Overslaan en naar de inhoud gaan

CRvB 050106 Penitentiair inrichtingswerker krijgt amfetamine in koffie, overheid niet aansprakelijk:

Penitentiair inrichtingswerker krijgt amfetamine in koffie, overheid niet aansprakelijk: Appellant was sedert 1986 penitentiair inrichtingswerker (piw'er) bij de Half Open Penitentiaire Inrichting [standplaats]. Op 5 januari 1998 heeft een gedetineerde op deze afdeling amfetamine door de koffie gemengd. Appellant heeft tijdens overleg met collega's op de teamkamer van die koffie gedronken. Hij is daarvan ernstig ziek geworden en moest naar het ziekenhuis worden overgebracht. Na dit incident kreeg appellant psychische klachten en is bij hem een posttraumatische stress-stoornis (PTSS) vastgesteld. Zijn werkzaamheden als piw'er heeft hij niet kunnen hervatten.
De Raad stelt voorop dat de zorgplicht van gedaagde niet op voorhand strekt tot het uitbannen van ieder denkbaar risico, maar tot het treffen van alle maatregelen die in de gegeven situatie redelijkerwijs van gedaagde kunnen worden gevergd om de veiligheid van het personeel te waarborgen. Daarbij dient de keuze van gedaagde voor het halfopen inrichtingsregime als uitgangspunt te worden aanvaard. Dit regime staat onder meer ten dienste van het strafdoel resocialisatie en is door appellant op zichzelf niet ter discussie gesteld.
Blijkens de stukken en het verhandelde ter zitting wordt het halfopen regime hierdoor gekenmerkt, dat de gedetineerden zich vrij mogen bewegen binnen de voor hun groep bestemde gemeenschappelijke ruimte, dat zij arbeid verrichten - gedetineerden worden onder meer ingezet in de keuken bij de voedselbereiding - dat zij deelnemen aan allerlei activiteiten en dat de piw'ers zich tussen de gedetineerden begeven teneinde hen te observeren en bij te sturen. Er wordt tot op zekere hoogte een huiselijke situatie gecreëerd, waarin de gedetineerden hun sociale vaardigheden kunnen ontwikkelen en in de praktijk brengen. Het ligt in de aard van de zaak dat het met dit doel aan de gedetineerden te schenken vertrouwen van tijd tot tijd zal worden beschaamd. Niet ten onrechte heeft gedaagde erop gewezen dat dit op vele uiteenlopende manieren kan gebeuren en dat doeltreffende voorzorgsmaatregelen tegen alle denkbare acties van gedetineerden de toepassing van het halfopen regime volstrekt onmogelijk zouden maken. Dit betekent dat van geval tot geval een afweging moet worden gemaakt tussen het belang van de veiligheid en het belang van de aan gedetineerden te geven vrijheid en verantwoordelijkheid. Tegen deze achtergrond kan naar het oordeel van de Raad niet worden staande gehouden dat gedaagde nalatig is gebleven bij het treffen van maatregelen die het incident, zoals dit zich heeft voorgedaan, hadden kunnen voorkomen.
3.3.4. De rechtbank is derhalve terecht tot de conclusie gekomen dat gedaagde de zorgplicht niet heeft geschonden.
Centrale Raad van Beroep 05-01-2006
LJNAU9654