RBNNE 170925 Zoon overlijdt na operaties; vader vordert afschrift dossier, incl. loggegevens en veilig melden gegevens en DIM-melding
- Meer over dit onderwerp:
RBNNE 170925 Zoon overlijdt na operaties; vader vordert afschrift dossier, incl. loggegevens en veilig melden gegevens en DIM-melding
- inzage medisch dossier door onderzoeker i.o.v. zkh onrechtmatig, maar niet t.o.v. vader; is geen partij bij behandelovereenkomst zoon
2De feiten
2.1.
Op 10 mei 2021 is de zoon van [eiser] , [zoon van eiser] , geboren op [geboortedatum] 1998, verder te noemen [zoon van eiser] , in het UMCG overleden. Hij had een aangeboren hartafwijking en kwam daarvoor kort na zijn geboorte onder behandeling bij het UMCG waar hij diverse keren is geopereerd.
2.2.
Op 1 juli 2020 heeft [zoon van eiser] aan [eiser] schriftelijk toestemming gegeven als bedoeld in art. 7:458a lid 1 onder a BW (inzage in en afschrift van het medisch dossier). Het desbetreffende stuk houdt – voor zover in deze procedure van belang – het volgende in:
‘Hierbij verleen ik [zoon van eiser] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1998, thans wonende te [adres] , een medische volmacht aan [eiser] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1968, thans wonende te [adres] .
(…)
Mijn gevolmachtigde is bevoegd om mijn belangen als patiënt te behartigen in de behandelingsrelatie met hulpverleners. Indien ik niet meer in staat kan worden geacht tot een redelijke waardering van mijn belangen, is mijn gevolmachtigde bevoegd om in mijn plaats op te treden. De verplichtingen die voor een hulpverlener uit de wet jegens mij als patiënt voortvloeien, moeten door de hulpverlener dan worden nagekomen jegens mijn gevolmachtigde.
(…)
Ik geef aan al mijn behandelende artsen en andere hulpverleners toestemming om aan mijn gevolmachtigde alle medische inlichtingen te verstrekken over mij en inzage in of een afschrift te geven van al mijn medische gegevens, mijn medisch dossier of elk ander zorg- of cliëntdossier (ook na mijn overlijden).’
2.3.
Op 24 november 2020 is [zoon van eiser] in het UMCG geopereerd waarbij zijn pacemaker is vervangen. Eind december 2020 werd geconstateerd dat de operatiewond ontstoken was.
2.4.
Op 4 mei 2021 is [zoon van eiser] in het UMCG geopereerd vanwege hartfalen als gevolg van lekkage aan zijn aortaklep. Toen traden er onverwachte problemen op. Daarom is hij daarna een aantal keren opnieuw geopereerd. Na een vijfde operatie op 10 mei 2021 is [zoon van eiser] overleden.
2.5.
Sindsdien probeert [eiser] de precieze oorzaak van het overlijden van [zoon van eiser] te achterhalen.
2.5.1.
Op 25 mei 2021 heeft [eiser] een gesprek gehad met chirurg [chirurg] , verder te noemen [chirurg] , die [zoon van eiser] had geopereerd. [chirurg] vertelde [eiser] dat bij de operatie over het hoofd was gezien dat [zoon van eiser] drie kransslagaders had in plaats van twee.
2.5.2.
Op 26 mei 2021 heeft [eiser] het UMCG om een kopie van het patiëntendossier van [zoon van eiser] verzocht. Daarop ontving hij op 21 juli 2021 afschriften van medische gegevens omtrent [zoon van eiser] . Op 23 juli 2021 heeft [eiser] het UMCG per e-mail bericht dat de gestuurde gegevens niet compleet zijn en verzocht om de complete opnamedocumentatie met ingang van 28 april 2021, operatieverslagen van 4, 5 en 10 mei 2021 en de complete opnamedocumentatie met ingang van 4 mei 2021 van de afdeling intensive care volwassenen.
2.5.3.
Nadat partijen nog een aantal keren over de kwestie hadden gesproken, heeft het UMCG op 17 augustus 2021 [eiser] nieuwe medische gegevens over [zoon van eiser] gestuurd in de vorm van een afschrift van het digitaal gegenereerde “vrijgaverapport”. Op 18 augustus 2021 ontving [eiser] een papieren afschrift van dat rapport.
2.5.4.
Bij e-mail van 19 augustus 2021 heeft [eiser] het UMCG bericht dat het afgegeven medisch dossier nog steeds niet compleet is, dat hij elektronische inzage en een elektronisch afschrift wil van het complete medisch dossier en een elektronisch afschrift van “de logging” met daarin een overzicht van degenen die bepaalde informatie beschikbaar hebben gesteld en degenen die informatie hebben ingezien of opgevraagd en op welke datum.
2.5.5.
Op 27 augustus 2021 heeft [eiser] gezamenlijk met [naam] , verbonden aan het UMCG, verder te noemen [naam] , in het UMCG het elektronisch patiëntendossier van [zoon van eiser] ingezien. Toen is afgesproken dat [eiser] op een beveiligde USB-stick een integraal afschrift zou ontvangen van het medisch dossier over de periode van [geboortedatum] 1998 tot 30 augustus 2021. In antwoord op een e-mail van [eiser] heeft [naam] hem op 2 september 2021 per mail bevestigd dat zij op 27 augustus 2021 met hem heeft geconstateerd dat het tot dan toe aangeleverde dossier niet compleet is.
2.5.6.
Op 6 september 2021 heeft [eiser] een gesprek gehad met de aan het UMCG verbonden intensive care arts [arts] , verder te noemen [arts] . Zij had de lijkschouwing bij [zoon van eiser] gedaan en gerapporteerd dat sprake was van een natuurlijke dood. [eiser] heeft haar laten weten het niet eens te zijn met die conclusie en heeft zich op het standpunt gesteld dat de gemeentelijk lijkschouwer had moeten worden ingeschakeld om een onafhankelijk onderzoek naar de doodsoorzaak te doen. [arts] heeft hem gewezen op de mogelijkheid om de inspectie te vragen onderzoek te doen.
2.5.7.
Op 8, 9 en 14 september 2021 heeft [eiser] gesprekken gevoerd met [chirurg] . In vervolg op het laatste gesprek heeft [chirurg] [eiser] bij brief van 30 september 2021 geschreven dat bij de vervanging van de pacemaker bij [zoon van eiser] in 2020 geen antibiotica zijn toegediend terwijl dat wel had gemoeten en dat daarvan inmiddels een DIM1-melding is gemaakt. Daarbij benadrukte [chirurg] dat hij tijdens de klepoperatie en het kleponderzoek geen tekenen heeft gezien van een (sluimerende) infectie, waardoor hij geen verband vermoedt tussen de wondinfectie en de snelle achteruitgang van de klepfunctie.
