RBROT 200519 BGK vergoed € 17.103,29 bij hoofdsom van € 18.000,00, vordering tot nabetaling van € 15.993,97 afgewezen
- Meer over dit onderwerp:
RBROT 200519 BGK vergoed € 17.103,29 bij hoofdsom van € 18.000,00, vordering tot nabetaling van € 15.993,97 afgewezen;
- kosten verzocht 18 x € 250,00 + 6% + 21% = € 5.771,70, toegewezen 9 x € 200,00 + 6% + 21% = € 2.308,68
De feiten
2.1. Op 16 april 2015 is [verzoekster] betrokken geweest bij een kop/staartbotsing, waarbij de bestuurder van een bij Nationale Nederlanden verzekerd motorvoertuig achterop de auto waarin [verzoekster] als passagier zat, is gebotst. Nationale Nederlanden heeft aansprakelijkheid voor de gevolgen van het ongeval erkend.
2.2. Partijen zijn in onderhandeling getreden over de hoogte van de schade-uitkering. In de tussentijd heeft Nationale Nederlanden over de periode augustus 2015 tot en met februari 2018 aan voorschotten op de schade in totaal een bedrag van € 18.103,29 (waarvan € 12.103,29 aan vergoeding voor buitengerechtelijke kosten) aan [verzoekster] betaald .
2.3. Nadien zijn partijen verder met elkaar in onderhandeling getreden, waarbij onder meer (de hoogte van de) vergoeding voor buitengerechtelijke kosten onderwerp van discussie was.
2.4. In oktober 2018 heeft Nationale Nederlanden een slotbetaling van € 12.000,- voorgesteld. De advocaat van [verzoekster] heeft positief gereageerd op dit voorstel , mits daarnaast ook alle door de advocaat van [verzoekster] bij Nationale Nederlanden in rekening gebrachte buitengerechtelijke kosten worden vergoed. Partijen zijn het niet eens geworden over de door de advocaat van [verzoekster] bij Nationale Nederlanden in rekening gebrachte buitengerechtelijke kosten, als gevolg waarvan er uiteindelijk geen vaststellingsovereenkomst is gesloten. Niettemin heeft Nationale Nederlanden op 4 januari 2019 aan [verzoekster] een slotbetaling van € 12.000,- en aan diens advocaat een betaling van € 5.000,- aan buitengerechtelijke kosten verricht.
Het geschil
3.1. [verzoekster] verzoekt de rechtbank:
Nationale Nederlanden te veroordelen om binnen twee weken na de datum van de beschikking een bedrag van € 15.993,97 (althans een bedrag dat de rechtbank redelijk en billijk acht), inclusief wettelijke rente, aan buitengerechtelijke kosten aan [verzoekster] te betalen,
de kosten van dit geschil te begroten op een bedrag van € 6.045,70 en Nationale Nederlanden te veroordelen om dit bedrag binnen twee weken na de datum van de beschikking aan [verzoekster] te betalen.
3.2. Nationale Nederlanden voert verweer.
3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang , nader ingegaan.
De beoordeling
4.1. [verzoekster] heeft zich tot de rechtbank gewend met een verzoek als bedoeld in artikel 1019w Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). In dit artikel is de mogelijkheid van een deelgeschilprocedure opgenomen. Deze procedure biedt zowel de persoon die schade lijdt door dood of letsel, als degene die daarvoor aansprakelijk wordt gehouden, de mogelijkheid in de buitengerechtelijke onderhandelingsfase de rechter te adiëren. Doel van de deelgeschilprocedure is de vereenvoudiging en versnelling van de buitengerechtelijke afhandeling van letsel- en overlijdensschade .
4.2. In deze zaak zijn partijen verdeeld over de vraag welk bedrag aan buitengerechtelijke kosten door Nationale Nederlanden dient te worden vergoed . Een oordeel over dit geschilpunt kan bijdragen aan het vlot trekken van de onderhandelingen die uiteindelijk zouden kunnen leiden tot een vaststellingsovereenkomst. De zaak is dan ook geschikt voor behandeling als deelgeschil. Gelet op het beoogde ruime toepassingsbereik van de deelgeschilprocedure voor Ietsel- en overlijdensschade en bet doe! van de wetgever om daarmee op eenvoudige wijze een rechterlijke uitspraak te krijgen om de onderhandelingen mogelijk definitief af te ronden zonder dat een bodemprocedure nodig is, doet de omstandigheid dat partijen reeds overeenstemming hebben bereikt over alle overige aspecten van de door gestelde schade daaraan niet af.
