Hof 's-Hertogenbosch 081013 knieklachten en psychische klachten mishandeling; slachtoffer moet alle rapportages UWV en patientenkaart tot 5 jaar voor ongeval inbrengen
- Meer over dit onderwerp:
Hof 's-Hertogenbosch 081013 knieklachten en psychische klachten mishandeling; slachtoffer moet alle rapportages UWV en patientenkaart tot 5 jaar voor ongeval inbrengen;
- expertise orthopedisch chirurg en psychiater gelast; IWMD met extra vragen psychiater met oog op schadebeperkingsplicht
uitspraak voorafgaand aan: hof-s-hertogenbosch-150414-mishandeling-deskundigenbenoeming-orthopedisch-chirurg-en-psychiater-iwmd-vraagstelling-met-extra-vragen-psychiater en
hof-s-hertogenbosch-230615-volledige-aansprakelijkheid-mishandeling-vastgesteld-na-deskundigenrapporten-beoordeling-diverse-schadeposten-geen-matiging
7 De verdere beoordeling
7.1.
Bij genoemd tussenarrest heeft het hof een comparitie van partijen gelast, die is gehouden op 3 juli 2012. Het hof heeft in genoemd arrest het volgende tot uitgangspunt genomen:
a. Bij arrest van 21 juli 2009 heeft dit hof voor recht verklaard dat [geïntimeerde] op 27 oktober 2005 onrechtmatig tegenover [appellant] heeft gehandeld en dat [geïntimeerde] aansprakelijk is voor de materiële en immateriële schade die daarvan het gevolg is. [geïntimeerde] is veroordeeld tot vergoeding van die schade, op te maken bij staat (r.o. 4.2.4).
b. [geïntimeerde] heeft ter zake van deze schade inmiddels € 2.055,60 en € 5.000,00 aan [appellant] voldaan (r.o. 4.2.5).
c. [appellant] dient te stellen en bij gemotiveerde betwisting te bewijzen dat er sprake is van blijvende klachten en beperkingen en dat deze blijvende klachten en beperkingen het gevolg zijn van de mishandeling door [geïntimeerde] (r.o. 4.11).
d. Vaststaat dat [geïntimeerde] als gevolg van de mishandeling een tibiaplateaufractuur heeft opgelopen. Het hof gaat ervan uit dat plaatsing van een knieprothese in februari 2007 (mede) het gevolg is geweest van de mishandeling in 2005. Het hof gaat er ook vanuit dat er (mede) als gevolg van de mishandeling sprake is van psychische klachten van [appellant] (r.o. 4.11).
e. Niet staat vast dat de gestelde blijvende arbeidsongeschiktheid van [appellant] geheel te wijten is aan de mishandeling door [geïntimeerde] (r.o. 4.11).
f. [appellant] dient nadere informatie te verstrekken in het licht van het verweer van [geïntimeerde] dat [appellant] niet heeft voldaan aan zijn plicht zijn schade te beperken door het niet aanvaarden van passende arbeid dan wel niet volledig mee te werken aan de door de werkgever aangeboden re-integratie (r.o. 4.12).
g. [appellant] dient nadere medische informatie over te leggen in het licht van de – niet weersproken – stelling van [geïntimeerde] dat er sprake was van pre-existente klachten van [appellant] (r.o. 4.13).
h. [appellant] dient nadere informatie te verstrekken over de uitkering van € 33.200,00 die door ASR in maart 2006 aan hem is gedaan na een ongeval op 29 maart 2003 (r.o. 4.2.6 en 4.13).
i. [appellant] dient nadere informatie te verstrekken met betrekking tot zijn inkomsten voor en na de mishandeling, de door hem gestelde schadeposten betreffende huishoudelijke hulp en verlies zelfwerkzaamheid, eventuele aanpassingen aan zijn woning en kosten medische behandeling en therapie en rechtsbijstand (r.o. 4.15 t/m 4.18).
j. [geïntimeerde] dient recente informatie over zijn inkomens- en vermogenssituatie over te leggen (r.o. 4.19).
7.2.
In het proces-verbaal van de comparitie is vermeld dat in geval van voortprocederen [appellant] de voor de comparitie overgelegde stukken in het geding zal brengen en informatie zal verstrekken over een mogelijke aanvullende uitkering van het PGGM. [geïntimeerde] zal in dat geval eveneens de voor de comparitie toegezonden stukken in het geding brengen en inlichtingen verschaffen over twee levensverzekeringsuitkeringen.
