RBGEL 291025 schade aan politievoertuig na negeren stopteken; voorwaardelijk opzet; geen dekking WAM
- Meer over dit onderwerp:
RBGEL 291025 schade aan politievoertuig na negeren stopteken; voorwaardelijk opzet; geen dekking WAM
2 De feiten
2.1.
Op 6 januari 2024 heeft [eiser] bij Achmea een WA-bromfietsverzekering (hierna: de verzekering) afgesloten ten behoeve van zijn bromfiets.
2.2.
Op de rechtsverhouding van partijen zijn de Verzekeringsvoorwaarden Bromfietsverzekering (hierna: de Verzekeringsvoorwaarden) van toepassing. Artikel 17 van de Verzekeringsvoorwaarden luidt als volgt:
“ Wanneer is schade door de bromfiets niet verzekerd?
(…)
Opzet.
● U heeft geen dekking als verzekerde in strijd met het recht met opzet iets doet of niet doet waardoor schade ontstaat.
● De in feite toegebrachte schade is hierbij een te verwachten of normaal gevolg van wat verzekerde doet of niet doet.
(…)
In welke gevallen geldt de opzetuitsluiting?
● De uitsluiting geldt als verzekerde zich maatschappelijk ongewenst of crimineel gedraagt.
- Dat is in ieder geval zo bij gedragingen die een gevaar voor personen of zaken kunnen opleveren, zoals:
- Brandstichting, vernieling en beschadiging.
- Afpersing, bedrog, oplichting, bedreiging, beroving, verduistering, diefstal en inbraak. Ook als u dat met een computer of ander (technisch) hulpmiddel doet.
- Geweldpleging, mishandeling, doodslag en moord.
Er is sprake van opzet, als verzekerde iets doet of niet doet waarbij verzekerde:
(…)
● Niet de bedoeling heeft schade te veroorzaken, maar verzekerde de aanmerkelijke kans dat er schade ontstaat voor lief neemt.
- En toch handelt verzekerde (niet) zo (voorwaardelijk opzet).
● Opzet wordt objectief uit de feiten, omstandigheden en/of gedragingen van verzekerde afgeleid.
(…)”
2.3.
Op 9 mei 2024 heeft een incident plaatsgevonden, waarbij [eiser] een stopteken van de politie heeft genegeerd en op de vlucht is geslagen. In reactie daarop heeft de politie de achtervolging ingezet.
2.4.
In het Mutatierapport d.d. 17 mei 2024 heeft de betreffende verbalisant het volgende vermeld over het incident:
“(…)
Op donderdag 9 mei 2024, omstreeks 21.30 uur, achtervolging gehad van scooter voorzien van kenteken (…). Bestuurder bleek later [eiser] te zijn. Achtervolging begon na een wheelie op de Hoeksekade. Rapporteur [naam 1] reed in een herkenbaar politiedienstmotorvoertuig samen met BOA’s van Staatsbosbeheer (…)
Hierna de volgende route: Anthony Lionweg, Anthony Lionweg t.h.v. 22 rechtsaf via zandpad het stekelzwampad op, hierna richting het Ridderzwampad. Bij kruising Stekelzwampad x Ridderzwampad kwam scooter en bestuurder ten val na aantikken dienstvoertuig. Hierdoor kleine schade ontstaan aan voorzijde dienstvoertuig.
[eiser] aangehouden ter zake negeren stopteken. (…)”
2.5.
De politie heeft de bromfiets van [eiser] in beslag genomen. In de Kennisgeving van inbeslagneming/eerste beslissing heeft de betreffende verbalisant het volgende vermeld:
“(…)
Tijdens de achtervolging werden snelheden richting de 90 kilometer per uur gehaald. Echter kon dit niet goed gemeten worden in verband met wisselende snelheden.
(…)
Na technisch onderzoek door specialisten van team verkeer bleek de scooter ook nog de volgende gebreken te hebben:
(…)
- er werd geen snelheidsbegrenzer aangetroffen maar gezien de uiterlijke kenmerken is het aanemelijk dat er een motor met meer vermogen was gemonteerd dan toegestaan (70 cc in plaats van 50 cc),
- de rollenbank was niet gekeurd en hierom is een rijproef uitgevoerd waarbij met een lasersnelheidsmeter na correctie 68 kilometer per uur werd gemeten terwijl maximaal 45 is toegestaan. De verbalisant welke de rijproef uitvoerde voelde dat de scooter nog meer vermogen had maar vond scooter in zodanige onveilige staat dat sneller gaan onverantwoord was.
