RBMNE 200319 afwijzing vordering openstaande buitengerechtelijke kosten
- Meer over dit onderwerp:
RBMNE 200319 afwijzing vordering openstaande buitengerechtelijke kosten.
- Omdat [eiser] geen gelijk heeft gekregen, moet hij de proceskosten van ASR betalen: € 720,00
2
Het geschil en de beoordeling
2.1.
Tussen partijen is in geschil of ASR gehouden is om de rekeningen te vergoeden van de advocaat van [eiser] , die hem bijstand verleent bij de afwikkeling van de schade die [eiser] leed en/of nog lijdt door een verkeersongeval dat plaatsvond op 12 mei 2016 en dat werd veroorzaakt door een verzekerde van ASR. ASR heeft de aansprakelijkheid erkend. [eiser] heeft [bedrijfsnaam] BV (hierna: [bedrijfsnaam] ) ingeschakeld om zijn belangen te behartigen en [bedrijfsnaam] heeft in opdracht van [eiser] werkzaamheden verricht. Voor die werkzaamheden heeft [bedrijfsnaam] vijf facturen opgesteld en aan ASR gezonden. Het ging in totaal om € 13.020,48. ASR heeft twee deelbetalingen gedaan; op 7 november 2016 € 2.500,00 en op 11 april 2017 € 1.000,00.
2.2.
De vordering moet worden beoordeeld in de sleutel van artikel 6:96 lid 2 BW. Daar is geregeld dat de redelijke kosten ter vaststelling van schade en de redelijke kosten ter verkrijging van voldoening buiten rechte (ook) als vermogensschade voor vergoeding in aanmerking komen. ASR is ten opzichte van [eiser] aansprakelijk voor de gevolgen van het ongeval van 12 mei 2016. ASR moet hem de schade die hij door dat ongeval lijdt vergoeden en de kosten die [eiser] maakt voor rechtsbijstand behoren tot die schade, maar alleen voor zover die kosten redelijk zijn en in redelijkheid zijn gemaakt. Daarover zijn partijen het niet eens. Daarbij speelt een rol dat nog niet duidelijk is hoeveel schade [eiser] verder heeft geleden.
2.3.
ASR heeft de schade aan de motor en motorkleding van [eiser] kort na het ongeval al vergoed, dat was in totaal € 7.075,00. ASR heeft verder een bedrag van € 2.000,00 uitgekeerd als voorschot onder algemene titel en op het smartengeld. Er was tot nu toe geen aanleiding om aan te nemen dat [eiser] meer materiële en/of immateriële schade heeft geleden. ASR heeft voor de buitengerechtelijke kosten € 3.500,00 voldaan en zij stelt dat het nu nog openstaande factuurbedrag van € 9.520,48 buitenproportioneel is en de zogenoemde dubbele redelijkheidstoets niet kan doorstaan. ASR wijst er daarbij op dat de zaak niet complex is of was en dat er in verhouding teveel uren in rekening worden gebracht tegen een te hoog tarief. De vordering moet volgens ASR worden afgewezen.
2.4.
Namens [eiser] is benadrukt dat het niet nodig is dat eerst komt vast te staan dat [eiser] nog meer schade heeft geleden. Ook als uiteindelijk blijkt dat geen of maar een laag bedrag aan schade hoeft te worden vergoed, betekent dat nog niet dat de buitengerechtelijke kosten onredelijk waren of dat het onredelijk is dat deze zijn gemaakt. De uitkomst van de afwikkeling van zijn schade hoeft niet afgewacht te worden om de buitengerechtelijke kosten te kunnen beoordelen en het is onredelijk en onaanvaardbaar dat deze kosten – zoals hij stelt – onbetaald blijven en worden ‘voorgefinancierd’ door zijn belangenbehartiger.
2.5.
De kantonrechter is van oordeel dat in deze zaak op basis van de nu beschikbare informatie over de schade van [eiser] en de behandeling daarvan, niet kan worden gezegd dat de onbetaald gebleven advocaatkosten redelijke kosten zijn die in redelijkheid zijn gemaakt. Het mag zo zijn dat het feit dat de schade nog niet duidelijk is, op zich geen reden is om die kosten niet te hoeven vergoeden en ook is juist dat als uiteindelijk een laag (of zelfs geen) bedrag aan schade hoeft te worden vergoed, dat niet betekent dat kosten van rechtsbijstand niet redelijk waren of niet in redelijkheid zijn gemaakt. In de zaken waar [eiser] in dat verband naar verwijst en waarin dat is beslist, was er overigens voldoende grond om te oordelen dat het ging om redelijke kosten en dat het ook redelijk was dat die kosten waren gemaakt. Dat is in deze zaak niet zo. Het is vooralsnog een (in juridisch opzicht) overzichtelijke zaak waarbij de aansprakelijkheid direct is erkend. Schadeposten die naar voren kwamen zijn direct vergoed en nadat [bedrijfsnaam] is ingeschakeld is er medische informatie opgevraagd en uitgewisseld met de medisch adviseur. [eiser] heeft nog klachten maar tot nu toe is nog niet duidelijk geworden dat die verband houden met het ongeval en ook de eigen medisch adviseur ziet daarvoor kennelijk nog geen aanknopingspunten. Bij deze stand van zaken kan niet al geoordeeld worden dat de kosten van rechtsbijstand van [eiser] van in totaal ruim € 13.000,00 (waarvan nog ruim € 9.500,00 openstaat) redelijk zijn en in redelijkheid zijn gemaakt. Daarbij speelt ook een rol dat het gelet op de specificatie gaat om betrekkelijk eenvoudige werkzaamheden waar in verhouding veel tijd aan is besteed tegen een hoog tarief, ook als het ging om bijvoorbeeld het versturen van een standaardbrief voor het opvragen van de medische informatie bij behandelaars en het doorsturen van informatie.
2.6.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de vordering van [eiser] moet worden afgewezen. Omdat [eiser] geen gelijk heeft gekregen, moet hij de proceskosten van ASR betalen. Deze kosten worden begroot op € 720,00 (2 punten x tarief € 360,00) voor het salaris van haar gemachtigde. In de proceskostenveroordeling ligt een veroordeling tot vergoeding van de nakosten volgens de gebruikelijke forfaitaire tarieven besloten. ECLI:NL:RBMNE:2019:2064