel020 kan verhalen op de aansprakelijke tegenpartij.”
1.3.
Namens [verzoeker] heeft de heer [naam 1] van Letsel020 NN als WAM-verzekeraar bij brief van 27 november 2019 aansprakelijk gesteld voor de gevolgen van het verkeersongeval.
1.4.
Letsel020 heeft NN bij brief van 7 januari 2020 een (voorlopige) schadestaat toegestuurd welke sluit op een bedrag van € 6.665,68.
1.5.
Op 14 januari 2020 heeft NN de aansprakelijkheid erkend en een voorschot van € 3.500,00 overgemaakt naar de rekening van [verzoeker] .
1.6.
Op 21 januari 2020 heeft Letsel020 NN de eerste nota voor buitengerechtelijke kosten gestuurd over de periode 12 oktober 2019 t/m 21 januari 2020 van € 2.433,73.
1.7.
Bij brief van 11 februari 2020 heeft [naam 2] van Letsel020 (hierna: [naam 2] ) NN bericht over de medische situatie van [verzoeker] . Hij schrijft in zijn brief dat Letsel020 voor wat betreft de overige medische informatie nog in afwachting is van het medisch dossier van [verzoeker] en dat hij dit na ontvangst zal doorzenden aan de medisch adviseur van NN ter beoordeling. Aan het slot van de brief licht hij toe waarom [verzoeker] een elektrische driewieler nodig heeft en verzoekt hij NN zorg te dragen voor de voldoening van de nota voor buitengerechtelijke kosten.
1.8.
Bij brief van 20 februari 2020 heeft NN Letsel020 bericht dat zij de nota van € 2.433,73 niet zal voldoen omdat NN buitengerechtelijke kosten alleen vergoedt op basis van de zogenoemde BIK-staffel. Wel heeft NN een voorschot op deze kosten betaald van € 750,00.
1.9.
Bij brief van 21 februari 2020 bericht Letsel020 aan NN nogmaals aanspraak te maken op volledige betaling van de buitengerechtelijke kosten en dat deze kosten moeten worden beoordeeld aan de hand van de dubbele redelijkheidstoets en niet aan de hand van de BIK-staffel omdat deze uitsluitend is bedoeld voor buitengerechtelijke invorderingskosten in civiele procedures.
1.10.
Bij brief van 22 april 2020 heeft [naam 2] NN bericht dat inmiddels aanvullend medisch advies is verzonden aan de medisch adviseur van NN en dat daaruit voldoende blijkt dat [verzoeker] de elektrische driewieler nodig heeft. Aan het slot verzoekt hij NN om akkoord te gaan met een aanvullend voorschot, dat [verzoeker] in staat zal stellen om een driewieler aan te schaffen.
1.11.
Bij e-mail van 2 juli 2020 heeft NN Letsel020 bericht dat op basis van de beschikbare informatie de medisch adviseur van NN verwacht dat [verzoeker] over 1,5 jaar volledig zal zijn hersteld en vraagt zij Letsel020 haar in het bezit te stellen van vervolginformatie. Aan het slot bericht NN dat zij, hoewel tot het aanschaffen van een elektrische driewieler geen medische indicatie bestaat, vanuit pragmatisch oogpunt aan [verzoeker] een voorschot heeft overgemaakt van € 2.000,00.
1.12.
Bij brief van 2 juli 2020 heeft Letsel020 NN bericht dat NN binnen vier weken een bedrag van € 5.210,00 dient te voldoen, welk bedrag uiteenvalt in € 3.526,27 voor verrichte buitengerechtelijke kosten over de periode 28 januari 2020 t/m 2 juli 2020 (inclusief verschotten van € 842,43 en kantoorkosten van€ 125,55) en € 1.683,73 aan eerdere openstaande facturen wegens buitengerechtelijke kosten.
Verzoek en verweer
2.
