RBDHA 230725 geen aansprakelijkheid Odido t.z.v. zorg- of waarschuwingsplicht; geen plausibel vermoeden m.b.t. risico's straling 5G-netwerk;
- Meer over dit onderwerp:
RBDHA 230725 geen aansprakelijkheid Odido t.z.v. zorg- of waarschuwingsplicht; geen plausibel vermoeden m.b.t. risico's straling 5G-netwerk;
5De beoordeling
Schadevoorkomingsplicht
5.1.
De rechtbank begrijpt de vordering van [eisers] aldus dat zij met een verwijzing naar het leerstuk gevaarzetting een beroep doen op een contractuele schadevoorkomingsplicht van Odido als aanbieder van mobiele communicatiediensten via 5G datatransmissie.
5.2.
De schadevoorkomingsplicht is een toepassing van de algemene zorgvuldigheidsnorm in het leerstuk van gevaarzetting. De maatschappelijke zorgvuldigheid eist dat [eisers] niet blootgesteld worden aan een groter gevaar dan onder de gegeven omstandigheden redelijkerwijs verantwoord is. Dit betekent dat het gevaar, afhankelijk van de omstandigheden, moet worden weggenomen, althans tot maatschappelijk aanvaardbare proporties moet worden teruggebracht, door het treffen van adequate voorzorgsmaatregelen.
5.3.
Bij de schadevoorkomingsplicht gaat het niet om een absolute waarborg voor de bescherming van in dit geval [eisers] , maar gaat het om de verplichting van Odido om die maatregelen te treffen die, mede afhankelijk van de concrete omstandigheden van het geval, redelijkerwijs nodig zijn om schade als gevolg van het aanbieden van mobiele communicatiediensten via 5G datatransmissie te voorkomen.
5.4.
De omstandigheden die van belang zijn bij de beoordeling of sprake is van een schadevoorkomingsplicht zijn ontleend aan Hoge Raad 5 november 1965, ECLI:NL:HR:1965:AB7079, NJ 1966, 136 (Kelderluik). Deze Kelderluikfactoren zijn toegespitst op buitencontractuele gevaarzettingssituaties. Zij kunnen ook binnen contractuele verhoudingen worden toegepast. De volgende omstandigheden zijn van belang:
-
de aard en omvang van de schade als gevolg van blootstelling aan elektromagnetische straling;
-
de bekendheid en voorzienbaarheid van deze schade;
-
de kans dat de schade zich daadwerkelijk verwezenlijkt;
-
de aard van de gedraging van Odido;
-
de bezwaarlijkheid om (effectieve) voorzorgsmaatregelen te treffen; en
-
de belangen die zijn gediend met de gedragingen van Odido.
5.5.
De beoordeling van deze omstandigheden moet plaatsvinden met inachtneming van de stand van de wetenschap op het moment van het aanbieden van mobiele communicatiediensten via 5G datatransmissie, de beschikbare mogelijkheden tot het nemen van veiligheidsmaatregelen en de kosten-batenverhouding van de te nemen veiligheidsmaatregelen.
5.6.
Het voorzorgbeginsel brengt met zich dat een schadevoorkomingsplicht ook aan de orde kan zijn in geval van een onzeker risico. Zo ontslaat het ontbreken van wetenschappelijke zekerheid over de precieze aard en omvang van risico’s die zich pas over langere tijd zullen (kunnen) verwezenlijken, overheden niet van hun verplichting om voorzorgsmaatregelen te treffen. Wetenschappelijke onzekerheid over de aanwezigheid van gevaar of over de eventuele gevolgen kan, in combinatie met vermoedens van het bestaan van een risico, een reden zijn tot proactief handelen en dus tot het treffen van een maatregel op grond van de schadevoorkomingsplicht. Er is dan ook geen doorslaggevend bewijs voor het bestaan van een risico vereist.
5.7.
Hiertegenover staat dat niet ieder vermoeden reden geeft tot een verplichting tot het treffen van maatregelen. De Kelderluikfactoren (met name factoren 1, 2 en 3) vereisen dat op zijn minst sprake moet zijn van een plausibel vermoeden van het bestaan van een risico. Dit vereist een wetenschappelijk gefundeerde hypothese over het bestaan van een risico, die dusdanig geloofwaardig wordt geacht dat de aanwezigheid van het gevaar niet kan worden genegeerd. Daarbij gaat het niet om de opvatting van een enkele wetenschapper, maar om die van de redelijk oordelende wetenschapper, die op de hoogte is van alle relevante wetenschappelijke kennis over het betreffende risico.
5.8.