2.5.8.
Op 9 september 2021 heeft [eiser] van het UMCG een USB-stick gekregen die volgens [naam] het volledige medisch dossier zou bevatten. Nadat [eiser] het UMCG had laten weten dat ook dit dossier niet volledig was, heeft [eiser] op 1 oktober 2021 het UMCG bezocht en met [naam] het digitale medisch dossier ingezien. [naam] heeft toen (gegevens uit) het medisch dossier op een USB-stick van [eiser] gekopieerd. Anders dan [eiser] daarover vervolgens het UMCG had meegedeeld, stelde het UMCG bij brief van 5 oktober 2021 dat dat het volledige medisch dossier van [zoon van eiser] betrof.
2.5.9.
Nadat [eiser] het UMCG weer om afschrift van en inzage in het gehele medische dossier had verzocht en de loggegevens van de periode 1 januari 2020 tot en met 14 oktober 2021, heeft hij op 1 november 2021 een bespreking gehad met [chirurg] en [bedrijfsjurist] , bedrijfsjurist bij het UMCG. Toen was er wegens tijdgebrek geen mogelijkheid voor [eiser] om ontbrekende gegevens in geprinte versie mee te nemen.
2.5.10.
Op 11 november 2021 heeft [eiser] het UMCG verzocht om inzage in het medisch dossier waarbij hij zelf de beschikking zou krijgen over de computermuis en zelf bestanden zou kunnen openen en printen. Bij brief van 17 november 2021 heeft het UMCG dat voorstel afgewezen en [eiser] meegedeeld dat de volledige loggegevens niet aan hem zullen worden verstrekt, kort gezegd, gelet op de privacy van de grote groep betrokken medewerkers en “De combinatie van omvang en de complexiteit door technische beantwoording van geregistreerde acties maakt het bovendien moeilijk bruikbaar voor u als cliënt”.
2.5.11.
Naar aanleiding van een brief van de advocaat van [eiser] heeft het UMCG op 23 maart 2022 toegezegd de toegangslogging over de periode 1 januari 2020 tot 14 oktober 2021 beschikbaar te stellen op een USB-stick. Bij brief van 19 april 2022 heeft [eiser] via zijn advocaten het UMCG meegedeeld dat de inmiddels toegestuurde gegevens diverse onregelmatigheden bevatten. Daarop heeft het UMCG bij brief van 26 april 2022 aangeboden een analyse te laten maken naar aanleiding van de gestelde onregelmatigheden als [eiser] toestemming zou geven om het dossier voor dat doel te openen. Bij brief van 4 mei 2022 hebben de advocaten van [eiser] het UMCG laten weten dat [eiser] daarvoor niet voelt, het UMCG verzocht om uiterlijk 9 mei 2022 een nieuwe rapportage te genereren en het brondocument in XLXS- of CSV-formaat naar [eiser] te sturen en meegedeeld dat [eiser] aan niemand toestemming verleent om het medisch dossier van [zoon van eiser] in te zien, te wijzigen of te verwerken, anders dan aan de persoon die de nieuwe rapportage van de logginggegevens zal genereren.
2.5.12.
Op 9 mei 2022 heeft het UMCG [eiser] een loggingrapport in excelformaat gestuurd. Daarna hebben partijen diverse malen gecorrespondeerd om tot een oplossing te komen.
2.5.13.
Bij brief van 1 november 2022 heeft [eiser] het UMCG, kort gezegd, voorgesteld om een deskundige in te schakelen, te weten [deskundige] , verder te noemen [deskundige] , aan wie in aanwezigheid van [eiser] en zijn advocaten toegang wordt verleend tot het volledige patiëntendossier en de daarop betrekking hebbende loggegevens, die dat dossier en die gegevens, zonder tussenkomst van een medewerker van het UMCG, overzet op een USB-stick van [eiser] en zo nodig hard copy prints kan maken. Bij brief van 21 december 2022 heeft het UMCG het verzoek afgewezen. Daarbij stelt hij het aan derden rechtstreeks geven van toegang tot zijn elektronisch patiëntendossier disproportioneel te achten en dat hij al heeft voldaan aan zijn verplichtingen tegenover [eiser] . Het UMCG verklaart zich wel bereid om een medewerker op aanwijzing van [deskundige] het gehele dossier inclusief de logginggegevens van het dossier op een USB-stick te zetten. Bij brief van 9 januari 2023 heeft [eiser] afwijzend op dat voorstel gereageerd en voorgesteld, kort gezegd, dat hij en zijn advocaten aanwezig zijn bij het door [deskundige] genereren van loggevens en het overzetten op een USB-stick, dat [eiser] en zijn advocaten tijdens dat bezoek inzage krijgen in het patiëntendossier en dat [eiser] vervolgens de mogelijkheid krijgt om ontbrekende delen te printen. Bij brief van 2 februari 2023 heeft het UMCG laten weten niet bereid te zijn om mee te werken aan een onderzoek waarbij [eiser] en zijn advocaten aanwezig zijn. Het UMCG heeft daarbij aangegeven dat het recht van [eiser] op een kopie van het dossier niet zo ver strekt dat [eiser] (of iemand namens hem) de kopie van het dossier en de logginggegevens zelf mag genereren. Verdere correspondentie heeft niet tot een oplossing geleid.
2.6.
Bij e-mail van 19 april 2024 heeft de advocaat van het UMCG de advocaat van [eiser] bericht dat het UMCG ter voorbereiding op een procedure een onderzoek zal laten verrichten door [onderzoeker] , verder te noemen [onderzoeker] , om een aantal vragen met betrekking tot de volledigheid van het aan [eiser] verstrekte medisch dossier te beantwoorden. Daarbij is [eiser] uitgenodigd om ook vragen op te geven en desgewenst [deskundige] bij het onderzoek van [onderzoeker] aanwezig te laten zijn. Bij brief van 30 april 2024 heeft [eiser] geantwoord niet aan dat onderzoek te willen meewerken en aan niemand toestemming te geven om zich toegang te verschaffen tot het medisch dossier van [zoon van eiser] .
2.7.
Niettemin heeft het UMCG het aangekondigde onderzoek laten verrichten. [onderzoeker] heeft op 7 mei 2024 gerapporteerd over de vraagstelling van het UMCG, met als conclusie, kort gezegd, dat het UMCG het patiëntendossier van [zoon van eiser] volledig aan [eiser] heeft verstrekt. Het UMCG heeft dat rapport en het loggingrapport van het onderzoek van [onderzoeker] overgelegd.
3. Het geschil
3.1.