(…)”
2.6.
Op 2 oktober 2024 heeft Achmea van Accident Management Services (hierna: AMS) een aansprakelijkheidstelling ontvangen voor de schade aan het dienstvoertuig. De schade aan het voertuig is vastgesteld op € 1.519,32.
2.7.
Op 8 oktober 2024 heeft Achmea een bedrag van € 1.809,46, bestaande uit de voertuigschade, bedrijfsschade, administratiekosten, expertisekosten en wettelijke rente, aan AMS uitgekeerd.
2.8.
Bij brief van 12 november 2024 heeft Achmea [eiser] verzocht het bedrag van € 1.809,46 aan haar te betalen.
2.9.
Op 25 november 2024 heeft [eiser] het bedrag van € 1.809,46 aan Achmea betaald.
3 Het geschil
3.1.
[eiser] vordert dat de kantonrechter bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. voor recht zal verklaren dat de schade van 9 mei 2024 aan het politievoertuig onder de dekking van de WA-Bromfietsverzekering met polisnummer [nummer] valt en dat hij het betaalde bedrag van € 1.809,46 onverschuldigd aan Achmea heeft betaald,
2. Achmea zal veroordelen tot betaling aan [eiser] van een bedrag van € 1.809,46, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 25 november 2024 tot de dag van de volledige betaling, althans een door de kantonrechter te bepalen bedrag,
3. Achmea zal veroordelen tot betaling aan [eiser] van een bedrag van € 271,42 aan buitengerechtelijke incassokosten, althans een door de kantonrechter te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de dag van het vonnis tot de dag van de volledige betaling,
alsmede Achmea zal veroordelen in de proceskosten.
3.2.
Achmea voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [eiser] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiser] in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
4 De beoordeling
4.1.
Kern van het geschil is de vraag of Achmea aan [eiser] dekking kon weigeren van de schade die door de aanrijding op 9 mei 2024 aan het dienstvoertuig van de politie is ontstaan.
4.2.
Achmea heeft dekking van de schade geweigerd met een beroep op de opzetuitsluiting in artikel 17 van de Verzekeringsvoorwaarden.
4.3.
[eiser] heeft zich op het standpunt gesteld dat Achmea zich niet met succes op artikel 17 van de Verzekeringsvoorwaarden heeft kunnen beroepen. Hij heeft daartoe in de eerste plaats aangevoerd dat een redelijke uitleg van artikel 17 van de Verzekeringsvoorwaarden met zich brengt dat schade die is ontstaan door verkeersgedrag dat niet expliciet in dit artikel is genoemd niet kan worden uitgesloten van dekking. In artikel 17 zijn namelijk, zo stelt [eiser] , expliciet gedragingen opgesomd die strafbaar zijn gesteld in de Wegenverkeerswet 1994 en het niet opvolgen van een stopteken van de politie is daarbij niet genoemd.
4.4.
Achmea heeft betwist dat alleen verkeersgedrag dat expliciet in artikel 17 van de Verzekeringsvoorwaarden is genoemd van dekking is uitgesloten.
4.5.
Partijen verschillen kennelijk van mening over de vraag hoe artikel 17 van de Verzekeringsvoorwaarden moet worden uitgelegd. In dit geval is door partijen over de Verzekeringsvoorwaarden vooraf niet gesproken en niet onderhandeld. Daarom is de uitleg van dit artikel met name afhankelijk van objectieve factoren zoals de bewoordingen waarin deze bepaling is gesteld, gelezen in het licht van de polisvoorwaarden als geheel (zie in dit verband Hoge Raad 16 mei 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC2793).
4.6.
Volgens de letterlijke tekst van artikel 17 van de Verzekeringsvoorwaarden is schade die door de bromfiets is ontstaan, niet verzekerd wanneer zich één van de in dit artikel genoemde gedragingen of situaties voordoet óf wanneer de verzekerde de schade met opzet heeft veroorzaakt (de zogenoemde opzetuitsluiting). In dit geval beroept Achmea zich op deze opzetuitsluiting. Voor een succesvol beroep op de opzetuitsluiting is volgens de bewoordingen van artikel 17 van de Verzekeringsvoorwaarden, anders dan [eiser] meent, niet vereist dat de gedraging of de situatie waardoor de schade is veroorzaakt ook nog eens expliciet in dit artikel is genoemd. Voor de in dit artikel genoemde gedragingen en situaties is opzet immers juist niet vereist. Door [eiser] zijn geen feiten en omstandigheden naar voren gebracht waaruit een van de tekst van de Verzekeringsvoorwaarden afwijkende betekenis blijkt. Aan de stellingen van [eiser] op dit punt wordt dan ook voorbijgegaan.
