Overslaan en naar de inhoud gaan

RBMNE 220323 verzekerde dient vanwege vermoeden van alcoholgebruik SEH-gegevens ter beschikking te stellen aan MA van ass.

RBMNE 220323 verzekerde dient vanwege vermoeden van alcoholgebruik SEH-gegevens ter beschikking te stellen aan MA van ass.

2.Het geschil

2.1.
Bovemij verzoekt de rechtbank om [ X ] in het kader van artikel 843a Rv te verplichten de medische informatie van de Spoedeisende Hulp van het ziekenhuis waar [ X ] naartoe is gebracht op de dag van het ongeval (l1 juni 2017) te overleggen, met veroordeling van [ X ] in de eventuele kosten daarvan. Bovemij heeft ter zitting haar verzoek geconcretiseerd en verzoekt om bovenstaande medische informatie te verstrekken aan de medisch adviseur van Bovemij. Die kan vervolgens Bovemij adviseren omtrent eventueel daaruit blijkende aanwezigheid van alcohol in het bloed van [ X ] .

2.2.
Bovemij legt aan haar verzoek, kort gezegd, het volgende ten grondslag. Bovemij heeft de gevraagde bescheiden nodig om haar rechtspositie te kunnen vaststellen. De medische informatie van de Spoedeisende Hulp op de dag van het ongeval bevat onmiskenbare feiten die van essentieel belang zijn voor Bovemij om de dekking van [ X ] onder de verzekering te beoordelen. Aan de vereisten van artikel 843a Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering (Rv), waarop Bovemij zich beroept, is volgens haar voldaan.

2.3.
[ X ] voert verweer en verzoekt primair tot niet-ontvankelijkheid. Het is het betreffende ziekenhuis waar de gevraagde bescheiden zich bevinden. Daarom dient het ziekenhuis in deze procedure betrokken te worden en niet [ X ] .
[ X ] verzoekt subsidiair tot afwijzing van de vorderingen van Bovemij met veroordeling van Bovemij in de proceskosten. Volgens [ X ] is niet voldaan aan alle vereisten van artikel 843a Rv. Zij meent dat Bovemij geen rechtmatig belang heeft bij het verkrijgen van de gevraagde bescheiden. Daarbij stelt [ X ] dat Bovemij de gevraagde bescheiden niet nader heeft gespecificeerd. Verder stelt [ X ] dat zij een gewichtige reden heeft, zoals omschreven in artikel 843a lid 4 Rv, waarmee zij een beroep doet op haar medische privacy, zodat zij niet gehouden is aan het verzoek van Bovemij te voldoen.

2.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

3.
De beoordeling

Niet-ontvankelijkheid

3.1.
[ X ] heeft primair verzocht tot niet-ontvankelijkheid, omdat het betreffende ziekenhuis de door Bovemij gevraagde bescheiden onder zich heeft en niet [ X ] . Het ziekenhuis is dan ook degene bij wie om de gevraagde bescheiden verzocht dient te worden en degene die in deze procedure betrokken moet worden.
De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt. De gevraagde bescheiden bevinden zich weliswaar bij het betreffende ziekenhuis, maar de medische informatie die in de bescheiden staat, gaat over [ X ] . [ X ] is dan ook degene die toestemming moet geven om deze bescheiden in te mogen zien, dan wel een afschrift daarvan te mogen ontvangen. De rechtbank wijst het primaire verzoek tot niet-ontvankelijkheid af.

3.2.
De rechtbank zal het verzoek van Bovemij tot het geven van inzage en afschrift verstrekken van de medische informatie van de Spoedeisende Hulp van het ziekenhuis waar [ X ] naartoe is gebracht op de dag van het ongeval aan de medisch adviseur van Bovemij, toewijzen. Dit oordeel wordt hierna uitgelegd.

Artikel 843a Rv

3.3.
De vraag die voorligt is of Bovemij recht heeft op inzage en afschrift van de gevorderde bescheiden. Bovemij baseert haar vordering op artikel 843a Rv. De vordering van Bovemij is op grond van artikel 843a Rv toewijsbaar indien:
(i) Bovemij een rechtmatig belang heeft bij inzage, afschrift of uittreksel van bescheiden,
(ii) de vordering betrekking heeft op bepaalde bescheiden,
(iii) de bescheiden een rechtsbetrekking betreffen waarin Bovemij partij is, en
(iv) [ X ] deze bescheiden tot haar beschikking of onder haar berusting heeft.
Op grond van het vierde lid van artikel 843a Rv is degene die de bescheiden ter beschikking heeft of onder zich heeft niet gehouden aan de vordering te voldoen indien daarvoor gewichtige, door deze partij aan te voeren redenen zijn of indien redelijkerwijs aangenomen kan worden dat een behoorlijke rechtsbedeling ook zonder verschaffing van de gevraagde bescheiden is gewaarborgd.