[eiser] vordert - na wijziging en vermeerdering van eis - om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
I. voor recht te verklaren dat het UMCG onrechtmatig heeft gehandeld door [onderzoeker] zonder toestemming van [eiser] en zijn zoon, en in strijd met de instructie van [eiser] , toegang te geven tot het patiëntendossier van zijn zoon en de op dat dossier betrekking hebbende loggegevens;
II. primair: het UMCG te veroordelen om binnen een maand na betekening van het in deze zaak te wijzen vonnis aan [eiser] inzage te verstrekken in en afschrift te verstrekken van het volledige patiëntendossier van zijn zoon en de daarop betrekking hebbende loggegevens, op de wijze zoals beschreven in randnummer 8.3 van de dagvaarding van 18 maart 2024,
Subsidiair: voor recht te verklaren dat het UMCG tekort is geschoten in de behandelingsovereenkomst, dan wel onrechtmatig heeft gehandeld, door geen volledig patiëntendossier van zijn zoon en daarop betrekking hebbende loggegevens in te richten, te bewaren en/of aan [eiser] te verstrekken;
III. bij toewijzing van het onder II primair gevorderde, het UMCG te veroordelen tot betaling van een dwangsom van € 1.000,-- per overtreding en per dag dat de overtreding voortduurt, waarbij een gedeelte van een dag telt als een dag, met een maximum van € 100.000,--;
IV. het UMCG te veroordelen in de kosten van dit geding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de veertiende dag na betekening van het in deze zaak te wijzen vonnis, tot aan de dag van algehele voldoening.
3.2.
In randnummer 8.3. van de dagvaarding is de wijze waarop de onder II primair gevorderde inzage plaats dient te vinden als volgt beschreven:
(A) [eiser] , de advocaten van [eiser] en [deskundige] - of een andere door partijen overeen te komen of door de rechter te benoemen deskundige - reizen op een nader te bepalen datum binnen een maand na betekening van het vonnis af naar het UMCG.
(B) Het UMCG maakt voor die dag een apart beheerders-gastaccount voor de deskundige, waarmee hij volledige toegang krijgt tot het patiëntendossier van de zoon van [eiser] . Daaronder valt ook de toegang tot de Release of Information functionaliteit, waarmee hij een vrijgaverapport van het patiëntendossier kan inzien en downloaden en inzicht heeft in de daarop betrekking hebbende loggegevens. Het UMCG beperkt op geen enkele manier de toegangsrechten van de deskundige en past vooraf géén filters toe die ertoe leiden dat de inzage in het patiëntendossier en de daarop betrekking hebben loggegevens wordt beperkt.
(C) De deskundige maakt en downloadt een vrijgaverapport van het patiëntendossier van de zoon van [eiser] en genereert ook een rapportage van de daarop betrekking hebbende loggegevens. Als de deskundige aangeeft dat voor een bepaalde handeling de medewerking van het UMCG noodzakelijk is, dan verleent het UMCG die medewerking in aanwezigheid van [eiser] , zijn advocaten en de deskundige.
(D) De deskundige zet het gedownloade patiëntendossier en de daarop betrekking hebbende loggegevens over op een USB-stick van [eiser] . Dit gebeurt zonder tussenkomst van een medewerker van het UMCG, zodat zeker is dat [eiser] het bestand ontvangt dat door de deskundige is gegenereerd. Als de deskundige aangeeft dat voor een bepaalde handeling de medewerking van het UMCG noodzakelijk is, dan verleent het UMCG die medewerking in aanwezigheid van [eiser] , zijn advocaten en de deskundige.
(E) Zo nodig kan de deskundige ter plekke hard copy prints maken van (delen van) het patiëntendossier en de daarop betrekking hebbende loggegevens.
3.3.
Het UMCG voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiser] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiser] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiser] in de kosten van deze procedure.
4De beoordeling
schikkingspoging
4.1.1.
Tijdens de mondelinge behandeling op 27 januari 2025 hebben partijen hun standpunten over de vorderingen toegelicht en ook mogelijkheden besproken voor een oplossing van het geschil zonder dat de rechtbank bij vonnis op de vorderingen zou beslissen. Daartoe hebben partijen de volgende afspraken gemaakt:
1. Het UMCG zal meewerken aan een deskundigenonderzoek zoals door [eiser] in 8.3 van de dagvaarding is gevorderd, met dien verstande dat de deskundige toegang krijgt via een inzage-account in plaats van een beheerdersaccount. Het UMCG zal ervoor zorgen dat de deskundige een vrijgaverapport van het patiëntendossier van [zoon van eiser] kan maken.
2. Partijen zullen in onderling overleg een deskundige aanwijzen.
3. Voor aanvang van het deskundigenonderzoek zal [eiser] bij akte opgeven welke stukken die volgens hem tot het patiëntendossier behoren door het UMCG nog niet aan hem zijn afgegeven.
Het UMCG krijgt gelegenheid daar op te reageren, waarna desgewenst ruimte is voor re- en dupliek.
4. Ingeval uit de onder 3 bedoelde aktewisseling blijkt dat partijen van mening verschillen over de vraag of het UMCG gehouden is om een bepaald stuk af te geven, zal de rechtbank daarover bij tussenvonnis beslissen. Van dat vonnis zal hoger beroep worden toegestaan.
5. De kosten van de onder 2. bedoelde deskundige zullen worden voorgeschoten door [eiser] .
6. Nadat de deskundige zijn werkzaamheden heeft voltooid zullen partijen in overleg treden over de vraag welke partij uiteindelijk de kosten daarvan zal dragen. Daarbij zal het beginsel “op kosten van ongelijk” als richtsnoer gelden.
7. Mocht dat overleg niet tot overeenstemming leiden, dan zal de rechtbank daarover bij vonnis een beslissing nemen.
8. Partijen realiseren zich dat deze procedure-afspraken niet in alle opzichten aansluiten bij de vorderingen die thans voorliggen. Voor zoveel nodig zal [eiser] zijn vordering dienovereenkomstig wijzigen.
vervolgtraject
4.1.2.
In de na de mondelinge behandeling gewisselde stukken hebben partijen de discussie heropend over de kwalificatie van het account dat de deskundige toegang zou moeten verlenen tot de digitale omgeving van het UMCG. Verder heeft [eiser] een aantal (categorieën van) stukken opgegeven waarvan hij stelt dat die tot het patiëntendossier behoren en nog niet aan hem zijn verstrekt. Het UMCG heeft de rechtbank verzocht een nieuwe mondelinge behandeling te bepalen, in het bijzonder om te bespreken op welke wijze de deskundige toegang zou moeten worden verleend tot haar digitale omgeving. [eiser] verzet zich daartegen en stelt dat ingevolge de op de mondelinge behandeling gemaakte afspraken de rechtbank vonnis zou moeten wijzen, naar de rechtbank begrijpt, over de vraag of het UMCG gehouden is om een bepaald stuk af te geven. Daarbij stelt [eiser] dat het UMCG de gelegenheid heeft verspeeld om op zijn opgave van die stukken te reageren.
