Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Den Haag 020513 door rood licht en rennend weg oversteken waar in volle vaart auto’s rijden; zodanig roekeloos dat 50%-regel buiten toepassing blijft

Rb Den Haag 020513 vordering op WAM-verz. en bestuurder verjaard; beperkt onderzoek had ondanks psychische toestand eerder moeten plaatsvinden;
- door rood licht en rennend weg oversteken waar in volle vaart auto’s rijden; zodanig roekeloos dat 50%-regel buiten toepassing blijft;
- gevorderd obv 22,80 x  255,- totaal € 7.457,04; uren en tarief exorbitant hoog; toegewezen obv 10 x € 210,- totaal € 2.768,46

4. De beoordeling 

4.1. Als meest verstrekkende verweer voeren Delta Lloyd en [Verweerder 2] aan dat de door [Verzoekster] gestelde vordering isverjaard.

4.2. Delta Lloyd beroept zich op de verjaringstermijn van driejaar te rekenen vanaf de dag van de aanrijding ingevolge artikel 10 WAM. Onder verwijzing naar artikel 3:310 BW beroept [Verweerder 2] zich op een termijn voor verjaring van vijfjaar na aanvang van de dag, volgende op die waarop de benadeelde zowel met de schade als met de daarvoor aansprakelijke persoon bekend is geworden. Zij stellen daartoe dat de aanrijding op 12 maart 2007 heeft plaatsgevonden en dat [Verzoekster] hen, althans [Verweerder 2], voor het eerst door middel van de onder 2.5. aangehaalde brief van 14 mei 2012 aansprakelijk heeft gesteld.

4.3. [Verzoekster] stelt dat zij pas op 30 mei 2007 dan wel 23 mei 2007 op de hoogte kan zijn geweest met de schade en de daarvoor aansprakelijke persoon. Het door de politie Haaglanden opgemaakte proces-verbaal en de ongevallenanalyse zijn pas op 23 mei 2007 vrijgegeven en op 30 mei 2007 ingekomen bij het arrondissementsparket van de rechtbank Den Haag. Een afschrift van het proces-verbaal heeft zij nooit ontvangen, aldus [Verzoekster].

4.4. De rechtbank overweegt ten aanzien van het beroep op verjaring als volgt. Aan de brief van 14 mei 2012 kan slechts stuitende werking toekomen indien de gestelde vordering op dat moment nog niet verjaard was. Nu de driejarige verjaringtermijn op grond van artikel 10 lid 1 WAM aanvangt op de dag van de aanrijding, mitsdien op 12 maart 2007 en vóór 12 maart 2010 geen stuitingshandeling is verricht, is de vordering jegens Delta Lloyd verjaard.

4.5. Met betrekking tot de vordering tegen [Verweerder 2] heeft te gelden dat aan de brief van 14 mei 2012 jegens [Verweerder 2] uitsluitend stuitende werking toekomt, wanneer [Verzoekster] niet eerder dan op 14 mei 2007, mitsdien (ruim) 2 maanden na het ongeval bekend mocht worden verondersteld met de schade en de aansprakelijke persoon.

4.6. De rechtbank is van oordeel dat [Verzoekster] aanzienlijk eerder bekend had kunnen en ook moeten zijn met de schade en de voor de aanrijding aansprakelijke perso(o)n(en). Daarbij is van belang dat de Hoge Raad in zijn arrest van 3 december 2010 (LJN: BN6241) heeft geoordeeld dat degene die de identiteit van de aansprakelijke persoon met een beperkt onderzoek eenvoudig had kunnen achterhalen, maar heeft nagelaten een dergelijk onderzoek in te stellen, zich ter afwering van een beroep op verjaring niet kan beroepen op subjectieve onbekendheid met de aansprakelijke partij. Nu de politie na de aanrijding de kentekens van de bij de aanrijding betrokken auto’s en de namen van de bestuurders heeft genoteerd, had [Verzoekster] deze gegevens op eenvoudige wijze via de politie kunnen en ook moeten achterhalen.

4.7. [Verzoekster] heeft in dit verband nog betoogd dat zij als gevolg van haar psychische toestand, zwangerschap en onvoldoende beheersing van de Nederlandse taal niet eerder dan 14 mei 2007 in staat was om de namen van de aan te spreken perso(o)n(en) te achterhalen. Uiteraard zal, wanneer sprake is geweest van een dodelijke aanrijding, aan de nabestaanden enige tijd moeten worden gegund om de begrafenis te organiseren en hun ergste verdriet te verwerken, maar ook wanneer met de door [Verzoekster] aangevoerde omstandigheden rekening wordt gehouden, had zij ruimschoots binnen de eerder genoemde 2 maanden de namen van de aan te spreken partijen kunnen en ook moeten opvragen, zodat de verjaring reeds vóór 14 mei 2007 is aangevangen en de vordering van [Verzoekster] jegens [Verweerder 2] eveneens verjaard is.

4.9. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de door [Verzoekster] verzochte verklaringen voor recht niet toewijsbaar zijn.

4.10. Maar ook wanneer de vorderingen niet op grond van verjaring zouden zijn afgewezen, is de rechtbank van oordeel dat van aansprake1ijkheid van verweerders geen sprake kan zijn. Uit het proces-verbaal van de politie alsmede de getuigenverklaringen komt duidelijk naar voren dat [Echtgenoot van Eiseres] een rood voetgangerslicht heeft genegeerd en rennend de rijbaan is overgestoken waar op dat moment in volle vaart auto’s reden. De rechtbank acht deze manoeuvre van [Echtgenoot van Eiseres] zodanig roekeloos dat [Verweerder 2] daar in redelijkheid geen rekening mee hoefde te houden. De 50 procentregel dient in het onderhavige geval dan ook buiten toepassing te blijven. [Verweerder 2] en Delta Lloyd kunnen, ook wanneer de zaak inhoudelijk wordt beoordeeld, niet aansprakelijk worden gehouden voor de aanrijding.

4.11. Ook als het verzoek op grond van artikel 1019z Rv wordt afgewezen, dient de rechtbank de kosten van deze procedure te begroten op grond van artikel 1019aa. Mr. Schoemaker heeft de kosten begroot op 22,80 uren met een uurtarief van  255,—, 6% kantoorkosten en 21% BTW, mitsdien op een bedrag van € 7.457,04. De rechtbank overweegt dat de kosten op grond van artikel 1019aa Rv dienen te voldoen aan de dubbele redelijkheidstoets van artikel 6:96 lid 2 BW. De rechtbank is van oordeel dat de door mr. Schoemaker in rekening gebrachte uren en het door hem gehanteerde uurtarief onder de gegeven omstandigheden exorbitant hoog zijn. De rechtbank zal het aantal uren matigen tot 10 en het uurtarief tot € 210,00. Deze kosten zullen worden vermeerderd met de kantoorkosten en BTW en het door [Verzoekster] betaalde griffierecht van € 75,--. Dit betekent dat de rechtbank de kosten van deze procedure aan de zijde van [Verzoekster] zal begroten op € 2.768,46. Voor de goede orde zij daarbij opgemerkt dat dit bedrag eerst verschuldigd is indien de aansprakelijkheid van verweerders alsnog in rechte komt vast te staan. PIV-siteook op rechtspraak.nl: ECLI:NL:RBDHA:2013:9262