[verzoeker] verzoekt de kantonrechter om bij uitvoer bij voorraad te verklaren beschikking in deelgeschil ex artikel 1019w Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv):
“voor recht te verklaren dat verweerder althans NN op adequate wijze dat wil zeggen maandelijks (de gemachtigde) van verzoeker dient te bevoorschotten met een redelijk bedrag aan buitengerechtelijke kosten ex artikel 6:96 lid 2 sub c van het Burgerlijk Wetboek tot aan het moment dat een eindregeling is bereikt en voorts verweerder althans NN te veroordelen tot betaling van de tot heden gedeclareerde en (deels) onbetaald gebleven kosten ter hoogte van € 3.184,38 terzake van voormelde redenen en alle andere aan te voeren pendente litis en veroordeling van NN in de begrote buitengerechtelijke kosten van deze procedure ad € 6.517,50 althans een door uw rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag.”
3.
[verzoeker] heeft, samengevat, aan zijn verzoek ten grondslag gelegd dat NN niet van zins is om de redelijke buitengerechtelijke kosten aan zijn gemachtigde te voldoen. Als er geen duidelijkheid komt over de hoogte van die kosten dan kan er geen vaststellingsovereenkomst worden gesloten, hetgeen hem ernstig zal benadelen in de mogelijkheid om de omvang van de schade met behulp van een professionele gemachtigde te laten vaststellen en hij daardoor schade zal lijden die niet vergoed gaat worden. De deelgeschilprocedure heeft een breed toepassingsbereik. Ook de verschuldigdheid van incassokosten kan onderwerp zijn van een deelgeschil. Daarbij geldt wel de voorwaarde dat een oordeel over die buitengerechtelijke kosten kan bijdragen aan de totstandkoming van een minnelijke regeling. Het niet bevoorschotten van buitengerechtelijke kosten enkel en alleen omdat deze niet in verhouding staan tot de gering omvang van de schade, zou de benadeelde partij ernstig benadelen in zijn mogelijkheid de omvang van de schade met behulp van een professionele rechtsbijstandverlener te laten vaststellen. Dit geldt zeker in onderhavige zaak nu op de achtergrond de kwestie speelt over het volledig vergoeden van een elektrische driewieler als vervanger van de fiets. Zonder deskundige bijstand is dit een onmogelijkheid.
4.
NN heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Primair voert NN aan dat [verzoeker] geen belang heeft bij zijn verzoeken, subsidiair dat onderhavige kwestie zich niet leent voor behandeling in een deelgeschil en meer subsidiair dat de door Letsel020 gedeclareerde buitengerechtelijke kosten de dubbele redelijkheidstoets niet kunnen doorstaan.
5.
De stellingen van partijen worden, voor zover nodig, hierna bij de beoordeling nader besproken.
Beoordeling
6.
Ter zitting is aan de orde geweest het verweer van NN dat [verzoeker] geen belang bij het verzoek heeft, gelet op de onder 1.2 bedoelde afspraak dat Letsel020 haar werkzaamheden voor [verzoeker] kosteloos verricht.
7.
De kantonrechter is van oordeel dat, zelfs indien er veronderstellenderwijs vanuit wordt gegaan dat [verzoeker] wel een eigen belang bij het verzoek heeft, dit verzoek moet worden afgewezen omdat de zaak zich niet leent voor een deelgeschilprocedure. Die procedure beoogt een gemakkelijke extra rechtsgang te bieden in deelgeschillen over letsel- en overlijdensschade. Van een dergelijk geschil is geen sprake, laat staan dat voldaan is aan de voorwaarde van artikel 1019w lid 1 Rv dat beëindiging van het deelgeschil kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst. NN heeft de aansprakelijkheid in deze zaak vrijwel onmiddellijk erkend en heeft de schade steeds op basis van voorschotten (in totaal € 5.500,00 tot op heden) aan [verzoeker] betaald. Alleen over de elektrische driewieler heeft enige discussie bestaan. NN achtte die zonder nadere medische onderbouwing niet noodzakelijk maar heeft - bij wijze van voorschot - desondanks circa twee/derde van de gestelde aanschafwaarde vergoed. Letsel020 heeft daarop niet meer gereageerd, zodat die discussie geacht moet worden te zijn afgerond. Er worden geen onderhandelingen gevoerd. Het gaat slechts nog om buitengerechtelijke kosten voor Letsel020 en er is in feite sprake van een incasso. Daarvoor is de deelgeschilprocedure - waarbij wordt verzocht om een integrale proceskostenveroordeling op basis van 29,5 uren - niet bedoeld.
8.
Het verzoek zal dan ook worden afgewezen. ECLI:NL:RBAMS:2020:7133