4.1.3.
Binnen het kader van de bij de mondelinge behandeling gemaakte afspraken ziet de rechtbank geen ruimte om een vonnis te wijzen. Uit de nadien gewisselde stukken blijkt niet dat partijen inmiddels gezamenlijk een deskundige hebben aangewezen (afspraak onder 2) en ook niet dat ze van mening verschillen over de vraag of het UMCG in het verband van de gemaakte afspraken gehouden is om een bepaald stuk af te geven (afspraak onder 4). Bovendien heeft [eiser] zijn vordering niet gewijzigd als bedoeld in de afspraak onder 8.
4.1.4.
Het doel van de door het UMCG voorgestelde nieuwe behandeling zou kennelijk moeten zijn om de vastgelopen uitvoering van de gemaakte afspraken los te trekken. Gelet op de opstelling van partijen na de mondelinge behandeling ziet de rechtbank echter onvoldoende gezamenlijke intrinsieke wil om het geschil alsnog langs minnelijke weg op te lossen. Daarom zal geen nieuwe mondelinge behandeling worden bepaald. De rechtbank beschouwt het zij-traject van de minnelijke regeling als mislukt. Daarom zal vonnis worden gewezen op basis van de vorderingen die thans voorliggen, zoals weergegeven onder 3.1.
was het onrechtmatig dat het UMCG [onderzoeker] toegang heeft gegeven tot het patiëntendossier van [zoon van eiser] en de op dat dossier betrekking hebbende loggegevens?
4.2.1.
[eiser] heeft zich ter onderbouwing van zijn vordering onder I onder meer beroepen op het medisch beroepsgeheim aan de zijde van het UMCG en het feit dat hij voordat [onderzoeker] diens onderzoek aanving het UMCG meermalen heeft laten weten dat hij niemand toestemming verleent om zich toegang te verschaffen tot het patiëntendossier van [zoon van eiser] . Het UMCG stelt zich op het standpunt dat het gerechtigd was om zonder toestemming van [eiser] het door [onderzoeker] verrichte onderzoek te laten uitvoeren.
4.2.2.
In het arrest van 1 december 2023 (ECLI:NL:HR:2023:1682) heeft de Hoge Raad het beoordelingskader in dit verband gegeven. Daaraan ontleent de rechtbank het volgende.
Het staat een ziekenhuis niet vrij om in het kader van de buitengerechtelijke afhandeling van een aansprakelijkstelling zonder toestemming van de patiënt inzage in diens medisch dossier te geven aan een ten behoeve van de medische hulpverlener ingeschakelde jurist of schadebehandelaar die met de behandeling van het dossier is belast (hierna gezamenlijk aangeduid als: de jurist). Zowel art. 9 lid 1 AVG als art. 88 Wet BIG alsook art. 7:457 lid 1 BW bevat een verbod om medische gegevens over een patiënt te verstrekken aan een ander dan de patiënt. Deze geheimhoudingsplicht staat niet in de weg aan de verstrekking van medische gegevens aan een ander dan de patiënt, indien deze verstrekking berust op de expliciete en rechtsgeldige toestemming van de patiënt. Ingevolge art. 8 lid 2 EVRM en art. 7:457 lid 1 derde volzin BW dient een wettelijke grondslag te bestaan voor inzage door de jurist in de buitengerechtelijke fase in het medisch dossier van de patiënt zonder diens toestemming. Hiervoor bieden art. 9 lid 2 aanhef en onder f AVG, art. 7:941 lid 2 BW en de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) geen grondslag. In het algemeen volstaat voor doorbreking van het medisch beroepsgeheim, de geheimhoudingsplicht van de hulpverlener en het verwerkingsverbod van art. 9 lid 1 AVG een medische machtiging waarin de patiënt toestemming verleent voor het delen van (i) relevante medische gegevens met (ii) in die machtiging genoemde functionarissen zoals een ziekenhuisjurist en/of een schadebehandelaar of jurist van de verzekeraar (iii) ten behoeve van de buitengerechtelijke afhandeling (iv) van een in die machtiging aangeduid voorval, terwijl (v) die machtiging vergezeld gaat van een toelichting waarin wordt uiteengezet waarom een medische machtiging wordt verlangd.
Indien de patiënt zich ertegen verzet dat zijn medische gegevens aan een ander worden verstrekt en weigert een machtiging te verstrekken die voldoet aan de hiervoor genoemde criteria, behoeft de aansprakelijk gestelde hulpverlener geen inhoudelijk standpunt in te nemen over de aansprakelijkstelling. Van de hulpverlener kan niet worden verlangd dat hij een inhoudelijk standpunt inneemt zonder in de gelegenheid te zijn geweest dit standpunt met de jurist te bepalen.
4.2.3.
In de zaak die heeft geleid tot genoemd arrest vond de inzage in een medisch dossier zonder toestemming van de patiënt plaats in de buitengerechtelijk fase van het geschil en door een jurist in plaats van een deskundige als [onderzoeker] , maar in beide gevallen dus door een derde. De rechtbank ziet geen reden om aan te nemen dat de rechtsregels die aan het arrest kunnen worden ontleend in deze zaak niet zouden gelden, alleen omdat de inzage door een derde heeft plaatsgevonden in de fase nadat de zaak bij de rechtbank al aanhangig was gemaakt. De inbreuk op de rechten van de patiënt is in beide gevallen dezelfde en in beide gevallen wordt de hulpverlener door de weigering van de patiënt om toestemming te geven in zijn belangen niet geschaad omdat in zoverre voor hem een verlichte stelplicht geldt.
4.2.4.
Anders dan in de stellingname van het UMCG besloten ligt, is de rechtbank van oordeel dat ervan uit kan worden gegaan dat [onderzoeker] inzage heeft gehad in het medisch dossier van [zoon van eiser] . [onderzoeker] schrijft in zijn rapport ook met zoveel woorden: “Ik heb toegang gekregen tot de Productie omgeving van het UMCG EPD, ik heb leesrechten ontvangen voor het dossier van de heer [eiser]”. Zonder toelichting, die ontbreekt, valt ook niet in te zien dat [onderzoeker] het aan [eiser] verstrekte dossier heeft kunnen vergelijken met het bij het UMCG aanwezige dossier zonder daarvan kennis te nemen.
4.2.5.