7.3.1.
De memorie van antwoord na comparitie van [appellant] van 26 februari 2013 is vrijwel woordelijk gelijk aan de memorie na tussenarrest tevens inbreng nadere producties van 3 juli 2012. [appellant] heeft bij de memorie van 26 februari 2013 de aan de memorie van 3 juli 2012 gehechte producties 4 tot en met 15 ingebracht en als productie 16 een aan hem gericht e-mailbericht van 24 juli 2012 van [manager pensioenadvies van PFZW], manager pensioenadvies van het Pensioenfonds Zorg en Welzijn (verder: PFZW). In dit bericht staat dat [appellant] op dat moment een uitkering ontvangt van het UWV van 70% van zijn laatstverdiende salaris en daardoor geen aanvullende uitkering van het PFZW. Daarbij is vermeld dat hij wel premievrije pensioenopbouw heeft tijdens de periode van arbeidsongeschiktheid.
7.3.2.
Voorafgaand aan de comparitie had [appellant] nog twee producties, 16 en 17, aan het hof en de wederpartij toegestuurd, producties niet aan de laatste memorie zijn gehecht. Het betreft overzichten Eigen risico van de IZZ zorgverzekeraar voor 2008 tot en met 2012 en een verzekeringsgeneeskundige rapportage van 19 juni 2012 van de verzekeringsarts [de verzekeringsarts].
7.4.
[geïntimeerde] heeft bij zijn antwoordmemorie na comparitie naast de voorafgaand aan de comparitie toegezonden stukken (producties 3 tot en met 6) nog acht producties overgelegd, waaronder een uitkeringsspecificatie van de WAO-uitkering van [geïntimeerde] over de maand januari 2013, de definitieve aanslag inkomstenbelasting 2011, zijn aangifte inkomstenbelasting 2012, polis levensverzekering RVS en winstbrieven 2010. Op deze nieuw overgelegde stukken heeft [appellant] nog niet kunnen reageren. [appellant] wordt in de gelegenheid gesteld dat bij het eerstvolgende processtuk te doen.
7.5.1.
[geïntimeerde] heeft opgemerkt dat [appellant] heeft verzuimd om de gevraagde informatie over een mogelijke uitkering van het PGGM over te leggen. Het hof is echter van oordeel dat [appellant] aan het verzoek van het hof heeft voldaan door overlegging van het emailbericht van het PFZW. Het PGGM is immers de pensioenuitvoerder van het PFWZ.Op basis van het door [appellant] overgelegde bericht gaat het hof er van uit dat [appellant] medio 2012 geen aanvullende uitkering medio ontving van PFWZ. Tevens leidt het hof uit dit bericht af dat de pensioenopbouw van [appellant] premievrij wordt voortgezet tijdens zijn arbeidsongeschiktheid, waaruit het hof de conclusie trekt dat [appellant] geen pensioenschade lijdt als gevolg van de mishandeling.
7.5.2.
[geïntimeerde] heeft ook opgemerkt dat [appellant] verzuimd heeft de producties 16 en 17 aan zijn memorie te hechten en dat het hof om die reden die producties buiten beschouwing moet laten. Het is juist dat [appellant] die producties ten onrechte niet aan zijn memorie heeft gehecht. Omdat die producties echter op de comparitie zijn besproken en omdat [geïntimeerde] er ook op reageert in zijn antwoordmemorie beschouwt het hof deze stukken als in de procedure overgelegd en zal het hof met deze producties rekening houden.
7.6.
[geïntimeerde] heeft verder gesteld dat [appellant] te weinig informatie heeft verschaft over zijn uitkering, dat hij niet alle relevante verzekeringsgeneeskundige en arbeidsdeskundige rapportages in het geding heeft gebracht en dat hij niet het volledige huisartsenjournaal over vijf jaar voorafgaand aan de mishandeling in het geding heeft gebracht. Ook heeft [geïntimeerde] de indruk dat het huisartsenjournaal op sommige plaatsen is gekuist, omdat niet achter elke datum tekst is geschreven. [geïntimeerde] betwist dat [appellant] door middel van de overgelegde stukken heeft aangetoond dat hij als gevolg van de mishandeling blijvende klachten en beperkingen heeft.