Wanneer een plausibel vermoeden van een risico aanwezig is, moet dit risico vervolgens worden afgezet tegen de aard van de gedraging, de bezwaarlijkheid om (effectieve) voorzorgsmaatregelen te treffen en de belangen die gediend zijn met de gedragingen om te beoordelen of sprake is van een schadevoorkomingsplicht.
Er is geen sprake van een plausibel vermoeden van een risico.
5.9.
Door [eisers] is niet betwist dat Odido het spectrum van 24,25 GHz tot en met 27,5 GHz niet gebruikt, zodat dit geschil zich beperkt tot de blootstelling van [eisers] aan elektromagnetische straling door het gebruik door Odido van de frequentiebandbreedtes van 723 MHz tot en met 733 MHz, 778 MHz tot en met 788 MHz en 3.550 MHz tot en met 3.650 MHz voor het in stand houden van haar netwerk voor mobiele communicatiediensten via 5G datatransmissie. Tussen partijen is niet in geschil dat Odido de in de Aanbeveling opgenomen en door de Nederlandse overheid overgenomen limieten voor blootstelling aan elektromagnetische straling niet overschrijdt en dat deze limieten zijn vastgesteld op basis van één vijftigste van de door ICNIRP vastgestelde grenswaarden voor acute effecten van blootstelling aan elektromagnetische straling.
5.10.
[eisers] beroepen zich met name op het RIVM-rapport uit 2019 en het rapport van de Gezondheidsraad. Uit het RIVM-rapport volgt dat er geen publicaties zijn gevonden over biologische of gezondheidseffecten waarin specifiek is gekeken naar effecten van blootstelling aan elektromagnetische straling in een netwerk voor mobiele communicatiediensten via 5G datatransmissie. In het rapport van de Gezondheidsraad is onderzocht of de gebruikte frequenties voor mobiele communicatiediensten via 5G datatransmissie in potentie gevaarlijk kunnen zijn, waarmee wordt bedoeld dat de conclusies van de Gezondheidsraad betrekking hebben op de intrinsieke eigenschap van de onderzochte radiofrequente elektromagnetische straling om de gezondheid te schaden. Uit het rapport volgt voorts dat de samenhang tussen blootstelling aan elektromagnetische straling en ziekten als kanker, verminderde mannelijke vruchtbaarheid, slechtere zwangerschapsuitkomsten en geboorteafwijkingen niet waarschijnlijk is, maar ook niet kan worden uitgesloten. Voor veranderingen in elektrische activiteit in de hersenen concludeert de Gezondheidsraad dat een verband met blootstelling aan elektromagnetische straling waarschijnlijk is, maar dat het onbekend is of die verandering gunstig of ongunstig is voor de volksgezondheid. Voor de meeste overige biologische processen is niet waarschijnlijk dat veranderingen daarin samenhangen met blootstelling aan elektromagnetische straling, al is een verband ook niet uit te sluiten.
5.11.
[eisers] verbinden aan deze rapportages de conclusie dat zij worden blootgesteld aan gevaar, omdat niet zeker is dat het gebruik van de frequenties veilig is. Er is volgens hen een niet te verwaarlozen risico, omdat de potentie van gezondheidsschade mogelijk is.
5.12.
Odido onderschrijft de bevindingen van het RIVM-rapport en het rapport van de Gezondheidsraad. Zij verbindt hier evenwel de conclusie aan dat geen sprake is van een rechtens relevant gevaar, omdat niet met zekerheid is vastgesteld dat er een verband is tussen blootstelling en negatieve effecten voor de gezondheid. Odido verwijst in dit kader naar informatie van de website van de WHO, waaruit volgt dat het wetenschappelijk gezien vrijwel onmogelijk is om aan te tonen dat er geen verband is tussen blootstelling aan elektromagnetische straling en gezondheidsschade. Daarnaast wijst zij erop dat de onderhavige frequenties al jaren worden gebruikt zonder dat dit heeft geleid tot gezondheidsschade en wijst zij op de conclusie in het rapport van de Gezondheidsraad dat er geen reden is om de ingebruikname van de lagere frequentiebanden voor mobiele communicatiediensten via 5G datatransmissie te beperken of te stoppen.
5.13.
Uit deze rapporten en bevindingen maakt de rechtbank op dat het weliswaar onwaarschijnlijk is dat blootstelling aan de in rechtsoverweging 5.9 genoemde elektromagnetische straling schadelijk is voor de gezondheid, maar tevens dat dit (nog) niet uitgesloten is. De rechtbank begrijpt daarnaast dat het inherent aan het gebruik van magnetische straling is dat gezondheidseffecten niet uitgesloten kunnen worden en dat het wetenschappelijk (volledig) uitsluiten van negatieve effecten vrijwel onmogelijk is.