4.3. [verzoekster] maakt aanspraak op een bedrag van€ 15.993,97 aan buitengerechtelijke kosten, hetgeen uitgaande van het gehanteerde uurtarief van € 250,- per uur (exclusief btw) neerkomt op een aantal van ruim 50 aan deze zaak bestede uren. Nationale Nederlanden voert aan dat de door [verzoekster] gevorderde buitengerechtelijke kosten de dubbele redelijkheidstoets niet kunnen doorstaan. Volgens Nationale Nederlanden staat het bedrag aan buitengerechtelijke kosten waar [verzoekster] aanspraak op maakt niet in verhouding tot de complexiteit en de aard en omvang van de schade, mede gelet op het ter zake de buitengerechtelijke kosten reeds uitgekeerde schadebedrag van ruim € 17.000,-.
4.4. Uit de urenspecificaties blijkt dat veel uren zijn gedeclareerd voor het schrijven van (rapellen van) brieven, waarin niet zelden alleen medische informatie wordt opgevraagd of doorgestuurd en/of waarin alleen een feitelijke gang van zaken wordt geschetst zonder dat daar (juridisch) invulling aan wordt gegeven of waarin anderszins juridisch complexe onderwerpen aan de orde worden gesteld. Niet onderbouwd is waarom al deze werkzaamheden steeds noodzakelijk zijn geweest en waarom daar steeds het voile uurtarief voor in rekening is gebracht. Daarnaast valt in het bijzonder ook op dat er door de advocaat van [verzoekster] enerzijds 27,7 uren zijn besteed aan schriftelijke correspondentie en telefonisch contact tussen advocaat en client en anderzijds 8 uren zijn besteed aan correspondentie met de medisch adviseur van [verzoekster]. Ook ten aanzien van deze uren is niet onderbouwd waarom een dergelijk groot aantal contactmomenten tussen advocaat en client en tussen advocaat en medisch adviseur onder de gegeven omstandigheden noodzakelijk is geweest. Mede gelet op het feit dat in het overgrote deel van de correspondentie geen complexe juridische kwesties aan de orde zijn gesteld, is evenmin onderbouwd waarom alle werkzaamheden tegen een specialistentarief van € 250,- per uur (exclusief btw) in rekening zijn gebracht. Dit geldt te meer nu niet alle gedeclareerde werkzaamheden door mr. Elmers, maar door mr. Van Loo (die sinds december 2016 advocaat is, geen specialist is en geen lid is van de LSA) zijn verricht.
4.5. De kantonrechter is van oordeel dat de geringe complexiteit van de zaak- aansprakelijkheid is van meet af aan erkend door Nationale Nederlanden en er is geen sprake van een complex of omvangrijk medisch dossier – en de aard van de tot op heden door de advocaat verrichte werkzaamheden niet het hoge aantal gedeclareerde werkzaamheden rechtvaardigt. De buitengerechtelijke kosten waarvan [verzoekster] thans veroordeling tot betaling verzoekt, kunnen de dubbele redelijkheidstoets niet doorstaan, te meer nu Nationale Nederlanden naast de slotbetaling van € 12.000,- reeds een schadebedrag van € 17.103,29 aan buitengerechtelijke kosten heeft uitgekeerd. Het verzoek van [verzoekster] zal daarom worden afgewezen.
Kosten deelgeschil
4.6. Nationale Nederlanden heeft primair aangevoerd dat de kosten van dit deelgeschil in zijn geheel niet voor vergoeding in aanmerking komen , omdat het deelgeschil is ingesteld met het doe! betaling van facturen van de advocaat van [verzoekster] te verkrijgen en niet om een vaststellingsovereenkomst tot stand of dichterbij te brengen. [verzoekster] heeft immers ingestemd met een slotbetaling van€ 12.000,- en dit bedrag is door Nationale Nederlanden ook aan haar uitgekeerd. De schade van [verzoekster] is daarmee in principe afgewikkeld. Het is verder evident dat de gevorderde buitengerechtelijke kosten niet voor vergoeding in aanmerking komen. Op grond van dit alles zijn de kosten van dit deelgeschil niet in redelijkheid gemaakt en client de rechtbank af te zien van een kostenbegroting/ veroordeling, aldus Nationale Nederlanden.
Subsidiair heeft Nationale Nederlanden aangevoerd dat de kosten van bet geschil de dubbele redelijkheidstoets niet doorstaan.
