Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb L-stad-Zwolle 130106 Fortis heeft zwaarwegend belang bij overleggen volledige informatie

Rechtbank Lelystad-Zwolle 13 januari 2006: Patientenkaart
Anders dan (benadeelde) is de rechtbank van oordeel dat Fortis voldoende aannemelijk ) heeft gemaakt dat zij een zwaarwegend belang heeft bij het overleggen van de volledige medische geschiedenis van (benadeelde) (van vóór en na het ongeval), inclusief het volledige dossier van het UWV, aan de door de rechtbank te benoemen deskundige. Het belang van Fortis is hierin gelegen dat aan de te benoemen deskundige de vraag zal worden voorgelegd of er klachten zijn die er (mogelijk) ook zouden zijn geweest, of die op enig moment ook zouden kunnen zijn ontstaan, als het ongeval niet had plaatsgehad, alsmede of(benadeelde), het ongeval weggedacht, eveneens uitvalsverschijnselen zou hebben gehad. Door Fortis is onvoldoende weersproken gesteld dat een neuroloog bij een whiplashletsel krachtens richtlijnen van de NVvN objectief moet kunnen vaststellen dat de klachten voor het ongeval niet aan de orde zijn geweest. Dat er minder zwaarwegende middelen voorhanden zijn om Fortis in een processueel gelijkwaardige positie te doen verkeren op een voor (benadeelde) minder ingrijpende wijze dan waarop Fortis toegang tot deze informatie verzoekt, is niet gebleken. Door aan de huisarts van (benadeelde) gerichte vragen te stellen over de bekende preëxistente klachten en eventuele melding voor het ongeval van nek- schouder- hoofdpijn en nekklachten wordt niet bewerkstelligd dat wellicht andere, voor de beoordeling van de looptijd van de schade, relevante informatie ter kennis komt van de deskundige.
Het enkel overleggen van de medische informatie, waarin in de rapportage van dr. (naam arts) melding wordt gemaakt, zoals door (benadeelde) is bepleit, is niet voldoende. Door Fortis is er terecht op gewezen dat predispositie een verminderend effect kan hebben op de schadeomvang, indien deze zelfstandig - de aansprakelijkheid scheppende gebeurtenis weggedacht - tot schade zou hebben geleid, of althans met voldoende waarschijnlijkheid zou hebben kunnen leiden (vgl. prof. AJ. Akkermans, TvP 2000, blz. 78.e.v.).
2.13. Uit het vorenstaande volgt dat de medische informatie over (benadeelde) , die zich bij haar huisarts bevindt (de patiëntenkaart), alsmede het volledige dossier van het UWV, door (benadeelde) ter beschikking van de deskundige moeten worden gesteld.
2.14. Anders dan (benadeelde) heeft bepleit moet de aanspraak van (benadeelde) op privacybescherming, gelet op de bijzondere omstandigheden van het geval, wijken voor het belang van Fortis dat zij zich door haar eigen medisch adviseur behoort te kunnen doen voorlichten over de vraag of medische gegevens van (benadeelde) potentiële relevantie hebben voor de vaststelling van de schade. In dit geval is het gebruik van de medische gegevens door de deskundige voor de medisch adviseur van (benadeelde) wel, maar voor de medisch adviseur van Fortis niet controleerbaar en verkeert (benadeelde) in een betere informatiepositie bij de onderbouwing van het standpunt ter zake de schadevaststelling dan Fortis. Fortis kan daarom niet worden verplicht genoegen te nemen met kennisneming van de medische gegevens uit het rapport van de door de rechtbank te benoemen deskundige. Bij de belangenafweging neemt de rechtbank in aanmerking dat de bij (benadeelde) bestaande klachten niet objectiveerbaar zijn. Uiteraard moet de medisch adviseur bij de kennisneming van de medische gegevens van (benadeelde) haar privacyaanspraak in acht nemen. Zij heeft er immers een gerechtvaardigd belang bij dat haar privacy niet verder wordt aangetast dan in het kader van deze procedure stikt noodzakelijk is. Met dit belang moet de medisch adviseur rekening houden, los van de vraag of de medisch adviseur al dan niet uit hoofde van zijn beroep een verschoningsplicht heeft. Vooralsnog komt het de rechtbank voor dat een situatie waarin een medisch adviseur van een verzekeraar als getuige zou worden opgeroepen in een procedure waaraan een voorlopig deskundigenbericht als het onderhavige vooraf zou zijn gegaan betrekkelijk academisch is, zodat reeds daarom met het ontbreken van een verschoningsplicht van die medisch adviseur geen rekening zal worden gehouden.
PIV-site