4.7.
Beoordeeld moet worden of Achmea zich in dit geval met succes kan beroepen op de opzetuitsluiting van artikel 17 van de Verzekeringsvoorwaarden. Volgens de tekst van de opzetuitsluiting bestaat geen recht op dekking wanneer de verzekerde (i) in strijd met het recht (ii) met opzet iets heeft gedaan of heeft nagelaten en (iii) de schade een te verwachten of normaal gevolg daarvan is. Daarnaast is in de opzetuitsluiting bepaald dat de uitsluiting geldt (iv) als verzekerde zich maatschappelijk ongewenst of crimineel gedraagt.
Deze onderdelen van de opzetuitsluiting zullen hierna afzonderlijk aan de orde komen.
(i) in strijd handelen met het recht
4.8.
[eiser] heeft in strijd met het recht gehandeld door een stopteken van de politie te negeren nadat hij een ‘wheelie’ met zijn bromfiets maakte. Het negeren van een stopteken van de politie is op grond van de Wegenverkeerswet 1994 verboden en is strafbaar gesteld in het Wetboek van Strafrecht.
(ii) de schade is een te verwachten of normaal gevolg van het handelen
4.9.
De schade aan het politievoertuig is een te verwachten of normaal gevolg van wat [eiser] heeft gedaan. Daarvoor is het volgende redengevend.
4.10.
In dit geval was sprake van een situatie waarin de politie in een herkenbaar politievoertuig een stopteken aan [eiser] gaf en hij dit stopteken negeerde en op de vlucht sloeg. De politie heeft vervolgens de achtervolging ingezet. Voldoende is vast komen te staan dat tijdens de achtervolging hoge snelheden zijn gehaald. In de Kennisgeving van inbeslagneming/eerste beslissing van de politie (zie hiervoor 2.5.) is vermeld dat tijdens de achtervolging snelheden van richting de 90 kilometer per uur zijn gehaald. Hierin is tevens vermeld dat bij de bromfiets geen snelheidsbegrenzer is aangetroffen en dat gezien de uiterlijke kenmerken van de bromfiets het aannemelijk is dat daarin een motor met meer vermogen was gemonteerd dan toegestaan. [eiser] heeft deze bevindingen niet gemotiveerd weersproken, zodat van de juistheid daarvan wordt uitgegaan. Uit het Mutatierapport van 17 mei 2024 (zie hiervoor 2.4.) waarvan [eiser] de juistheid ook niet heeft betwist, blijkt dat de achtervolging op meerdere wegen heeft plaatsgevonden, onder meer op een onverhard zandpad. Op de door [eiser] overgelegde satellietfoto van de route van de achtervolging (productie 13 van [eiser] ) is te zien dat het laatste deel van de achtervolging plaatsvond op een smal wegdek met zowel aan de linker- als rechterzijde water. Deze omstandigheden maken dat het – anders dan [eiser] stelt – niet voor de hand lag dat de politie [eiser] op andere wijze tot stoppen had kunnen dwingen, bijvoorbeeld door hem in te halen en voor hem te gaan rijden. Gelet op deze omstandigheden en het feit dat het [eiser] duidelijk had moeten zijn dat de politie niet wilde dat [eiser] zou kunnen wegvluchten, is de schade aan het voertuig een te verwachten gevolg van wat [eiser] heeft gedaan.
(iii) opzet
4.11.
Vervolgens is de vraag aan de orde of [eiser] met voorwaardelijk opzet heeft gehandeld.
4.12.
Het begrip ‘voorwaardelijk opzet’ is in artikel 17 van de Verzekeringsvoorwaarden nader omschreven. Volgens die omschrijving is sprake van voorwaardelijk opzet wanneer de verzekerde niet de bedoeling heeft om schade te veroorzaken, maar hij de aanmerkelijke kans dat er schade ontstaat voor lief neemt en toch handelt.
4.13.
In dit geval heeft [eiser] met voorwaardelijk opzet gehandeld. Daarvoor is het volgende redengevend.
4.14.