7.7.1.
Het hof is het met [geïntimeerde] eens dat [appellant] kennelijk niet alle relevante verzekeringskundige en arbeidsdeskundige rapportages van het UWV heeft overgelegd. [appellant] geeft dat ook toe: hij stelt dat de gegevens bij het UWV zijn opgevraagd en dat deze ten tijde van het indienen van het processtuk nog niet voorhanden waren. [appellant] schreef dat echter ook al in de memorie van 3 juli 2012. Omdat tussen die memorie en de memorie na comparitie een periode van bijna 8 maanden zit, is zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet te begrijpen waarom [appellant] bij zijn laatste memorie niet meer informatie kon verschaffen. In het door [appellant] in het geding gebrachte rapport van de verzekeringsgeneeskundige [de verzekeringsarts] van 19 juni 2012 is vermeld dat [appellant] lijdt aan een ernstige psychische stoornis waardoor onvermogen in het persoonlijk en sociaal functioneren bestaat. Over problemen gerelateerd aan de rechter knie is in dat rapport slechts vermeld dat [appellant] pijnklachten heeft. [appellant] dient alsnog alle relevante verzekeringsgeneeskundige en arbeidsdeskundige rapporten bij het eerstvolgende processtuk in het geding te brengen.
7.7.2.
[geïntimeerde] stelt ook terecht dat [appellant] niet heeft voldaan aan de wens van het hof om het huisartsenjournaal over de vijf jaar voorafgaand aan het ongeval over te leggen. Overgelegd is het journaal over de periode 31 januari 2001 tot en met 24 februari 2012. Het journaal over de periode van 27 oktober 2000 (vijf jaar voor de mishandeling) tot 31 januari 2001 moet derhalve door [appellant] bij het eerstvolgende processtuk nog in het geding worden gebracht. Het hof ziet vooralsnog onvoldoende aanwijzingen om aan te nemen dat het journaal over de wel overgelegde periode onvolledig is.
7.7.3.
Het hof benadrukt dat indien [appellant] opnieuw niet (volledig) voldoet aan het verzoek om gegevens te verstrekken, het hof daaraan de gevolgen kan verbinden die het hof geraden acht.
7.8.
Het hof stelt vast dat op basis van de thans overgelegde stukken nog niet kan worden aangenomen dat [appellant] als gevolg van de mishandeling van 27 oktober 2005 volledig en blijvend arbeidsongeschikt is geraakt. Het hof zal daarom deskundigen benoemen om het hof voor te lichten. Het hof zal een orthopeed of orthopedisch chirurg en, gezien de kennelijk ernstige psychische problematiek, een psychiater tot deskundigen benoemen. Het hof sluit niet uit dat daarna nog benoeming van een verzekeringsgeneeskundige en een arbeidsdeskundige nodig zal zijn. Omdat [geïntimeerde] heeft gesteld en onderbouwd dat [appellant] ook vóór de mishandeling al last had van lichamelijke en psychische problemen zal het hof de vragen voorleggen die door de Interdisciplinaire Werkgroep Medisch Deskundigen (IWMD) van de VU zijn opgesteld. Daarbij zal het hof aan de psychiater extra vragen stellen, die betrekking hebben op het verweer van [geïntimeerde] dat [appellant] onvoldoende heeft voldaan aan zijn schadebeperkingsplicht, door geen passende therapie zoals EMDR te volgen. De vraag of [appellant] ook anderszins onvoldoende aan zijn schadebeperkingsplicht heeft voldaan door geen passende arbeid te aanvaarden, zal bij de vraagstelling aan de arbeidsdeskundige ter sprake kunnen komen.
7.9.
Zowel aan de orthopeed of orthopedisch chirurg als aan de psychiater zullen de volgende vragen worden voorgelegd:
1 DE SITUATIE MET MISHANDELING
Anamnese
a. Hoe luidt de anamnese voor wat betreft de aard en de ernst van het letsel, het verloop van de klachten, de toegepaste behandelingen en het resultaat van deze behandelingen? Welke overige klachten en beperkingen op uw vakgebied worden desgevraagd gemeld? Wilt u in uw anamnese vermelden welke beperkingen op uw vakgebied de onderzochte aangeeft in relatie tot de activiteiten van het algemene dagelijkse leven (ADL), loonvormende arbeid en het uitoefenen van hobby’s, bezigheden in recreatieve sfeer en zelfwerkzaamheid?
