Overslaan en naar de inhoud gaan

GHARL 161121 beroep n.o.; geen deelvonnis; geen beslissingen m.b.t. enig deel van gevorderde dat een einde maakt aan het geschil.

GHARL 161121 beroep n.o.; geen deelvonnis; geen beslissingen m.b.t. enig deel van gevorderde dat een einde maakt aan het geschil.

3
De motivering van de beslissing

3.1
De werknemers waren in de periode 2008/2009 tot 1 maart 2015 in dienst bij ETNL. De werknemers stellen dat zij in de uitoefening van hun werkzaamheden medische klachten hebben opgelopen, doordat ETNL haar zorgplicht niet in acht heeft genomen. Zij vorderen daarom ieder op grond van artikel 7:658 BW schadevergoeding van ETNL.

3.2
De kantonrechter heeft in zijn vonnis van 20 april 2021 overwogen dat uit artikel 7:658 lid 2 BW volgt dat de werknemers eerst dienen aan te tonen dat zij schade hebben geleden in de uitoefening van hun werkzaamheden en dat ETNL daarna om aan aansprakelijkheid te ontkomen moet aantonen dat zij aan haar zorgplicht heeft voldaan. De kantonrechter heeft de zaak vervolgens verwezen naar de rol van 18 mei 2021. De kantonrechter heeft de werknemers de gelegenheid geboden zich op die datum uit te laten over hun medische klachten en de vraag of die veroorzaakt (kunnen) zijn door de werkzaamheden. Vervolgens hebben de werknemers de kantonrechter verzocht tussentijds hoger beroep tegen het vonnis van 20 april 2021 open te stellen. Dit verzoek heeft de kantonrechter afgewezen.

3.3
De werknemers hebben, zonder toestemming van de kantonrechter, hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 20 april 2021. Zij vorderen dat het hof het vonnis van de kantonrechter vernietigt met veroordeling van ETNL in de kosten van het geding in beide instanties. De werknemers voeren aan dat tussentijds hoger beroep mogelijk is, omdat het om een deelvonnis gaat omdat daarin ook een einduitspraakcomponent zit. ETNL heeft bij akte geconcludeerd dat de werknemers niet-ontvankelijk verklaard dienen te worden, omdat het vonnis van 20 april 2021 een zuiver tussenvonnis betreft.

3.4
Het hof stelt voorop dat op grond van artikel 337 lid 2 Rv van een tussenvonnis slechts tegelijk met het eindvonnis hoger beroep kan worden ingesteld, tenzij de rechter anders heeft bepaald. Bij de toepassing van artikel 337 lid 2 Rv is van belang of het vonnis uitsluitend een tussenvonnis is of mede een (gedeeltelijk) eindvonnis, ook wel een deelvonnis genoemd. Een deelvonnis is een combinatie van een eindvonnis en een tussenvonnis. Indien in het vonnis door een uitdrukkelijk dictum omtrent enig deel van het gevorderde een einde wordt gemaakt aan de instantie, is in zoverre sprake van een eindvonnis.1 Van dat eindvonnisgedeelte dient binnen drie maanden hoger beroep worden ingesteld.

3.5
In dit geval heeft de kantonrechter in de overwegingen van het vonnis beslissingen genomen over de bewijslastverdeling en instructie gegeven voor het verdere verloop van de procedure. De kantonrechter heeft in het dictum echter geen beslissingen genomen met betrekking tot enig deel van het gevorderde dat een einde maakt aan het geschil. Het vonnis van 20 april 2021 is daarom een zuiver tussenvonnis en geen deelvonnis. Nu de kantonrechter geen tussentijds hoger beroep heeft opengesteld, zullen de werknemers niet-ontvankelijk verklaard worden in hun hoger beroep. ECLI:NL:GHARL:2021:10609