Rechtsbetrekking tussen Bovemij en [ X ]

3.4.
Degene die een vordering op basis van artikel 843a Rv instelt, moet partij zijn in een rechtsbetrekking. Als rechtsbetrekking geldt elke rechtsverhouding waarover partijen een geschil kunnen hebben. Hieronder vallen de rechten en plichten van partijen bij een tussen hen gesloten overeenkomst. In de onderhavige zaak bestaat de rechtsbetrekking tussen [ X ] en Bovemij (via Enra Verzekeringen B.V.) uit de WAM-verzekering die [ X ] bij Bovemij heeft afgesloten. [ X ] vraagt en verlangt dekking onder die op de dag van het ongeluk bij Bovemij lopende verzekering. De rechtbank stelt vast dat er sprake is van een rechtsbetrekking tussen partijen.

Rechtmatig belang

3.5.
Aan de orde is vervolgens de vraag of Bovemij een rechtmatig belang heeft bij het verkrijgen van een afschrift van de door Bovemij verzochte stukken. Voor het beoordelen van de vraag of sprake is van een rechtmatig belang bij het verkrijgen van informatie is het uitgangspunt dat het desbetreffende stuk relevant kan zijn voor een niet op voorhand als kansloos aan te merken vordering of verweer. Een partij moet een direct en concreet belang hebben bij de gevraagde stukken. De stukken hoeven niet van doorslaggevend belang te zijn, maar moeten wel relevant zijn voor de rechtspositie van degene die om inzage verzoekt.

3.6.
Bovemij heeft gesteld dat zij een rechtmatig belang heeft bij het verkrijgen van afschrift van de informatie van de Spoedeisende Hulp van het ziekenhuis waar [ X ] na het ongeval geholpen is.
Bovemij heeft alle schade van [ Y ] (de bij [ X ] achterop zittende passagier ten tijde van het ongeluk) vergoed, omdat Bovemij de verzekeraar is van [ X ] en alcoholinname geen WAM-uitsluiting betreft met betrekking tot de benadeelde achterop zittende passagier.
Om te kunnen beoordelen of [ X ] dekking onder haar verzekering geniet (gezien de van toepassing zijnde polisvoorwaarden) dient Bovemij te beschikken over medische gegevens, waaruit blijkt of er alcohol in het bloed van [ X ] is gemeten vlak na het ongeval. Er zijn volgens Bovemij namelijk aanwijzingen dat dit het geval is geweest. [ Y ] en haar moeder hebben verklaard dat [ X ] en [ Y ] voorafgaand aan het ongeval alcohol hadden gedronken. [ X ] ontkent dat hier sprake van is geweest, terwijl in een schrijven van haar advocaat staat dat [ X ] voorafgaand aan het ongeval wellicht alcohol heeft gedronken, maar dat zij ervan uit gaat dat zij op het moment van het ongeval daar niet (meer) van onder invloed was en dat [ X ] eigenlijk nooit reed als zij onder invloed was. Deze mededeling roept vragen op. Deze verschillende mededelingen maken dat Bovemij voor het beoordelen van haar dekkingsplicht nadere informatie van [ X ] kan verlangen. Daar komt bij dat [ X ] het ongeval pas anderhalfjaar na het ongeval bij haar verzekeraar heeft gemeld en dat voor Bovemij geen andere informatie bronnen beschikbaar zijn. Bovemij wenst daarom de informatie van de Spoedeisende Hulp van het ziekenhuis waar [ X ] na het ongeval naartoe is gebracht. Ter plekke zal gezien de toestand van [ X ] (zwaar rugletsel, hersenletsel en coma) een volledige analyse Zijn gemaakt (onder andere een laboratoriumonderzoek en een verslag van de Spoedeisende Hulp) waar een arts uit kan opmaken of er sprake is geweest van relevante alcoholinname voorafgaand aan het ongeval. Indien de medische informatie uitwijst dat [ X ] onder invloed van alcohol deelnam aan het verkeer en Bovemij op grond van haar polisvoorwaarden dus niet gehouden is om dekking aan [ X ] te verlenen, heeft Bovemij er belang bij om op een deugdelijke basis de schade op [ X ] te kunnen verhalen. De bescheiden zijn daarom onmiskenbaar van belang voor de vaststelling van de relevante feiten die hier aan de orde zijn, waardoor, aldus Bovemij, het rechtmatig belang vaststaat. Immers is niet vereist dat de inhoud in beginsel bekend is en dat op voorhand vaststaat dat de bescheiden een bepaald processueel standpunt ondersteunen.
Tot dusver werkt [ X ] niet mee aan het verstrekken aan Bovemij van de benodigde informatie. Bovemij kan haar dekkingsplicht daarom niet voldoende beoordelen. Het belang daarvan is groot. Inmiddels heeft Bovemij in totaal een bedrag van € 73.846,28 betaald, onder meer ter vergoeding van de schade van [ Y ] en aan De Amersfoortse.