Het medisch beroepsgeheim geldt ook na het overlijden van de patiënt, ingevolge artt. 88 Wet BIG en 7:457 lid 1 BW.2 Dat betekent dat het UMCG een derde alleen inzage in het medisch dossier van [zoon van eiser] had mogen geven als het aannemelijk was dat hij daar bij leven expliciet en rechtsgeldig toestemming voor zou hebben gegeven. Naar het oordeel van de rechtbank kon het UMCG daar in dit geval in redelijkheid niet vanuit gaan, aangezien het UMCG ervan op de hoogte was dat [zoon van eiser] had bepaald dat de verplichtingen die voor een hulpverlener uit de wet jegens hem als patiënt voortvloeien, ingeval hij niet meer in staat kan worden geacht tot een redelijke waardering van zijn belangen, door de hulpverlener moeten worden nagekomen tegenover [eiser] en hij het UMCG had laten weten er geen toestemming voor te geven dat [onderzoeker] inzage zou krijgen in het medisch dossier van [zoon van eiser] .
4.2.6.
Uit het vorenstaande moet worden geconcludeerd dat het UMCG heeft gehandeld in strijd met het bepaalde in art. 7:457 lid 1 BW en art. 88 Wet BIG door [onderzoeker] inzage te vertrekken in het medisch dossier van [zoon van eiser] terwijl toestemming van de zijde van de patiënt daarvoor ontbrak. Dat betekent echter niet dat, zoals de vordering inhoudt, het UMCG aldus onrechtmatig heeft gehandeld tegenover [eiser] pro se. De patiëntenrechten waarop hij tegenover het UMCG aanspraak maakt, ontleent [eiser] immers aan die van [zoon van eiser] , die hem daartoe als diens vertegenwoordiger heeft aangewezen. Omdat [eiser] het onrechtmatig karakter van het handelen en nalaten door het UMCG uitsluitend onderbouwt met de schending door het UMCG van de patiëntrechten van [zoon van eiser] , levert dat handelen en nalaten ten aanzien van [eiser] zelf geen onrechtmatige daad op. Daarom zal de vordering onder I. worden afgewezen.
inzage en afschrift van het volledige medische dossier op de wijze zoals gevorderd
4.3.1.
Het recht op inzage in en afschrift van het medisch dossier is geregeld in art. 15d van de Wet aanvullende bepalingen verwerking persoonsgegevens in de zorg. Daarin is bepaald dat, des verzocht, inzage of afschrift van het dossier van de desbetreffende cliënt of van de gegevens betreffende deze cliënt die de zorgaanbieder via een elektronisch uitwisselingssysteem beschikbaar stelt, door de zorgaanbieder op elektronische wijze wordt verstrekt. Op zichzelf staat ook niet ter discussie dat [eiser] recht heeft op inzage in en afschrift van het patiëntendossier van [zoon van eiser] , zij het dat het UMCG stelt daaraan te hebben voldaan.
4.3.2.
[eiser] vordert geen inzage sec, maar inzage die dient te geschieden, zoals weergegeven onder 3.2., dus via een speciaal daarvoor door het UMCG aan te maken beheerders-account, waarbij [eiser] zich kan laten vergezellen door zijn advocaten en een partijdeskundige, [deskundige] , en waarbij het UMCG op geen enkele manier de toegangsrechten van [deskundige] zal beperken. Ook nadat het UMCG had betoogd dat de wettelijke basis voor de aldus geclausuleerde vordering ontbreekt, heeft [eiser] niet een deugdelijke juridische onderbouwing voor deze clausulering gegeven. Ambtshalve, teneinde rechtsgronden aan te vullen, ziet de rechtbank die gronden ook niet. Zoals uit de toelichting blijkt wil [eiser] met zijn vordering kunnen controleren of het dossier waarover hij inmiddels beschikt wel het volledige medisch dossier van [zoon van eiser] is. Dat is op zichzelf een gerechtvaardigd belang, maar rechtvaardigt niet dat het UMCG gehouden zou zijn om aan een partijdeskundige via een beheerdersaccount onbeperkt toegang te verlenen tot het elektronisch systeem van het UMCG. Daarin zitten immers ook andere onder de geheimhoudingsplicht van het UMCG vallende patiëntendossiers en vertrouwelijke gegevens van medewerkers. De vordering strekt dus veel verder dan inzage in of afgifte van het medisch dossier van [zoon van eiser] . Omdat voor dat meerdere een juridische grondslag ontbreekt, moet de primaire vordering onder II. worden afgewezen.
handelen door het UMCG met betrekking tot het patiëntendossier van [zoon van eiser]
4.4.1.
Onder II subsidiair vordert [eiser] voor recht te verklaren dat het UMCG tekort is geschoten in de behandelingsovereenkomst, dan wel onrechtmatig heeft gehandeld door geen volledig patiëntendossier van zijn zoon en daarop betrekking hebbende loggegevens in te richten, te bewaren en/of aan [eiser] te verstrekken.
4.4.2.
Voor zover de vordering inhoudt dat het UMCG tekort is geschoten in de nakoming van de behandelingsovereenkomst tussen het UMCG en [zoon van eiser] kan die niet worden toegewezen omdat [eiser] niet als partij bij die behandelovereenkomst kan worden aangemerkt. Ook de onder 2.2. bedoelde machtiging brengt niet mee dat [eiser] , zoals deze vordering vooronderstelt, pro se rechten aan die behandel-overeenkomst kan ontlenen.
4.5.
Het resterende deel van deze vordering gaat ervan uit dat het UMCG onrechtmatig heeft gehandeld tegenover [eiser] . Op grond van art. 7:454 lid 1 BW was het UMCG tegenover [zoon van eiser] als patiënt gehouden om over hem een patiëntendossier in te richten en te bewaren. Partijen verschillen van mening over de vraag of het UMCG in de nakoming van die verplichtingen tekort is geschoten. Beantwoording van die vraag kan in het midden blijven omdat een eventueel tekortschieten door het UMCG in dat verband geen onrechtmatige daad tegenover [eiser] pro se oplevert. Hetgeen hiervoor is overwogen onder 4.2.6. geldt ook voor dit onderdeel van de vordering.
4.6.1.
Het vorenstaande geldt niet voor zover [eiser] vordert dat het UMCG onrechtmatig heeft gehandeld door aan hem niet een volledig patiëntendossier van zijn zoon te verstrekken. Omdat [zoon van eiser] aan [eiser] toestemming heeft gegeven om zijn medisch dossier in te zien en daarvan een afschrift te ontvangen kan [eiser] ingevolge het bepaalde in art. 7:458a lid 1 aanhef en onder a BW pro se tegenover het UMCG aanspraak maken op inzage in en afschrift van gegevens uit dat dossier.
4.6.2.