Aanbeveling 2.2.4. RMSR:
De beschrijving van de anamnese is deugdelijk en compleet, en beperkt zich tot de relevante gegevens. De beschrijving van de anamnese bevat uitsluitend het verhaal van de onderzochte in diens bewoordingen. Er worden daarbij geen termen gebezigd of feiten vermeld die uitsluitend kunnen zijn ontleend aan aangeleverde of verkregen medische gegevens of een interpretatie daarvan. Als hieraan wordt voldaan, dan verwoordt de anamnese per definitie het subjectieve verhaal van de onderzochte. Termen als “betrokkene zou (…)” worden vermeden. Ook voegt de expert bij de beschrijving van de anamnese geen voorlopige conclusies of eigen interpretaties toe. Auto-anamnese en hetero-anamnese worden gescheiden en als zodanig genoemd weergegeven.
Medische gegevens
b. Wilt u op basis van het medisch dossier van de onderzochte een beschrijving geven van:
- de medische voorgeschiedenis van de onderzochte op uw vakgebied;
- de medische behandeling van het letsel door de mishandeling van de onderzochte en het resultaat daarvan.
Aanbeveling 2.2.6 RMSR:
Uit het rapport blijkt van welke van de meegestuurde gegevens kennis werd genomen en op welke wijze de daaraan ontleende feiten zijn meegewogen in het eindoordeel. Bij voorkeur wordt in het rapport een samenvatting opgenomen van de aan de meegestuurde gegevens ontleende feiten.
Medisch onderzoek
c. Wilt u een beschrijving geven van uw bevindingen bij lichamelijk en eventueel hulponderzoek?
Aanbeveling 2.2.5 RMSR:
Er wordt een adequaat lichamelijk en/of psychiatrisch onderzoek verricht, maar slechts voorzover dat relevant is voor de beantwoording van de vraagstelling. Niet relevant onderzoek blijft uitdrukkelijk achterwege. Indien mogelijk worden de resultaten in kwantitatieve vorm weergegeven. Bij de beschrijving van de onderzoeksresultaten kan medisch jargon uiteraard niet worden vermeden.
Aanbeveling 2.2.7 RMSR:
Indien de expert aanvullend hulponderzoek (radiologisch, neuropsychologisch of anderszins) laat verrichten en de uitkomsten daarvan in zijn conclusies betrekt, dan dienen de verslagleggingen van deze onderzoeken bij het expertiserapport gevoegd te worden.
Consistentie
d. Is naar uw oordeel sprake van een onderlinge samenhang als het gaat om de informatie die is verkregen van de onderzochte zelf, de feiten zoals die uit het medisch dossier naar voren komen en uw bevindingen bij onderzoek en eventueel hulponderzoek?
e. Voor zover u de vorige vraag ontkennend beantwoordt, wilt u dan aangeven wat de reactie was van de onderzochte op de door u geconstateerde inconsistenties en welke conclusies u daaruit trekt?
Aanbeveling 2.2.8 RMSR:
Als de anamnese niet overeenkomt met de feiten zoals die uit de stukken naar voren komen, dan dient uit het rapport te blijken dat de onderzochte, voor zover dat medisch verantwoord is, met deze discrepantie werd geconfronteerd. Vermeld wordt, wat zijn reactie daarop was en wat daaruit kan worden geconcludeerd.
Diagnose
f. Wat is de diagnose op uw vakgebied? Wilt u daarbij uw differentiaaldiagnostische overweging geven?
Aanbeveling 2.2.15 RMSR:
Waar nodig wordt een differentiaaldiagnostische overweging gegeven.
Beperkingen
g. Welke beperkingen op uw vakgebied bestaan naar uw oordeel bij de onderzochte in zijn huidige toestand, ongeacht of de beperkingen voortvloeien uit de mishandeling? Wilt u deze beperkingen zo uitgebreid mogelijk beschrijven, op semi-kwantitatieve wijze weergeven en zo nodig toelichten ten behoeve van een eventueel in te schakelen arbeidsdeskundige?