4.7. De rechtbank client op grond van artikel 1019aa lid 1 Rv de kosten van de procedure te begroten en daarbij de redelijke kosten als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 BW in aanmerking te nemen, ook indien een verzoek niet wordt toegewezen. Bij de begroting van de kosten client de rechtbank de dubbele redelijkheidstoets te hanteren; zowel het inroepen van de rechtsbijstand als de daarvoor gemaakte kosten moeten redelijk zijn. Dit betekent dat indien een deelgeschilprocedure volstrekt onnodig of onterecht is ingesteld, de kosten daarvan niet voor vergoeding in aanmerking komen.
4.8. Van bet volstrekt onnodig of onterecht instellen van een deelgeschilprocedure is het onderhavige geval geen sprake. [verzoekster] beeft met bet inschakelen van een advocaat en bet voeren van onderhavige procedure kosten gemaakt die hebben bijgedragen aan het vaststellen van zijn rechtspositie. In die zin heeft zij in redelijkheid kosten van rechtsbijstand gemaakt en acht de rechtbank het redelijk dat die kosten voor vergoeding in aanmerking komen.
4.9. [verzoekster] begroot de kosten van het deelgeschil in totaal op € 6.045,70:
honorarium € 4.500,00
kantoorkosten 6% € 270,00
21% btw € 1.001,70
griffierechten € 274.00 +
Totaal € 6.045,70.
Het honorarium bestaat uit 12 uur voor het opstellen en voorbereiden van het verzoekschrift, 2 uur aan reistijd en 4 uur aan zittingstijd en de voorbereiding daarvan , een en ander tegen een door de advocaat van [verzoekster] gehanteerd uurtarief van € 250,-.
4.10. Nationale Nederlanden voert als verweer bet volgende aan:
– het aantal van 12 uur voor het opstellen van een verzoekschrift is te hoog,
– er is teveel reistijd gerekend tegen een te hoog uurtarief,
– er is teveel tijd gerekend voor het voorbereiden van de zitting,
– het uurtarief van€ 250,- is te hoog.
4.11. Voor de begroting van de kosten in het kader van artikel 1019aa Rv komen in beginsel uitsluitend de kosten in aanmerking die direct verband houden met de gevoerde deelgeschilprocedure. Dat wit zeggen dat de werkzaamheden vanaf bet opmaken van het verzoekschrift tot en met de behandeling ter zitting meegenomen warden. De door de advocaat van [verzoekster] gedeclareerde werkzaamheden voldoen aan dit criterium.
4.12. De advocaat van [verzoekster] heeft een 31 pagina‘s tellend verzoekschrift ingediend. Het verzoekschrift bestaat hoofdzakelijk uit een bespreking van de feitelijke gang van zaken, waarin zonder nadere toelichting feitelijke werkzaamheden en handelingen (zoals bijvoorbeeld het voeren van telefoongesprekken, het plaatsvinden van gesprekken ten kantore, het opvragen en ontvangen van medische informatie , het versturen van declaraties , het versturen van rappels) achter elkaar warden opgesomd, met veel regels wit en een brede kantlijnmarge. In het verzoekschrift vindt geen bespreking plaats van juridisch lastige kwesties. De jurisprudentie die wordt vermeld beslaat weliswaar vijf pagina‘s, maar omvat slechts een opsomming van (citaten van) rechterlijke uitspraken aangaande vergoeding van kosten in deelgeschillen.
Gelet op het voorgaande en gelet op de zeer beperkte complexiteit van deze zaak, komt de rechtbank het aantal aan het verzoekschrift bestede uren van 12 bovenmatig voor en wordt voor de begroting van de kosten ter zake een urenaantal van 5 op zijn plaats geacht.
4.13. Gelet op de zeer beperkte complexiteit in deze zaak, acht de rechtbank 2 uur aan zittings- en voorbereidingstijd op zijn plaats. De door de advocaat van [verzoekster] begrote reistijd van 2 uur wordt, uitgaande van reizen met het openbaar vervoer (van Brielle naar Rotterdam, heen en terug), niet onredelijk geacht.
4.14. Nu de advocaat van [verzoekster] niet als specialist kan worden aangemerkt (zie r.o. 4.4.), is het hanteren van een specialistentarief van € 250,- per uur (exclusief kantoorkosten en btw) niet gerechtvaardigd en acht de rechtbank een uurtarief van € 200,-, te vermeerderen met 6% kantoorkosten en 21% btw, op zijn plaats.
4.15 . Het voorgaande betekent dat de kosten van dit deelgeschil warden begroot op € 2.205,00 (9 uur x € 200,- + 6% kantoorkosten + 21% btw + € 297,- griffierecht) en dat Nationale Nederlanden zal worden veroordeeld om dit bedrag aan [verzoekster] te betalen. PIV-site