[eiser] stelt dat de stukken die het UMCG inmiddels aan hem heeft verstrekt niet het volledige medisch dossier van [zoon van eiser] vormen. Het UMCG betwist dat. Het betwist evenwel niet dat [eiser] recht heeft op verstrekking van het volledige medische dossier als bedoeld in art. 7:454 lid 1 BW. Daarom zal ook de rechtbank daarvan uit gaan en geen consequenties verbinden aan het bepaalde in het derde lid van art. 7:458a BW op grond waarvan de hulpverlener uitsluitend gegevens hoeft te verstrekken voor zover die betrekking hebben op het doel waarvoor inzage wordt gevorderd.
4.6.3.
De vraag die moet worden beantwoord is of er stukken zijn die tot het patiëntendossier van [zoon van eiser] behoren en het UMCG nog niet aan [eiser] verstrekt heeft. De stelplicht op dat punt ligt bij [eiser] . Bij akte van 12 maart 2025 heeft hij onder verwijzing naar eerdere processtukken opgesomd om welke (categorieën van) stukken het volgens hem gaat. De rechtbank zal omtrent elk van die categorieën/stukken beoordelen of het tot het patiëntendossier van [zoon van eiser] behoort en, zo ja, of het nog niet aan [eiser] is verstrekt en of dat onrechtmatig is.
4.6.4.
Voor beantwoording van de vraag of een bepaald stuk deel uitmaakt van het patiëntendossier is het volgende maatgevend. In art. 7:454 lid 1 BW is geregeld dat de hulpverlener in het patiëntendossier aantekening houdt van de gegevens omtrent de gezondheid van de patiënt, de met betrekking tot de patiënt uitgevoerde verrichtingen en andere gegevens, een en ander voor zover dit voor een goede hulpverlening aan de patiënt noodzakelijk is. Bepalend voor de beantwoording van de vraag of bepaalde gegevens of stukken tot het medische dossier behoren is dus de aard van de gegevens, in het bijzonder of de gegevens de goede hulpverlening dienen (zie ook: par. 4.18 concl. P-G bij Hoge Raad 8 juni 2023, ECLI:NL:PHR:2023:574).
4.7.1.
Alle informatie en documenten behorende bij de ontbrekende contactdata.
Hierbij doelt [eiser] op alle momenten waarop [zoon van eiser] contact heeft gehad met het UMCG. Volgens hem zijn 62 contactdata opgenomen in loggegevens die niet terugkeren in de hem verstrekte stukken. Het verweer van het UMCG komt erop neer dat het feit dat in de verstrekte stukken niet alle contactdata genoemd worden niet betekent dat het verstrekte medisch dossier niet compleet is. Wat daar ook van zij, omdat het UMCG hoe dan ook niet gehouden is om, zoals de vordering vooronderstelt, alle informatie en documenten behorende bij de contactdata aan [eiser] te verstrekken, maar alleen die welke de goede hulpverlening van [zoon van eiser] hebben gediend, kan dit onderdeel van de vordering hoe dan ook niet tot toewijzing leiden.
4.7.2.
Inbasketberichten voor zover deze betrekking hebben op de behandeling of gezondheid van [zoon van eiser] .
Het UMCG betwist niet dat zij [eiser] geen inbasketberichten die betrekking hebben op de behandeling of gezondheid van [zoon van eiser] heeft verstrekt. Het stelt dat inbasketberichten deel uitmaken van het interne communicatiesysteem van het UMCG en dat interne communicatie geen deel uitmaakt van het medisch dossier. De rechtbank verwerpt dat standpunt. Het begrip ‘patiëntendossier’ is een verzamelbegrip waaronder alle door hulpverleners gehanteerde vormen van registratie van patiëntgegevens worden begrepen. Het hoeft dus niet zo te zijn dat sprake is van één fysiek dossier dat zich op één locatie bevindt.3 Of bepaalde gegevens of stukken tot het medische dossier behoren is niet afhankelijk van de wijze waarop zij zijn opgeslagen. Als gegevens voldoen aan de hiervoor onder 4.6.4. weergegeven maatstaf, is het UMCG in beginsel - rekening houdend met de privacy van derden, waaronder zijn medewerkers - gehouden om die aan [eiser] te verstrekken. Daarbij geldt dat de dossierplicht van art. 7:454 lid 1 BW het UMCG niet verplicht om dezelfde gegevens meerdere malen in het medisch dossier te bewaren. Omdat het UMCG categorisch nalaat inbasketberichten die betrekking hebben op de gezondheid of behandeling van [zoon van eiser] te delen, is dit onderdeel van de vordering toewijsbaar, echter enkel voor zover dit gegevens betreffen die niet ook al op een andere wijze in het patiëntendossier zijn verwerkt.
4.7.3.
OK-logboeken en OK-rapporten.
In dit verband heeft [eiser] aangevoerd dat uit de loggegevens blijkt dat een OK-logboek is geopend en een OK-rapport is bekeken en afgedrukt, terwijl het UMCG [eiser] geen enkel OK-logboek of OK-rapport heeft verstrekt, terwijl die gegevens naar hun aard betrekking hebben op de gezondheid van [zoon van eiser] . Het UMCG erkent dat aan [eiser] geen OK-logboeken en geen OK-rapporten zijn verstrekt. Het verweer komt er, kort gezegd, op neer dat die stukken als zodanig ook niet bestaan. Het UMCG stelt daarbij het volgende. Vanuit het elektronisch systeem wordt elk kwartier het actuele operatierooster met alle in dat verband relevante medische informatie naar een lokale computer gestuurd, zodat operaties kunnen doorgaan als het computersysteem uitvalt. Iedere verzending leidt tot de logregel “OK-rapport afgedrukt”. Een OK-logboek is de gedeelde documentatie tijdens een operatie, waarin alle betrokkenen vanuit de eigen rol documenteren. Op basis van het logboek en het rapport wordt het operatieverslag gemaakt. Dat verslag maakt deel uit van het medisch dossier.
Uit de stellingen van [eiser] kan niet worden afgeleid dat de gegevens uit het OK-logboek en het OK-rapport, voor zover betrekking hebbend op de gezondheid van [zoon van eiser] en de ten aanzien van hem uitgevoerde verrichtingen, andere gegevens bevatten dan die welke zijn verwerkt in het desbetreffende operatieverslag. Daarom moet ervan worden uitgegaan dat door deze handelwijze van het UMCG is voldaan aan de dossierplicht ingevolge art. 7:454 lid 1 BW en dat [eiser] met het operatieverslag ook kennis heeft gekregen van de onder art. 7:454 lid 1 BW vallende onderdelen van desbetreffende OK-logboeken en OK-rapporten. Dit onderdeel van de vordering is dan ook niet toewijsbaar.
4.7.4.