Er was sprake van een achtervolging waarbij de politie kennelijk niet wilde dat [eiser] zou kunnen wegvluchten. [eiser] had dan ook moeten weten dat – door niet zelf te stoppen – er een aanmerkelijke kans bestond dat het dienstvoertuig hem zou aantikken om hem tot stilstand te dwingen. Zoals hiervoor is overwogen, lag het niet voor de hand dat de politie [eiser] op andere wijze tot stilstand kon brengen aangezien het laatste deel van de achtervolging plaatsvond op een smalle weg die aan weerszijden door water was ingesloten. Door niet te stoppen heeft [eiser] de kans op een aanrijding met schade aan het dienstvoertuig tot gevolg bewust voor lief genomen. Daarmee is sprake van voorwaardelijk opzet.
(iv) [eiser] heeft zich maatschappelijk ongewenst of crimineel gedragen
4.15.
Partijen verschillen van mening over de vraag welke uitleg aan dit onderdeel van de opzetuitsluiting moet worden gegeven.
4.16.
Volgens [eiser] moet artikel 17 van de Verzekeringsvoorwaarden zo worden uitgelegd dat alleen strafbare feiten die in dezelfde categorie (onder meer qua strafmaat) vallen als de in dit artikel genoemde voorbeelden, kunnen worden aangemerkt als ‘maatschappelijk ongewenst of crimineel gedrag’.
4.17.
Achmea heeft de stellingen van [eiser] betwist. Zij heeft daartoe aangevoerd dat met het expliciet benoemen van een aantal gedragingen geen uitputtende opsomming wordt beoogd.
4.18.
Uit de letterlijke tekst van de opzetuitsluiting in artikel 17 van de Verzekeringsvoorwaarden blijkt dat de strafbare feiten die daarin zijn genoemd, voorbeelden zijn van strafbare feiten waarin in elk geval sprake is van crimineel of maatschappelijk ongewenst gedrag. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, valt niet in te zien dat uit de opsomming moet worden afgeleid dat alleen strafbare feiten van dezelfde categorie kunnen worden aangemerkt als crimineel of maatschappelijk ongewenst gedrag. In dat geval had het immers voor de hand gelegen dat in artikel 17 uitdrukkelijk was vermeld dat enkel misdrijven waarvoor een bevel tot voorlopige hechtenis kan worden gegeven en waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld, kunnen worden aangemerkt als crimineel of maatschappelijk ongewenst gedrag. Door [eiser] zijn ook voor het overige geen feiten en omstandigheden naar voren gebracht waaruit een van de tekst afwijkende betekenis blijkt. Aan de stellingen van [eiser] op dit punt wordt dan ook voorbijgegaan.
4.19.
Naar het oordeel van de kantonrechter kan het negeren van een stopteken van de politie en het vervolgens wegvluchten voor de politie worden aangemerkt als ‘crimineel of maatschappelijk ongewenst gedrag’ als bedoeld in artikel 17 van de Verzekeringsvoorwaarden.
4.20.
De tussenconclusie is dat aan de voorwaarden van de opzetuitsluiting van artikel 17 van de Verzekeringsvoorwaarden is voldaan.
4.21.
[eiser] heeft met een beroep op het Shaken baby-arrest (Hoge Raad 13 april 2018, ECLI:NL:HR:2018:601) gesteld dat in het licht van de maatschappelijke functie van de AVP (aansprakelijkheidsverzekering voor particulieren) het negeren van een stopteken niet onder de opzetuitsluiting valt. Dit beroep kan [eiser] niet baten. In dit geval is immers geen sprake van een aansprakelijkheidsverzekering voor particulieren maar van een WA-bromfietsverzekering. Gelet op de aard van deze verzekering gelden daarvoor niet dezelfde gezichtspunten als voor een aansprakelijkheidsverzekering voor particulieren.
4.22.
Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat Achmea zich met succes op de opzetuitsluiting van artikel 17 van de Verzekeringsvoorwaarden kan beroepen. Het gevolg daarvan is dat de schade aan het dienstvoertuig van de politie niet is gedekt door de verzekering. Achmea heeft [eiser] daarom terecht aangesproken voor het verhaal van de door haar aan AMS uitgekeerde schadevergoeding. Aan de betaling van het schadebedrag van € 1.809,46 aan Achmea ligt dus, anders dan [eiser] meent, wel een rechtsgrond ten grondslag. Van een onverschuldigde betaling is dan ook geen sprake. De vordering zal daarom worden afgewezen.
Rechtbank Gelderland 29 oktober 2025, ECLI:NL:RBGEL:2025:9348