Aanbeveling 2.2.17 RMSR :
Uit het rapport blijkt dat de expert de beperkingen van de onderzochte baseert op zijn eigen professionele oordeel en dat hij niet klakkeloos de door de onderzochte genoemde beperkingen heeft overgenomen.
Aanbeveling 2.2.18 RMSR:
De eventuele beperkingen van de onderzochte worden zo nauwkeurig mogelijk beschreven en slechts in semi-kwantitatieve vorm weergegeven. De expert zal zelf geen gekwantificeerde belastbaarheidsprofielen opstellen (bijvoorbeeld volgens de FIS- of FML-methodiek).
Medische eindsituatie
h. Acht u de huidige toestand van de onderzochte zodanig dat een beoordeling van de blijvende gevolgen van de mishandeling mogelijk is, of verwacht u in de toekomst nog een belangrijke verbetering of verslechtering van het op uw vakgebied geconstateerde letsel?
i. Zo ja, welke verbetering of verslechtering verwacht u?
j. Kunt u aangeven op welke termijn en in welke mate u die verbetering dan wel verslechtering verwacht?
k. Kunt u aangeven welke gevolgen deze verbetering dan wel verslechtering zal hebben voor de beperkingen (als bedoeld in vraag 1g)?
Aanbeveling 2.2.14 RMSR:
Als de expert om een inschatting wordt gevraagd en hij zich competent acht deze inschatting te maken, dan zorgt hij ervoor dat duidelijk wordt op welke wijze deze inschatting tot stand is gekomen. Hij geeft aan wat daarbij heeft meegewogen en wat van doorslaggevende betekenis is geweest.
2 DE SITUATIE ZONDER MISHANDELING
Meestal zal het niet mogelijk zijn om onderstaande vragen (met name de vragen 2c - 2e) met zekerheid te beantwoorden. Van u wordt ook niet gevraagd zekerheid te bieden. Wel wordt gevraagd of u vanuit uw kennis en ervaring op uw vakgebied uw mening wilt geven over kansen en waarschijnlijkheden. Het is dus de bedoeling dat u aangeeft wat u op grond van uw deskundigheid op uw vakgebied op deze vragen kunt antwoorden.
Aanbeveling 2.2.14 RMSR:
Als de expert om een inschatting wordt gevraagd en hij zich competent acht deze inschatting te maken, dan zorgt hij ervoor dat duidelijk wordt op welke wijze deze inschatting tot stand is gekomen. Hij geeft aan wat daarbij heeft meegewogen en wat van doorslaggevende betekenis is geweest.
Aanbeveling 2.2.16 RMSR:
Een eventuele causaliteitsvraag wordt uitsluitend beantwoord vanuit de medische causaliteitsgedachte, dat wil zeggen op grond van datgene wat bekend en herkenbaar is met betrekking tot het ontstaan en het beloop van de onderhavige klachten en verschijnselen. Deze vraagstelling geschiedt in overeenstemming met de gangbare inzichten dan wel richtlijnen van de desbetreffende wetenschappelijke vereniging. De expert zal nimmer klachten aan een ongeval “toerekenen” of de causaliteit ervan louter baseren op het feit dat ze pas na het ongeval debuteerden.
Klachten, afwijkingen en beperkingen voor mishandeling
a. Bestonden voor de mishandeling bij de onderzochte reeds klachten en afwijkingen op uw vakgebied die de onderzochte thans nog steeds heeft? Het hof vestigt hier met name de aandacht op het verkeersongeval dat de onderzochte op 29 maart 2003 is overkomen en op de reeds voor de mishandeling bij hem bestaande psychische problematiek (zie Antwoordmemorie na comparitie randnummers 42 en 61).
b. Zo ja, kunt u dan aangeven welke beperkingen vóór de mishandeling uit deze klachten en afwijkingen voortvloeiden en thans nog steeds uit deze klachten en afwijkingen voortvloeien?
Aanbeveling 2.2.17 RMSR :
Uit het rapport blijkt dat de expert de beperkingen van de onderzochte baseert op zijn eigen professionele oordeel en dat hij niet klakkeloos de door de onderzochte genoemde beperkingen heeft overgenomen.