Klinische notities, inclusief de eerder ondertekende en/of verwijderde versies daarvan.
[eiser] stelt dat er 153 logregels zijn met de omschrijving ‘klinische notitie getekend’, terwijl 76 logregels niet kunnen worden gekoppeld aan de inmiddels aan hem verstrekte klinische notities. Daaraan ontleent hij dat er nog 76 klinische notities ontbreken. Het UMCG heeft toegelicht dat het verschil tussen het aantal verstrekte klinische notities en het aantal desbetreffende logregels komt doordat één klinische notitie meerdere keren kan zijn ondertekend, aangezien iedere aanvulling van een notitie wordt gevolgd door een nieuwe ondertekening. Daarop heeft [eiser] die gang van zaken niet betwist, maar zich op het standpunt gesteld dat eerdere versies van een klinische notitie ook betrekking hebben op de gezondheid en behandeling van [zoon van eiser] en derhalve tot het medisch dossier behoren dat aan hem dient te worden verstrekt. Daarmee miskent [eiser] dat hij met de laatste versie van een klinische notitie ook beschikt over de gegevens van eerdere, niet aangevulde, versies van die notitie. Dit onderdeel van de vordering is dan ook niet toewijsbaar.
4.7.5.
De presentatie van de complicatiebespreking.
Het UMCG stelt bij conclusie van antwoord dat zij deze presentatie al aan [eiser] heeft verstrekt, hoewel het daartoe niet gehouden was. De rechtbank gaat daaraan voorbij omdat, nadat [eiser] dat verweer had weersproken, het UMCG die stellingname van [eiser] niet meer inhoudelijk heeft betwist. Daarom moet het ervoor worden gehouden dat het UMCG het stuk niet aan [eiser] heeft verstrekt. Of dat onrechtmatig is hangt af van de inhoud van het stuk. [eiser] heeft daarover gesteld dat hem van de zijde van het UMCG is meegedeeld dat de bespreking plaatsvond in het kader van een interne ‘veilig-meldenprocedure’ en dat [chirurg] hem heeft verteld wat tijdens de complicatiebespreking is besproken. Bij gebreke van contra-indicaties gaat de rechtbank er daarom vanuit dat het stuk waar het hier om gaat is opgemaakt in het verband van de ‘veilig melden’-regeling van art. 9 lid 6 Wkkgz. In de eerste volzin van die bepaling is geregeld dat de gegevens betreffende intern gemelde incidenten, behoudens die met betrekking tot een calamiteit of geweld in de zorgrelatie, niet in een civielrechtelijke, strafrechtelijke, bestuursrechtelijke of tuchtrechtelijke procedure als bewijs kunnen worden gebruikt. Uit de parlementaire geschiedenis blijkt dat de wetgever tot uitgangspunt heeft genomen dat deze gegevens niet buiten de organisatie van de zorgaanbieder terecht mogen komen. De bescherming van art. 9 lid 6, eerste volzin, Wkkgz strekt zich ook uit tot analyserapporten naar aanleiding van een incident, bijvoorbeeld de analyse naar de diepere oorzaken van gebrek aan communicatie, de analyse van bijna-incidenten (gebeurtenissen waarvan de gevolgen voor cliënten zijn voorkomen) en de vraag of het gaat om een gebrek dat ook bij andere cliënten heeft plaatsgehad en of er een breder patroon achter incidenten te ontdekken is. In art. 9 lid 7 Wkkgz is geregeld dat de gegevens in het interne incidentenregister niet openbaar zijn. Hiermee heeft de wetgever de gegevens in het interne incidentenregister van publieke instanties zoals academische ziekenhuizen en gemeentelijke gezondheidsdiensten willen beschermen tegen verzoeken om openbaarmaking op grond van de Wet open overheid. Bij arrest van 10 februari 2023 heeft de Hoge Raad, gelet op het vorenstaande, geoordeeld dat patiënten en hun naasten geen recht hebben op een calamiteitenrapport, vanwege de ‘veilig melden’-regeling van art. 9 lid 6 Wkkgz (HR 10 februari 2023, ECLI:NL:HR:2023:202). Daarom is het niet onrechtmatig dat het UMCG de calamiteitenpresentatie niet aan [eiser] heeft verstrekt. Daaraan kan niet afdoen dat, zoals [eiser] onbetwist heeft aangevoerd, het UMCG het beleid heeft om een zogenoemde volgens de PRISMA methodiek verrichte Root Cause Analyse aan nabestaanden te verstrekken, aangezien er niet van kan worden uitgegaan dat de presentatie van de complicatiebespreking als zodanig moet worden aangemerkt.
4.7.6.
De informatie en documenten met betrekking tot de DIM-melding.
Tussen partijen is niet in geschil dat het UMCG een DIM-melding heeft gemaakt naar aanleiding van het niet toedienen van antibiotica bij de vervanging van de pacemaker van [zoon van eiser] in 2020. Omdat het UMCG dat niet heeft betwist, moet ervan worden uitgegaan, dat het UMCG desbetreffende stukken niet aan [eiser] heeft verstrekt. [eiser] heeft zich in dit verband beroepen op het bepaalde in art. 10 lid 3 Wkkgz. Die bepaling luidt: De zorgaanbieder doet aan een cliёnt, alsmede een vertegenwoordiger van de cliënt dan wel een nabestaande van de overleden cliënt, onverwijld mededeling van de aard en toedracht van incidenten bij de zorgverlening aan de cliёnt die voor de cliёnt merkbare gevolgen hebben of kunnen hebben en maakt van de aard en toedracht van incidenten aantekening in het dossier van de cliënt. Tevens wordt aantekening gemaakt van het tijdstip waarop het incident heeft plaatsgevonden en de namen van de betrokkenen bij het incident. Daarbij licht de zorgaanbieder de cliënt tevens in over de mogelijkheden om de gevolgen van het incident weg te nemen of te beperken.
Met betrekking tot de DIM-melding heeft [eiser] dus recht op het verstrekken van de aantekeningen in het medisch dossier over de aard en toedracht van het gemelde incident, het tijdstip waarop het incident heeft plaatsgevonden en van de namen van de betrokkenen bij het incident. Het moet ervoor worden gehouden dat het UMCG die aantekeningen niet aan [eiser] heeft verstrekt. In zoverre heeft zij tegenover [eiser] onrechtmatig gehandeld. Voor zover de vordering ziet op andere stukken dan die aantekeningen is de vordering niet toewijsbaar omdat een rechtsgrond daarvoor ontbreekt.
4.7.7.
Het operatieverslag van 4 mei 2021, inclusief de eerder ondertekende en/of verwijderde versies daarvan.
