Overslaan en naar de inhoud gaan

GHARL 251024  straf; doodslag en wegnemen geldbedragen; overwegingen t.z.v. vorderingsrecht kinderen SO

GHARL 251024  straf; doodslag en wegnemen geldbedragen; overwegingen t.z.v. vorderingsrecht kinderen SO

Algemene overweging over de vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde 2] en wijlen [benadeelde 1]

De rechtbank heeft in het vonnis overwogen dat de gevorderde materiële schade bestaande uit vergoeding van de weggenomen geldbedragen (gerechtshof: feit 3 van de bewezenverklaring) door de drie kinderen van het slachtoffer als schadepost is opgevoerd.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de schadevergoeding aan de kinderen als erfgenamen gezamenlijk toekomt en heeft vervolgens bepaald dat het bedrag aan weggenomen gelden gelijkelijk wordt verdeeld onder hen.

Het gerechtshof komt met betrekking tot dit laatste tot een ander oordeel en sluit zich aan bij hetgeen mr. Spoelstra als advocaat van de benadeelde partijen [benadeelde 2] hierover heeft aangevoerd bij brief van 8 juli 2024, gericht aan het gerechtshof:

Vordering weggenomen geld

Namens de drie kinderen in hun hoedanigheid als gezamenlijke erfgenamen van [slachtoffer] is in eerste aanleg gevoegd voor het door verdachte gestolen geld a € 5.518,95.

De rechtbank heeft dat weliswaar toegewezen, maar heeft de vorderingen verdeeld en een 1/3e deel aan ieder toegewezen.

De toewijzing van het totaal is juist, de verdeling in drie gelijke delen niet. Daarmee heeft de rechtbank in feite een voorschot op de verdeling genomen. Dat gaat een stap te ver.

De nalatenschap van [slachtoffer] bevindt zich nog in de vereffeningsfase. De vordering van de gezamenlijke erven op verdachte moet nog worden geïnd. In de vereffeningsfase moeten ook eventuele schuldeisers nog worden betaald uit de boedel.

Pas wanneer de vereffening is voltooid – en enkel indien een overschot resteert – komen de erfgenamen toe aan verdeling van dat overschot. Een beslissing zoals de rechtbank die heeft genomen (met een voorschot op de verdeling) kan voor allerlei praktische problemen zorgen.

Daarom wordt verzocht om de vordering voor het weggenomen geld a € 5.518,95 toe te wijzen aan de gezamenlijke erfgenamen van [slachtoffer] . Ook hier geldt dat de gezamenlijke erfgenamen zich in de incasso-/executiefase dan kunnen en moeten wenden tot het CJIB voor de uitbetaling van de geïnde schadevergoeding dan wel de uitbetaling op grond van de voorschotregeling op een boedelrekening.

Het gerechtshof zal op grond van het bovenstaande aan ieder van de kinderen (als erfgenamen en ten behoeve van de nalatenschap) het gehele bedrag aan weggenomen gelden toewijzen, met dien verstande dat indien en voor zover de verdachte aan een van de afzonderlijke betalingsverplichtingen ter zake van dit deel van de materiële schade (in totaal € 5.518,95) heeft voldaan, de andere twee vervallen. ECLI:NL:GHARL:2024:6561