RBROT 240719 na finale kwijting door slachtoffer is gemachtigde niet-ontvankelijk in deelgeschil over BGK
- Meer over dit onderwerp:
RBROT 240719 na finale kwijting door slachtoffer is gemachtigde niet-ontvankelijk in deelgeschil over BGK
De feiten
Er wordt uitgegaan van de volgende feiten:
2.1 [verzoeker] is op 9 november 2017 betrokken geraakt bij een verkeersongeval, veroorzaakt door een verzekerde van NN. NN heeft aansprakelijkheid voor de schade van [verzoeker] erkend.
2.2 De gemachtigde van [verzoeker] schrijft in een e-mail aan NN van 5 maart 2019, voor zover nu van belang:
In uw e-mail van 27 februari jl. stelt u voor, zonder enige vorm van onderbouwing, de BGK vast te stellen op € 3.000,00. Graag verneem ik wat uw motivatie hiervoor is.
Dezerzijds is bij e-mail d.d. 15 februari jl. u een zeer redelijk voorstel gedaan door de BGK te modereren van€ 5.500,00 naar € 5.000,00. U zult zich er ongetwijfeld van bewust zijn dat de buitengerechtelijke kosten met iedere correspondentie die plaatsvindt, slechts oplopen.
Dit debat wordt uwerzijds voortgezet. Desalniettemin bestaat de bereidheid de BGK alsnog vast te stellen op een slotbetaling ad€ 5.000,00.
Macht u dit voorstel niet accepteren, dan verneem ik graag een deugdelijke onderbouwing.
Ik constateer dat, indien de discussie wordt voortgezet, partijen uiteindelijk in een impasse zullen geraken, terwijl de eindstreep in zicht is. In dat geval zal client zich noodzakelijker wijs moeten wenden tot de rechter om die impasse te doorbreken.
Gelet op de procesrisico’s in geval van een eventuele procedure kan ik client niet adviseren om nu reeds een vaststellingsovereenkomst te ondertekenen, terwijl nog een geschil bestaat over een bepaald onderwerp.
2.3 De gemachtigde van [verzoeker] schrijft in een e-mail aan NN van 13 maart 2019, voor zover nu van belang:
Naar aanleiding van ans telefoongesprek van zojuist bevestig ik dat client ter zake van zijn (im)materiele schade uw verzekeraar finale kwijting verleent, zodra de overeengekomen slotbetaling ad€ 10.000,00 is bijgeschreven op zijn bankrekening. (… ) Ter zake van de BGK zegde u mij toe op korte termijn een uitgebreide reactie te zullen geven op de verrichtingen zoals genoemd in de facturen.
2.4 Het bedrag van€ 10.000,00 is op 3 april 2019 bijgeschreven op de bankrekening van [verzoeker].
2.5 NN schrijft in een e-mail aan de gemachtigde van [verzoeker] van 18 april 2019:
Gezien uw mail van 13 maart 2019 gaan wij er vanuit dat de schade volledig en definitief met uw client is geregeld. Wij maken daarom nog een bedrag van 3000 euro aan u over aan buitengerechtelijke kosten. Het totaal aan uw kosten komt dan op 4500 euro. Wij hebben u gewezen op ons BGK beleid. Verder is er door de Hoge Raad een dubbele redelijkheidscriterium opgesteld. Dit houdt in dat uw kosten redelijk moeten zijn en helemaal in een relatief eenvoudige zaak. Wij willen niet helemaal ingaan op uw declaraties maar in uw declaratie van 11 juni 2018 claimt u bijvoorbeeld al 2 x 450 voor het opstellen van schadestaten waar een dag tussen zit. Dan hebben wij het nog niet over de ongelofelijke vele correspondentie met uw client waarover de rechtbank zich kortgeleden heeft uitgesproken. Wij gaan er dus vanuit dat na onze betaling van 3000 euro aan u ook uw kosten volledig zijn geregeld.
Het geschil
3.1 [verzoeker] vraagt in dit deelgeschil veroordeling van NN tot betaling van€ 3.509,60 aan buitengerechtelijke incassokosten, met begroting van de kosten van dit deelgeschil op een bedrag van € 4.521,17.
3.2 NN voert verweer tegen het verzoek.
3.3 Voor zover voor de beoordeling van belang, wordt hierna ingegaan op de stellingen waarmee [verzoeker] en NN het verzoek en het verweer daartegen (verder) onderbouwen.
De beoordeling
4.1 Een deelgeschilprocedure biedt betrokkenen bij een geschil over letsel- en overlijdens schade in de buitengerechtelijke onderhandelingsfase een eenvoudige en snelle toegang tot de rechter, ter bevordering van de totstandkoming van een minnelijke regeling tussen partijen.
4.2 De gemachtigde van [verzoeker] schrijft in de e-mail aan NN van 13 maart 2019 (zie 2.3) dat [verzoeker] NN finale kwijting verleent voor zijn (im)materiele schade op het moment dat een bedrag van € 10.000,00 op zijn bankrekening is bijgeschreven. Dit is op 3 april 2019 gebeurd. Met die bijschrijving is op 3 april 2019 een einde gekomen aan het geschil tussen [verzoeker] en NN. De totstandkoming van een minnelijke regeling tussen partijen is dus niet meer aan de orde, die regeling is er immers al. De deelgeschilprocedure staat daarom niet meer open voor [verzoeker]. Het verzoek van [verzoeker] kan daarom niet in behandeling genomen worden , hij wordt met andere woorden ‘ niet-ontvankelijk’ verklaard in zijn verzoek. Voor begroting van de kosten van het deelgeschil bestaat gelet hierop geen aanleiding.
4.3 De kosten van de gemachtigde van [verzoeker] waar het in deze zaak om gaat betreffen uiteraard ook schade van [verzoeker] zelf. Uit het feit echter dat [verzoeker] NN na betaling van E 10.000,00 wat zijn (im)materiele schade betreft finale kwijting verleent , in combinatie met de opmerking verderop in de e-mail van 13 maart 2019 dat de gemachtigde van [verzoeker] een reactie op zijn kosten afwacht, kan de kantonrechter niet anders dan de conclusie trekken dat [verzoeker] zijn vordering op NN wat de schade als bedoeld in artikel 6:96 BW betreft, op een of andere manier verkocht heeft aan zijn gemachtigde, dan wel beschouwt als een kwestie tussen NN en die gemachtigde. Het feit dat [verzoeker] zelf niet op de mondelinge behandeling verscheen ondersteunt deze zienswijze. [verzoeker] heeft namelijk zelf inmiddels niets meer met deze kwes tie te maken.
4.4 De discussie over de kosten wordt gevoerd tussen de gemachtigde van [verzoeker] en NN. Een deelgeschilprocedt1re leent zich echter niet voor die discussie. Een deelgeschilprocedure is namelijk alleen voor de ‘ persoon die een ander aansprakelijk houdt voor schade die hij lijdt door dood of letsel’ (artikel 1019w lid 1 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering) en dat is de gemachtigde van [verzoeker] niet. stichtingpiv.nl, ECLI:NL:RBROT:2019:5970