3.7.
Volgens [ X ] ontbreekt een rechtmatig belang althans heeft Bovemij nagelaten dit voldoende te onderbouwen. Het verzoek van Bovemij is gebaseerd op vermoedens. Bovemij vermoedt dat in de medische bescheiden informatie is te vinden waarvan zij vermoedt dat die steun kunnen geven aan haar stellingen, aldus [ X ] . [ Y ] en haar moeder zouden hebben verklaard dat er sprake was van alcoholgebruik voorafgaand aan het ongeluk. De verklaring van [ Y ] is echter niet betrouwbaar, omdat [Y] in haar verklaring heeft aangegeven dat zij niet precies weet wat [ X ] heeft gedronken en ook heeft [ Y ] niet continue met [ X ] gesproken op het feestje voorafgaand aan het ongeluk.

3.8.
De rechtbank overweegt dat Bovemij voldoende heeft gemotiveerd wat haar belang is bij het verkrijgen van de gevraagde informatie. Uit de motivering van Bovemij volgt immers dat het er haar om gaat om te kunnen vaststellen of [ X ] voorafgaand aan het ongeluk alcohol heeft gebruikt, zodat Bovemij kan bepalen of [ X ] al dan niet dekking heeft onder haar WAM-verzekering. Door de verklaringen van [ Y ] , haar moeder en [ X ] en de aard van het (eenzijdige) ongeval, is er voldoende aanleiding om nader onderzoek te verrichten. Omdat andere beschikbare informatie niet voorhanden is, is de gevraagde informatie daartoe noodzakelijk.

Bepaalde bescheiden

3.9.
Bovemij wenst afschrift van bepaalde bescheiden, namelijk de informatie van de Spoedeisende Hulp van het ziekenhuis waar [ X ] naartoe is gebracht op 11 juni 2017. Het is voor Bovemij helaas niet mogelijk om aan te geven van welk ziekenhuis deze informatie afkomstig moet zijn, omdat [ X ] niet aangeeft naar welk ziekenhuis zij op de dag van het verkeersongeval werd overgebracht.

3.10.
Volgens [ X ] is onderhavig verzoek een "fishing expedition". Er wordt immers verzocht om "informatie van de Spoedeisende Hulp". Het is niet duidelijk om welke bescheiden wordt verzocht. Er is dan ook niet voldaan aan het vereiste dat de stukken zodanig concreet worden omschreven dat duidelijk is waarop wordt gedoeld.

3.11.
De rechtbank stelt vast dat Bovemij verzoekt om afgifte c.q. inzage van bescheiden van de Spoedeisende hulp specifiek gericht op de bloed- en gaswaarden van [ X ] , waarmee kan worden vast gesteld of [ X ] al dan niet alcohol heeft gebruikt voorafgaand aan het ongeluk. Er is geen sprake van "fishing expedition". Nadere concretisering van Bovemij kan bij gebrek aan kennis hierover niet gevergd kan worden. Nu duidelijk is welke stukken Bovemij met het verzoek concreet op het oog heeft, is aan het bepaalbaarheidsvereiste voldaan.