5.14.
Naar het oordeel van de rechtbank hebben [eisers] onvoldoende onderbouwd dat sprake is van een plausibel vermoeden van het bestaan van een risico. Dat gezondheidseffecten niet uitgesloten kunnen worden, maakt niet (per definitie) dat sprake is van een plausibel vermoeden van een risico. Daarvoor is meer nodig, namelijk een wetenschappelijke gefundeerde hypothese over het bestaan van een risico, beoordeeld aan de hand van de kennis van de redelijk oordelende wetenschapper die op de hoogte is van alle relevante wetenschappelijke kennis over het betreffende risico. Een dergelijke conclusie volgt echter niet uit de door [eisers] aangehaalde rapporten en bevindingen en [eisers] hebben buiten de rapporten om slechts gewezen op de algemene potentie van gevaar voor de volksgezondheid door het gebruik van elektromagnetische straling en het ontbreken van (absolute) zekerheid dat het gebruik van de betreffende frequenties veilig is. Aangezien Odido onweersproken heeft aangevoerd dat de betreffende frequenties al tientallen jaren gebruikt worden voor tal van communicatiediensten zonder dat aantoonbare gezondheidsschade bekend is door het gebruik van deze frequenties én het niet in geschil is dat Odido binnen de limieten blijft die vastgesteld zijn op één vijftigste van de door het ICNIRP vastgestelde grenswaarden voor acute effecten, had het op de weg van [eisers] gelegen om hun stelling nader te onderbouwen. Dit hebben [eisers] evenwel nagelaten.
5.15.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat niet vastgesteld kan worden dat er sprake is van een plausibel vermoeden van een gezondheidsrisico door blootstelling aan elektromagnetische straling in samenhang met de door Odido aangeboden mobiele communicatiediensten via 5G datatransmissie. Als gevolg hiervan behoeven de overige in rechtsoverweging 5.4 genoemde factoren geen bespreking en komt de rechtbank tot het oordeel dat Odido niet op grond van een schadevoorkomingsplicht gehouden is tot het treffen van voorzorgsmaatregelen zoals het waarschuwen van haar klanten.
5.16.
Resumerend geldt dat op Odido geen bijzondere zorgplicht of waarschuwingsplicht rust met betrekking tot de mogelijke risico’s die verbonden zijn aan de blootstelling aan elektromagnetische straling door het gebruik van mobiele communicatiediensten via 5G datatransmissie in de in rechtsoverweging 5.9 genoemde frequentieruimte. Odido kan deze zorgplicht of waarschuwingsplicht dan ook niet geschonden hebben.
Geen waarschuwingsplicht op grond van productaansprakelijkheid
5.17.
[eisers] hebben aangevoerd dat de door Odido geleverde simkaart een product is in de zin van de richtlijn productaansprakelijkheid13. De rechtbank begrijpt [eisers] aldus dat zij met een verwijzing naar het leerstuk productaansprakelijkheid stellen dat Odido onrechtmatig handelt, omdat de door Odido geleverde simkaart gebrekkig is vanwege het ontbreken van een waarschuwing over de risico’s die verbonden zijn aan het gebruik van de simkaart.
5.18.
Bij de beoordeling of de simkaart gebrekkig is, is beslissend of ten tijde van de levering van de simkaart of de dienst binnen de maatschappelijke kring waartoe Odido behoort bekend moet worden geacht dat aan het blootstellen van [eisers] aan de elektromagnetische straling door het gebruik van mobiele communicatiediensten via 5G datatransmissie onaanvaardbare gezondheidsrisico’s zijn verbonden.
5.19.
Naar het oordeel van de rechtbank kan een zodanige bekendheid niet worden aangenomen. Dit vereist immers een hogere mate van bekendheid dan hiervoor is uitgewerkt met betrekking tot de schadevoorkomingsplicht, terwijl de rechtbank op dat punt heeft overwogen dat niet kan worden vastgesteld dat sprake is van een plausibel vermoeden van een gezondheidsrisico bij de blootstelling aan elektromagnetische straling door het gebruik van mobiele communicatiediensten via 5G datatransmissie (zie rechtsoverwegingen 5.14 en 5.15). Van een gebrekkige simkaart of dienst in de betekenis zoals aangevoerd door [eisers] is dan ook geen sprake.
5.20. Gezien het voorgaande handelt Odido niet onrechtmatig jegens [eisers] door geen instructies of waarschuwing te verstrekken. Rechtbank Den Haag 23 juli 2025, ECLI:NL:RBDHA:2025:13057