Aanbeveling 2.2.18 RMSR:
De eventuele beperkingen van de onderzochte worden zo nauwkeurig mogelijk beschreven en slechts in semi-kwantitatieve vorm weergegeven. De expert zal zelf geen gekwantificeerde belastbaarheidsprofielen opstellen (bijvoorbeeld volgens de FIS- of FML-methodiek).
Klachten, afwijkingen en beperkingen zonder ongeval
c. Zijn er daarnaast op uw vakgebied klachten en afwijkingen die er ook zouden zijn geweest of op enig moment ook hadden kunnen ontstaan, als de mishandeling de onderzochte niet was overkomen?
d. Zo ja (dus zonder mishandeling ook klachten), kunt u dan een indicatie geven met welke mate van waarschijnlijkheid, op welke termijn en in welke omvang de klachten en afwijkingen dan hadden kunnen ontstaan?
e. Kunt u aangeven welke beperkingen uit deze klachten en afwijkingen zouden zijn voortgevloeid?
f. Verwacht u in de toekomst nog een belangrijke verbetering of verslechtering van de op uw vakgebied geconstateerde niet aan de mishandeling gerelateerde klachten en afwijkingen?
g. Zo ja, welke verbetering of verslechtering verwacht u?
h. Kunt u aangeven op welke termijn en in welke mate u die verbetering dan wel verslechtering verwacht?
i. Kunt u aangeven welke gevolgen deze verbetering dan wel verslechtering zal hebben voor de beperkingen (als bedoeld in vraag 2e)?
Aanbeveling 2.2.17 RMSR :
Uit het rapport blijkt dat de expert de beperkingen van de onderzochte baseert op zijn eigen professionele oordeel en dat hij niet klakkeloos de door de onderzochte genoemde beperkingen heeft overgenomen.
Aanbeveling 2.2.18 RMSR:
De eventuele beperkingen van de onderzochte worden zo nauwkeurig mogelijk beschreven en slechts in semi-kwantitatieve vorm weergegeven. De expert zal zelf geen gekwantificeerde belastbaarheidsprofielen opstellen (bijvoorbeeld volgens de FIS- of FML-methodiek).
3 OVERIG
Aanbeveling 2.2.11 RMSR:
Indien de expert bevindingen doet waar niet naar wordt gevraagd maar die hij terzake relevant vindt, dan vermeldt hij deze in het rapport.
a. Heeft u naar aanleiding van uw bevindingen nog opmerkingen die relevant kunnen zijn voor het verdere verloop van deze zaak?
EXTRA VRAGEN AAN DE PSYCHIATER
7.10.
Aan de psychiater worden ook nog de volgende vragen voorgelegd:
A. Welke behandelingen of therapieën op uw vakgebied zijn medisch geïndiceerd voor het letsel van betrokkene?
B. Welke behandelingen of therapieën zijn ingesteld en met welk resultaat?
C. In hoeverre zou behandeling bij betrokkene hebben kunnen leiden tot een vermindering van het functieverlies en van de beperkingen; in hoeverre acht u het reëel dat ingeval betrokkene zich na het ontstaan van de psychische klachten zou hebben laten behandelen, hij dan na afronding van de behandeling geen belemmering op psychisch gebied zou hebben gehad voor de uitoefening van zijn werkzaamheden?
7.11.
Het hof stelt partijen in de gelegenheid zich uit te laten over de vraag of een orthopeed of een orthopedisch chirurg tot deskundige moet worden benoemd. Partijen kunnen zich ook uitlaten over de te stellen vragen en het hof verzoekt hen, bij voorkeur eensluidend, een voorstel te doen over de persoon van de te benoemen deskundigen.
7.12.
Het hof zal het voorschot voor de deskundigen ten laste van [appellant] brengen, nu hij de eisende partij is en hij zijn schade voorshands onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt.
7.13.
Nadat de deskundigen hebben gerapporteerd moet worden bezien of ook nog rapporten van een verzekeringsgeneeskundige en een arbeidsdeskundige nodig zijn. Als dat niet het geval is zullen, indien de rapporten daartoe aanleiding geven, de door [appellant] opgevoerde schadeposten worden behandeld. Daarbij zullen uiteraard de door [geïntimeerde] gevoerde verweren, zoals het beroep op eigen schuld van [appellant] en het beroep op matiging, worden beoordeeld. ECLI:NL:GHSHE:2013:4543