Overige vereisten

3.12.
Nu de rechtbank onder 3.1. heeft bepaald dat [ X ] degene is die toestemming moet geven om de gevraagde bescheiden in te zien dan wel een afschrift te mogen ontvangen, is de voorwaarde onder (iv) dat [ X ] deze bescheiden tot haar beschikking of onder haar berusting heeft niet langer in geschil.
De conclusie luidt dat aan alle voorwaarden van artikel 843a lid I Rv is voldaan. In beginsel dient [ X ] dan ook een inzage en afschrift van de informatie van de Spoedeisende Hulp aan Bovemij te verschaffen. Dit is alleen anders als één van de uitzonderingen van lid 4 zich voordoet.

Gewichtige redenen?

3.13.
[ X ] betoogt, kort gezegd, dat zij geen gehoor wil geven aan het verzoek vanwege haar privacy. Door afschrift te verzoeken van medische bescheiden wordt inbreuk gemaakt op de privacy van [ X ] , wat in strijd is met artikel 8 EVRM. Verder is volgens [ X ] een behoorlijke rechtsbedeling ook gewaarborgd indien bewijs van de feiten redelijkerwijs ook langs andere weg kan worden verkregen (zie onder 3.14.).
Bovemij stelt hierop dat het klopt dat het verzoek een inbreuk op de privacy van [ X ] is, maar dat het een beperkte inbreuk op haar privacy betreft ten opzichte van het belang van de waarheidsvinding.
Naar het oordeel van de rechtbank is kennisneming van de inhoud van de gevraagde bescheiden een geëigend en toelaatbaar middel om Bovemij (mede) op grond daarvan te kunnen laten beoordelen of [ X ] al dan niet alcohol heeft gebruikt voorafgaand aan het ongeluk en wat afhankelijk daarvan de rechtspositie van Bovemij is. De betreffende bescheiden zijn daartoe voor Bovemij relevant. Het verweer van [ X ] wordt dan ook verworpen.

Andere manier?

3.14.
[ X ] is van mening dat als de rechtbank zou beslissen dat de medische informatie dient te worden verstrekt, dat de medische informatie niet aan Bovemij, maar aan de medisch adviseur van Bovemij dient te worden verstrekt. Een medisch adviseur is namelijk gebonden aan het medisch beroepsgeheim. Bovendien is [ X ] van mening dat een (eventueel door partijen aan te wijzen) medisch deskundige, zich, na bestudering van relevante medisch bescheiden van [ X ] , uitsluitend (dus met uitsluiting van elke andere mededeling) zal mogen uitlaten of zich in het dossier een bloed-alcohol analyse bevindt waaruit blijkt dat [ X ] meer dan de conform de polisvoorwaarden toegestane alcohol (het wettelijk toegestane) in haar bloed had op de dag van het ongeluk.
Als reactie hierop heeft Bovemij tijdens de zitting aangegeven dat het inderdaad de bedoeling is dat de betreffende gevraagde informatie door een medisch adviseur van Bovemij zal worden ontvangen en worden beoordeeld, waarbij deze Bovemij vervolgens informeert over of en hoeveel [ X ] alcohol heeft gebruikt voorafgaand aan het ongeluk waarmee Bovemij kan vaststellen of [ X ] al dan niet dekking heeft onder haar WAM-verzekering. De rechtbank neemt dit mee in haar beslissing nu partijen het hier over eens zijn.

Conclusie

3.15.
De vordering van Bovemij zal worden toegewezen, met dien verstande dat de gevraagde medische informatie zal worden verstrekt aan de medisch adviseur van Bovemij. Bovemij zal binnen één week na heden de naam van de medisch adviseur aan [ X ] doorgeven. [ X ] zal een termijn van vier weken krijgen om inzage en afschrift te verstrekken aan de medisch adviseur van Bovemij, die ingaat na de betekening van dit vonnis.
3.16. Omdat [ X ] ongelijk krijgt, wordt zij veroordeeld in de proceskosten van Bovemij. Deze kosten worden begroot op:
- griffierecht € 676,00
- salaris advocaat € 1.196 00 (2 punten x tarief € 598,00)

Totaal € 1.872,00.

Met dank aan dhr. mr. J.R. Meelker, Schade-Advocatuur voor het inzenden van deze uitspraak.

Citeerwijze: www.letselschademagazine.nl/2023/RBMNE-220323 

Inmiddels ook op rechtspraak.nl:ECLI:NL:RBMNE:2023:6059