Het UMCG heeft aangevoerd dat het verslag van de op 4 mei 2021 bij [zoon van eiser] uitgevoerde operatie bij de aan [eiser] verstrekte stukken zit, aangezien dat deel uitmaakt van het op 12 mei 2021 door [chirurg] ondertekende, aan [eiser] verstrekte, operatieverslag. Het UMCG heeft toegelicht dat het digitale dossier zo is ingericht dat niet steeds separate documenten betreffende een bepaald onderwerp worden gegenereerd, maar met addenda wordt gewerkt, zodat uiteindelijk één verslag ontstaat met alle relevante documentatie. [eiser] heeft die stellingname inhoudelijk niet weersproken, maar aangevoerd dat het operatieverslag van 4 mei 2021 de behandeling van [zoon van eiser] betreft, zodat hij recht heeft op dat verslag. Dat recht heeft het UMCG echter geëerbiedigd door [eiser] het op 12 mei 2021 door [chirurg] ondertekende verslag te verstrekken waarvan het verslag van de op 4 mei 2021 uitgevoerde operatie deel uitmaakt. Niet valt in te zien dat en waarom het UMCG haar digitale systeem zo zou moeten inrichten dat, zoals [eiser] kennelijk voorstaat, steeds separate documenten worden gegenereerd. Met de door het UMCG gehanteerde methode wordt immers recht gedaan aan het voorschrift van art. 7:454 lid 1 BW, waarbij is geregeld dat de hulpverlener in het patiëntendossier aantekening houdt van de gegevens omtrent de gezondheid van de patiënt, de met betrekking tot de patiënt uitgevoerde verrichtingen en andere gegevens, een en ander voor zover dit voor een goede hulpverlening aan de patiënt noodzakelijk is. Het UMCG is, zoals onder 4.7.2. al is overwogen, niet verplicht om dezelfde gegevens meerdere malen in het medisch dossier van een patiënt te bewaren. Dit onderdeel van de vordering is dan ook niet toewijsbaar.
4.7.8.
Afbeeldingen, waaronder die die door het UMCG buiten de vrijgave zijn gelaten, maar wel betrekking hebben op de behandeling of gezondheid van [zoon van eiser] .
In de toelichting op dit onderdeel van de vordering heeft [eiser] gesteld dat hij doelt op twee afbeeldingen waarvan het UMCG heeft erkend dat die niet aan hem zijn verstrekt - te weten een autorisatie om beschermde gezondheidsinformatie vrij te geven en een ‘holtertape document’ - en op “alle andere afbeeldingen die betrekking hebben op de behandeling of gezondheid van [zoon van eiser] ”.
Over de autorisatie heeft het UMCG aangevoerd dat die niet tot het medisch dossier behoort omdat die inhoudelijk medisch niet relevant is. Daarop heeft [eiser] dat niet weersproken, zodat dit onderdeel van zijn vordering in zoverre niet toewijsbaar is. Van het ‘holtertape document’ heeft het UMCG erkend dat dat aan [eiser] had moeten worden verstrekt. De reden waarom dat nog niet is gebeurd wijt het aan een verkeerde instelling van de computersoftware. Het UMCG heeft toegezegd dat [eiser] alsnog een afschrift van het document kan ontvangen. De rechtbank maakt uit deze - door [eiser] op zichzelf niet weersproken - stellingname op dat het UMCG voorafgaand aan deze procedure zich er niet van bewust was dat het dit stuk nog niet aan [eiser] had verstrekt. Onder die omstandigheden acht de rechtbank dat nalaten nog niet onrechtmatig. Dat zou anders zijn als het UMCG het stuk niet alsnog aan het UMCG zou verstrekken.
Omdat [eiser] geen feiten of omstandigheden heeft aangevoerd waaruit afgeleid moet worden dat het UMCG, zoals het laatste onderdeel van deze vordering inhoudt, alle andere afbeeldingen die betrekking hebben op de behandeling of gezondheid van [zoon van eiser] niet aan hem heeft verstrekt, moet ook dit onderdeel van de vordering worden afgewezen.
4.7.9.
Informatie en documenten over researchstudies.
In de toelichting heeft [eiser] aangevoerd dat in de loggegevens melding wordt gemaakt van “Activiteit Researchstudies geopend” en “Associatie researchstudie aangepast”, terwijl in door aan [eiser] verstrekte stukken geen informatie over researchstudies voorkomt. Zonder toelichting, die ontbreekt, moet ervan worden uitgegaan dat een researchstudie geen op zichzelf staande, niet uit het medisch dossier blijkende, gegevens bevat omtrent de gezondheid van [zoon van eiser] en de met betrekking tot hem uitgevoerde verrichtingen waarvan vastlegging voor een goede hulpverlening nodig is. Daarom hoefde het UMCG informatie en documenten over researchstudies niet aan het patiëntendossier van [zoon van eiser] toe te voegen en handelde het niet onrechtmatig door [eiser] deze gegevens niet te verstrekken. Dat laat onverlet dat, zoals [eiser] heeft aangevoerd, mogelijk zonder toereikende toestemming van de zijde van [zoon van eiser] een researchstudie heeft plaatsgehad. Maar de mogelijke onrechtmatigheid daarvan is geen onderwerp van de voorliggende vorderingen.
4.7.10.
Orderdetails, inclusief daaraan verbonden documenten, die betrekking hebben op de behandeling of gezondheid van [zoon van eiser] .
Hierbij doelt [eiser] op aanvragen voor laboratoriumonderzoeken, beeldvormend onderzoek of verrichtingen. De rechtbank is van oordeel dat een dergelijke aanvraag, anders dan het resultaat van desbetreffend onderzoek of desbetreffende verrichtingen, geen gegevens bevat omtrent de gezondheid van [zoon van eiser] en de met betrekking tot hem uitgevoerde verrichtingen in de zin van het bepaalde in art. 7:454 lid 1 BW. Daarom kan dit onderdeel van de vordering niet tot toewijzing leiden.
4.8.
[eiser] zal, als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld tot betaling van de proceskosten (inclusief nakosten). De proceskosten van het UMCG worden begroot op:
- griffierecht |
€ |
688,00 |
|
- salaris advocaat |
€ |
2.149,00 |
(3,5 punten × € 614,00) |
- nakosten |
€ |
178,00 |
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing) |
Tota |
1Decentraal Incident Meldingencommissie
2De Algemene verordening gegevensbescherming is niet van toepassing (overweging 27 AVG)
3Kamerstukken II 1989/90, 21561, nr. 3, p. 17(https://repository.overheid.nl/frbr/sgd/19891990/0000041060/1/pdf/SGD_19891990_0006449.pdf)
Rechtbank Noord-Nederland 17 september 2025, ECLI:NL:RBNNE:2025:3761